ECLI:NL:RBROT:2023:12096

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 november 2023
Publicatiedatum
20 december 2023
Zaaknummer
C/10/667918 / JE RK 23-2549
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarige kinderen na zorgelijke omstandigheden rondom ouders

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 24 november 2023, wordt het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming om een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige kinderen [kind01] en [kind02] afgewezen. De kinderen verblijven momenteel in een pleeggezin en de Raad heeft verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van drie maanden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er aanvankelijk grote zorgen waren over de veiligheid van de kinderen, vooral met betrekking tot de vader, die in het bezit is van een vuurwapen en dreigende uitspraken zou hebben gedaan. De moeder heeft ook een steekincident met de vader gehad, wat leidde tot de betrokkenheid van de Raad en de GI.

Tijdens de zitting op 24 november 2023 is gebleken dat de zorgen over de vader zijn afgenomen, terwijl de zorgen over de moeder nog steeds bestaan. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de vader in staat is om voor de kinderen te zorgen, mits hij in de echtelijke woning kan verblijven. De ouders hebben ingestemd met een tijdelijke regeling waarbij de moeder bij een vriendin verblijft. De kinderrechter heeft benadrukt dat de ouders moeten blijven meewerken aan het onderzoek van de Raad en dat de veiligheid van de kinderen voorop staat. De voorlopige ondertoezichtstelling van de kinderen blijft in stand tot 28 januari 2024.

De kinderrechter heeft het verzoek van de Raad om de kinderen uit huis te plaatsen afgewezen, maar heeft voorwaarden gesteld aan de omgang tussen de moeder en de kinderen. De ouders moeten samenwerken met de GI en de Raad om de situatie te normaliseren en ervoor te zorgen dat de kinderen veilig kunnen opgroeien.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/667918 / JE RK 23-2549
Datum uitspraak: 24 november 2023
Beschikking van de kinderrechter
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de Raad,
over
[kind01],
geboren op [geboortedatum01] 2020 in [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ), hierna te noemen [kind01] ,
[kind02],
geboren op [geboortedatum02] 2021 in [geboorteplaats02] , hierna te noemen [kind02] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[naam01],
hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. F. el Makhtari, kantoorhoudende te Rotterdam,
[naam02],
hierna te noemen de vader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. N. el Hadje, kantoorhoudende te Rotterdam.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • de beschikking van 28 oktober 2023 en de daarin genoemde stukken;
  • het verweerschrift met bijlagen van mr. El Hadje, namens de vader, van 7 november 2023;
  • het proces-verbaal van de zitting van 9 november 2023.
1.2.
Op 9 november 2023 stond de mondelinge behandeling van het (spoed)verzoek van de GI gepland. Ter zitting is gebleken dat de opgeroepen tolk niet is verschenen. Een tolk is noodzakelijk omdat de moeder de Nederlandse taal niet (voldoende) machtig is. Hierop is de behandeling van de zaak aangehouden.
1.3.
Op 24 november 2023 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder met haar advocaat;
- twee vertegenwoordigers van de Raad, [naam03] en [naam04] ;
- twee vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: de GI), [naam05] en [naam06] .
1.4.
Aangezien de moeder de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, maar wel de Marokkaans Arabische taal, was aanwezig [naam07] , tolk in de Marokkaans Arabische taal.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [kind01] en [kind02] .
2.2.
[kind01] en [kind02] verblijven in een pleeggezin.
2.3.
Bij spoedbeschikking van 28 oktober 2023 zijn [kind01] en [kind02] voorlopig onder toezicht gesteld tot 28 januari 2024.
2.4.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 28 oktober 2023 ook een (spoed)machtiging verleend om [kind01] en [kind02] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van vier weken, te weten tot 25 november 2023. De beslissing op het overige deel van het verzoek is aangehouden.

3.Het aangehouden verzoek

3.1.
De Raad heeft een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] en [kind02] in een voorziening voor pleegzorg verzocht voor de duur van drie maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Er moet nog worden beslist op de periode tot 28 januari 2024.
3.2.
De Raad wijzigt het verzoek in die zin dat een machtiging tot uithuisplaatsing in het netwerk, te weten bij de grootouders vaderszijde, wordt verzocht.

