ECLI:NL:RBROT:2023:11971

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 november 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
10/226240-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor grooming en ontuchtige handelingen met een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 november 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan grooming en ontuchtige handelingen met een 14-jarig meisje. De verdachte, geboren op [geboortedatum01], werd in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, en bijzondere voorwaarden. Daarnaast werd een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, met een schadevergoeding van € 2.500,-. De rechtbank overwoog dat de verdachte, die ten tijde van de feiten 29 jaar oud was, zich schuldig had gemaakt aan ernstige inbreuken op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De verdachte had via sociale media contact gezocht met het slachtoffer en had ontuchtige handelingen gepleegd tijdens een ontmoeting op 7 mei 2022. De rechtbank nam in haar overwegingen de psychische problematiek van de verdachte mee, evenals zijn impulsiviteit en gebrekkige ontwikkeling. De rechtbank achtte het noodzakelijk om een gevangenisstraf op te leggen, gezien de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer. De verdachte werd ook verplicht om zich te laten behandelen en contact met minderjarigen te vermijden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/226240-22
Datum uitspraak: 30 november 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] te [plaats01] ,
raadsman mr. A.C. van 't Hek, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 november 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.P.L. van Loon heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, behoudens het contactverbod met [slachtoffer01] ;
  • oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van 2 jaren, bestaande in een contactverbod ten aanzien van [slachtoffer01] , bij overtreding waarvan (telkens) één week hechtenis zal worden toegepast, met een maximum van zes maanden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (feit 1 - ontucht)
De verdachte heeft het onder 1 ten laste gelegde bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering (feit 2 - grooming)
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit, wegens het ontbreken van bewijs dat de verdachte de ontmoeting met het slachtoffer heeft voorgesteld met het oogmerk ontuchtige handelingen te verrichten. Het oogmerk van de verdachte was namelijk het krijgen van aandacht.
4.2.2.
Beoordeling
Voor een bewezenverklaring van grooming is vereist dat de verdachte aan een minderjarige of aan een persoon die zich voordoet als een minderjarige een ontmoeting voorstelt met het oogmerk om seksuele handelingen met deze minderjarige te verrichten. Daarnaast is vereist dat de verdachte enige handeling heeft ondernomen om die ontmoeting te verwezenlijken.
Uit de bewijsmiddelen zoals uitgewerkt in bijlage II bij dit vonnis blijkt dat de verdachte verschillende chatsessies met het destijds 14-jarige slachtoffer heeft gevoerd, waarin hij expliciete seksuele berichten en pornografische foto’s heeft verstuurd. Zo heeft de verdachte onder meer afbeeldingen naar het slachtoffer verstuurd van volwassenen die expliciete seksuele handelingen met elkaar verrichten en daarbij aangegeven dat hij dit ook met haar wil doen. Kort na het versturen van deze seksueel getinte berichten hebben de verdachte en het slachtoffer een tijd en plaats afgesproken om elkaar te ontmoeten. Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat het initiatief bij de totstandkoming van deze ontmoeting bij hem lag. Op 7 mei 2022 heeft een ontmoeting tussen de verdachte en het slachtoffer plaatsgevonden, waarbij hij ontuchtige handelingen met haar heeft verricht, zoals (tong)zoenen, het betasten van haar borsten en zijn vingers tussen haar schaamlippen brengen. Na deze afspraak bleef de verdachte aansturen op een weerzien met het slachtoffer. De verdachte stuurde haar emotioneel en seksueel geladen berichten. Ook stuurde hij het slachtoffer een bericht dat hij naar haar huis zou komen om seks met haar te hebben. Ter terechtzitting heeft de verdachte bevestigd dat hij hoopte dat het slachtoffer hierdoor uit angst of schuldgevoel alsnog met hem zou afspreken, in ieder geval mede met het oog op het hebben van seks met haar. Op basis hiervan kan worden vastgesteld dat de verdachte bij het maken van de afspraak voor een ontmoeting, die op 7 mei 2022 ook heeft plaatsgevonden, en zijn pogingen in de periode daarna om opnieuw tot een ontmoeting te komen, het oogmerk heeft gehad om ontuchtige handelingen met het slachtoffer te verrichten.
4.2.3.
Conclusie
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 7 mei 2022 te [plaats01] , met een minderjarige, te weten [slachtoffer01] (geboren op [geboortedatum02] 2007), die
toen de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer01] ,
namelijk het, meermalen, althans eenmaal,
- zoenen in de mond van die [slachtoffer01] en
- betasten van en wrijven met zijn, verdachtes, hand(en) over de (met kleding
bedekte en ontblote) borsten van die [slachtoffer01] en- brengen en vervolgens houden van zijn vingers tussen de schaamlippen, van die [slachtoffer01] ;
2.