4.De standpunten

4.1.
De Raad brengt het volgende naar voren. Op het moment dat de Raad betrokken raakte, waren er grote zorgen over de dreiging die uitging vanuit de vader en de veiligheidsrisico’s voor alle betrokkenen. De vader is agent en heeft daardoor beschikking over een vuurwapen. De moeder heeft gezegd dat de vader gedreigd zou hebben om dit wapen te gebruiken. Ook heeft hij zorgelijke uitspraken gedaan bij Veilig Thuis. Ook was er een vrees dat hij in de politiesystemen kon zien welke medewerkers vanuit het Crisis Interventie Team betrokken waren. In eerste instantie is ervoor gekozen om in deze zaak anoniem te werken. Ook waren er zorgen over aantekeningen die waren gevonden bij de vader thuis en de intimiderende situatie die Veilig Thuis heeft ervaren. Inmiddels heeft de Raad in gesprek met de vader meer informatie gekregen en zijn de zorgen afgenomen. Ook is duidelijk geworden dat deze aantekeningen door een medewerker zijn vergeten. Als wordt geconstateerd dat de zorgen over de vader onterecht zijn ontstaan, moet de situatie weer heel snel worden genormaliseerd. De Raad heeft vragen gesteld aan Veilig Thuis over de gang van zaken in aanloop naar het spoedverzoek en de uithuisplaatsing en verwacht daar volgende week reactie op te krijgen. De verhalen van de ouders staan haaks op elkaar.
In mei en juni van dit jaar zijn veel zorgen ontstaan over de moeder. Daarna zijn er ook zorgelijk signalen over de vader naar voren gekomen. De moeder heeft vervolgens bij een vrouwenopvang verbleven, waar zorgen over haar gedrag zijn ontstaan. De Raad wil zo snel mogelijk uitzoeken hoe de dynamiek tussen de ouders werkt. In de tussentijd is het van belang dat de kinderen op een veilige plek verblijven, bij voorkeur in het netwerk. De grootouders vaderszijde zijn positief gescreend.
4.2.
De GI brengt ter zitting naar voren dat zij nu een week betrokken is bij het gezin. Eerder was het Crisis Interventie Team (CIT) betrokken. In de afgelopen week heeft de GI met de vader en de moeder gesproken. Dat zijn goede gesprekken geweest waarbij onder meer de situatie en de huidige maatregelen zijn besproken. De ouders hebben aangegeven dat zij openstaan voor hulpverlening en bereid zijn om te doen wat nodig is. Daarnaast heeft er een begeleid bezoek met de ouders en de kinderen plaatsgevonden. Dat bezoek is goed verlopen. Wel was het afscheid voor de ouders en de kinderen ontzettend zwaar. De GI heeft contact gezocht met Veilig Thuis om vragen te kunnen stellen over onduidelijkheden in het dossier.
4.3.
De vader brengt, mede bij monde van zijn advocaat, in aanvulling op het verweerschrift met bijlagen, het volgende naar voren. De Raad en de GI hebben geen gedegen onderzoek gedaan. Zij hebben niet gecheckt of het gaat om feiten. Doordat de tolk bij de vorige zitting niet aanwezig was, hebben de kinderen nog langer bij onbekende mensen moeten verblijven. De kinderen zijn abrupt uit hun vertrouwde situatie weggehaald. Dat is schadelijk voor de kinderen en heeft een flinke impact op hun leven en op dat van de vader. De moeder heeft de vader in mei van dit jaar in zijn arm gestoken. Naar aanleiding van dit incident is het CIT betrokken geraakt. Toen is bepaald dat de moeder de echtelijke woning moest verlaten en dat de vader voor de kinderen zou zorgen. Dit is goed gegaan. In de tijd heeft begeleide omgang tussen de moeder en de kinderen plaatsgevonden. De kinderen zijn uiteindelijk weer bij de moeder gaan wonen. Vervolgens heeft de kinderrechter besloten om de kinderen acuut uit huis te plaatsen. Daarbij is niet gekeken of de kinderen terecht konden in het netwerk of bij de vader. De Raad heeft klakkeloos de zorgen van de moeder overgenomen, wetende dat de moeder al langere tijd kampt met psychische problemen. De moeder is niet betrouwbaar. Zij komt afspraken bij het CIT niet na en doet uitspraken over de vader die niet worden onderbouwd, zoals dat de vader de moeder zou doodschieten met een vuurwapen. De machtiging tot uithuisplaatsing heeft niet te maken met ‘het vuurwapenverhaal’, maar met het enkele feit dat de vader bij Veilig Thuis iets heeft gezegd als: “als ik mijn baan kwijt raak, raakt het gezin kwijt”. Die uitspraak is uit zijn verband getrokken en zonder context weergegeven. Dit is niet eens een goede Nederlandse zin, terwijl de vader gewoon goed Nederlands spreekt. Verder werd gesuggereerd dat de vader vanwege zijn baan bij gegevens van Veilig Thuis kan komen. Dat is niet waar. Er zijn geen zorgen over de vader als opvoeder. Hij heeft eerder voor de kinderen gezorgd en dat heeft hij ontzettend goed gedaan. De vader staat open voor intensieve thuisbegeleiding, indien dat nodig wordt geacht. Er wordt verzocht om de kinderen met spoed bij de vader te plaatsen.
De vader en zijn advocaat zijn voornemens om binnenkort om tafel te gaan met de moeder en haar advocaat. De vader geeft al langere tijd bij de moeder aan dat zij psychische hulp nodig heeft. De moeder geeft nu zelf ook aan hulp te willen.
4.4.
De moeder brengt, mede bij monde van haar advocaat, naar voren.
Er waren zorgen aan de kant van de moeder vanwege het steekincident in mei. Veilig Thuis heeft toen geprobeerd om de moeder en de kinderen naar een opvang te brengen, maar daar heeft de advocaat van de moeder een stokje voor gestoken. De moeder verbleef op dat moment met de kinderen in de echtelijke woning en de vader had aangegeven dat hij ergens anders zou gaan wonen als dat nodig was. Vervolgens is de moeder onder dwang van Veilig Thuis alsnog in een vrouwenopvang terecht gekomen. Het is niet duidelijk waarom de zorgen niet konden worden ondervangen met ambulante hulp. Bij Veilig Thuis is meermaals aangegeven dat de moeder hulp nodig heeft. De moeder is in coronatijd naar Nederland gekomen en hier volledig geïsoleerd geweest. Veilig Thuis zou de moeder aanmelden bij een wijkteam, maar dat lijkt niet te zijn gebeurd. De moeder heeft nog altijd geen (sociale) hulp gekregen.
Er zijn veel problemen ontstaan door miscommunicatie. Bij de opvang heeft de moeder diverse formulieren ondertekend zonder dat zij begreep wat daarin stond. De zorgen die zijn geuit door de vrouwenopvang zijn niet terecht. De moeder had in de opvang onenigheid met twee dames. Zij hebben onwaarheden over de moeder verspreid. Het verhaal over het vuurwapen is niet recent en was zomaar bij de moeder op gekomen. Zij was in paniek en heeft toen dit verhaal verteld.
In gesprek met de GI heeft de advocaat van de moeder voorgesteld om met elkaar een plan van aanpak op te stellen om ervoor te zorgen dat de situatie niet meer escaleert. De moeder is akkoord met het gewijzigde verzoek van de Raad en wil dat er gedurende de uithuisplaatsing wordt gekeken hoe de kinderen weer bij de vader of de moeder kunnen wonen.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter overweegt het volgende. Op het moment dat het verzoek van de Raad tot voorlopige ondertoezichtstelling en een (spoed)machtiging van de kinderen bij de rechtbank binnenkwam, was er veel onrust en spanning. In mei van dit jaar heeft de moeder de vader in zijn arm gestoken en zou zij die dag meerdere keren in kussens hebben gestoken in het bijzijn van de kinderen. De ouders gaan scheiden en de moeder heeft tegen de hulpverlening gezegd dat de vader haar bedreigd heeft met een vuurwapen. Nadat de moeder met de kinderen op een vrouwenopvang is geplaatst, is zij daar weggestuurd omdat zij zich niet aan de regels hield. Ook bij de volgende opvangplek is de moeder uiteindelijk weggestuurd. Beide ouders zouden dreigende uitspraken hebben gedaan. Bij zulke ernstige zorgen is het de taak van de Raad en het CIT om de kinderen te beschermen. Ter zitting heeft de kinderrechter ook duidelijk tegen alle partijen gezegd dat in die situatie het niet de fout is van de Raad of de GI is dat de kinderen uit huis zijn geplaatst, zoals gezegd door de advocaten van ouders. Het is de taak van de Raad en GI om in zo’n situatie te handelen en de veiligheid van de kinderen voorop te stellen. Elke suggestie dat dit te lichtzinnig is gedaan of dat dit komt door een gebrek aan psychische hulp voor de moeder is onjuist. De oorzaak van de uithuisplaatsing moeten de ouders in de eerste plaatst bij zichzelf zoeken.
5.2.
Ter zitting geeft de Raad aan dat de situatie veel minder ernstig lijkt dan aanvankelijk werd gedacht. De ouders zijn in gesprek met de GI en staan open voor hulpverlening. In de afgelopen tijd heeft de Raad de zorgen over de vader niet concreet zien worden. Bovendien is de kinderrechter van oordeel dat de vader de zorgen over zijn vermeende dreigende uitspraak onderbouwd heeft betwist in zijn verweerschrift. Dit is verder niet onderbouwd door de GI of de Raad. Ook maken de door de advocaat overgelegde producties dat het beeld rondom de vader moet worden bijgesteld. Dat maakt dat de kinderrechter van oordeel is dat de zorgen rondom de vader sterk zijn afgenomen. De zorgen ten aanzien van de moeder zijn naar het oordeel van de kinderrechter niet minder geworden. Zij heeft de vader en zijn zus verwond en lijkt lichtzinnig heftige uitspraken te doen over het gebruik van het vuurwapen door de vader. Ook is zij tot twee keer toe weggestuurd bij een opvang. Namens de moeder is aangegeven dat zij psychische en sociale hulp nodig heeft. Zij is daar al langere tijd naar op zoek, maar heeft nog geen hulp gekregen.
5.3.
De vader vraagt om de kinderen bij hem te plaatsen. Hij heeft eerder voor de kinderen gezorgd. Veilig Thuis had de kinderen aan de vader toevertrouwd in de periode dat de moeder een huisverbod had en er zijn in die tijd geen zorgen over de kinderen gemeld. Gelet hierop en gelet op wat onder 5.2. is overwogen, ziet de kinderrechter aanleiding om het verzoek van de Raad af te wijzen en de kinderen bij de vader te plaatsen. Dit kan alleen als de vader in de echtelijke woning kan verblijven, omdat de vader op dit moment bij vrienden of familie verblijft. Dat is geen stabiele basis voor de kinderen. Dit is ter zitting door de kinderrechter aan de orde gesteld. Na een schorsing van de mondelinge behandeling geeft de advocaat van de moeder aan dat partijen zijn overeengekomen dat de vader met de kinderen in de echtelijke woning kan verblijven. De moeder kan tijdelijk bij een vriendin verblijven.
5.4.
De kinderrechter verbindt nog een aantal voorwaarden aan de afwijzing van het verzoek, aangezien de zorgen rondom de moeder nog steeds bestaan. Zo is het belangrijk dat de ouders meewerken aan het onderzoek van de Raad, dat nog loopt in het kader van de voorlopige ondertoezichtstelling van de kinderen. Verder zullen de ouders met de GI afspraken moeten maken waar en hoe de moeder contact kan hebben met de kinderen. De moeder heeft samen met de vader gezag over de kinderen, wat betekent dat zij juridisch gezien de kinderen gewoon kan zien. Het is echter wel belangrijk dat dit veilig gebeurt.
Wanneer de ouders zich niet houden aan afspraken of de ouders dingen achterhouden en geheimzinnig doen, dienen de Raad en de GI te allen tijde het belang van de kinderen voorop te zetten. Het is dan een reële optie dat de kinderen weer uit huis worden geplaatst. Het belangrijk dat de ouders dit goed begrijpen en dus moeten blijven meewerken met de GI. Vanuit een stabiele basis kan vervolgens stap voor stap worden gewerkt aan het normaliseren van de situatie. Uiteindelijk is het de bedoeling dat de ouders weer in staat zijn zelfstandig de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen.
5.5.
De kinderrechter zal het aangehouden deel van het verzoek van de Raad afwijzen. De voorlopige ondertoezichtstelling van [kind01] en [kind02] is bij beschikking van 28 oktober 2023 al uitgesproken en blijft in stand tot 28 januari 2024.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst het verzoek af, voor zover daarop niet eerder is beslist.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 24 november 2023 door mr. T. van den Akker, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M.M.C. van der Knaap als griffier, en op schrift gesteld op 14 december 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.