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 30 april 2022 tot
en met 19 mei 2022 te [plaats01] , in elk geval in Nederland,
door middel van en met gebruikmaking van een geautomatiseerd werk of met
gebruikmaking van een communicatiedienst, een computer en/of internet, een
persoon, van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van
zestien jaren nog niet had bereikt, [slachtoffer01], geboren op [geboortedatum02] 2007, een
ontmoeting heeft voorgesteld, met het oogmerk ontuchtige handelingen te
plegen, daartoe
via de app Wink en de app Snapchat, althans via een social media kanaal,
contact heeft gelegd met voornoemde [slachtoffer01] en vervolgens
die [slachtoffer01] heeft voorgesteld af te spreken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
2.
door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een
communicatiedienst een persoon van wie hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, een ontmoeting voorstellen met het oogmerk ontuchtige handelingen met die persoon te plegen, terwijl hij enige handeling onderneemt gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte, die ten tijde van het feit 29 jaar oud was, heeft zich schuldig gemaakt aan grooming en het verrichten van ontuchtige handelingen met een meisje van 14 jaar. Hij wist dat het slachtoffer 14 jaar oud was en wist dat zij kampte met psychische problematiek. Dat heeft hem er echter niet van weerhouden de strafbare feiten te plegen. De verdachte stuurde aan op ontmoetingen. Tijdens de ontmoeting op 7 mei 2022 heeft hij daadwerkelijk seksuele handelingen met haar gepleegd. Die bestonden onder andere uit het binnendringen van haar lichaam. Toen het slachtoffer daarna kenbaar maakte niet opnieuw te kunnen en willen afspreken, heeft de verdachte haar via social media dagenlang bestookt met berichten. De inhoud ervan was afwisselend emotioneel, manipulatief, seksueel expliciet en dreigend van aard met het doel haar opnieuw te ontmoeten. Zo dreigde de verdachte onder meer dat hij naar het huis van het slachtoffer zou komen om daar seks met haar te hebben.
Minderjarigen worden in het algemeen onvoldoende in staat geacht hun seksuele integriteit te bewaken, reden waarom zij beschermd (moeten) worden tegen zichzelf en tegen anderen die misbruik van hen willen maken. De verdachte heeft door zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. De verdachte heeft zijn lustgevoelens vooropgesteld en heeft geen oog gehad voor de mogelijk nadelige gevolgen voor de psychische gesteldheid en seksuele ontwikkeling van het slachtoffer. Dit rekent de rechtbank de verdachte aan, vooral ook omdat hij wist dat het slachtoffer een kwetsbaar meisje is.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 oktober 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Psychologisch onderzoek
Klinisch psycholoog [naam01] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 9 december 2022. Dit rapport houdt – voor zover van belang – het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitstoornis (ADHD gecombineerd type) en van een stoornis in alcoholgebruik, licht. Daarnaast is er bij hem sprake van emotiegerichte coping en, in mindere mate, van een seksuele coping. De impulsiviteit die voortkomt uit de ADHD lijkt, in combinatie met de inadequate (emotiegerichte en seksuele) copingstrategieën en zijn grote sociaal-emotionele achterstand, zeker een rol te hebben gespeeld in de ontmoeting met het slachtoffer en hun daaropvolgende WhatsApp-contacten. Bij het zien van het slachtoffer bleek de verdachte verminderd in staat om zijn seksuele impulsen te remmen. Dat het slachtoffer op dat moment bang was, kan de verdachte achteraf wel inzien, maar hij voelde dit op het moment zelf niet aan. Toen hij voelde dat hij door het slachtoffer werd ‘afgewezen’ en er aan zijn eisen niet werd voldaan, bleef hij er – onder meer vanuit zijn lage frustratietolerantie – enkele dagen via WhatsApp op aandringen dat ze aan zijn eisen moest voldoen. Met name de genoemde impulsiviteit, inadequate copingstrategieën en grote sociaal-emotionele achterstand kunnen worden aangemerkt als factoren, behorend bij een gebrekkige ontwikkeling.
Met het verband tussen de problematiek van de verdachte (gebrekkige ontwikkeling) en de hem ten laste gelegde feiten, wordt aan de rechtbank geadviseerd om de verdachte deze in een verminderde mate toe te rekenen. Behandeling van de verdachte is geïndiceerd ter preventie van recidive. Verwacht wordt dat hij veel baat kan hebben bij ambulante behandeling bij een forensische polikliniek. Momenteel staat hij open voor behandeling en is hij gemotiveerd om aan zichzelf te werken. Genoemde behandeling zou kunnen plaatsvinden in de vorm van ambulante behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijk strafdeel met reclasseringstoezicht.
Rapportages Reclassering
Reclassering Nederland, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 22 december 2022. Dit rapport houdt – voor zover van belang – het volgende in.
De verdachte is niet eerder met justitie in aanraking gekomen als gevolg van dergelijk gedrag, maar hij heeft wel bij de politie, het NIFP en de reclassering aangegeven vergelijkbaar seksueel contact te hebben gehad met een ander destijds 15-jarig meisje. De verdachte lijkt niet bewust op zoek te zijn geweest naar seksueel contact met minderjarigen. Hij erkent het grensoverschrijdende en ontoelaatbare karakter van dit contact, maar hij bleek niet bij machte te zijn om zich van dit contact te onthouden. Er zijn geen redenen om te vermoeden dat er seksuele problematiek ten grondslag ligt aan het ten laste gelegde. Er lijkt meer sprake te zijn van gedrag dat voortkomt uit een verstandelijke beperking van de verdachte, impulsregulatieproblematiek (ADHD), een achtergebleven sociaal-maatschappelijke ontwikkeling en een achtergebleven ontwikkeling op het gebied van seksualiteit en relaties.
De persoonlijke situatie van de verdachte is op verschillende vlakken niet geheel passend bij zijn kalenderleeftijd. Zo woont hij tot op heden bij zijn moeder zonder ooit zelfstandig te hebben gewoond en heeft hij geen opleidingen afgerond. Hij werkt sinds vier jaar onder een vast contract naar tevredenheid van zijn werkgever en van zichzelf. De verdachte is gediagnosticeerd met ADHD en een verstandelijke beperking. Zijn jeugd is vanaf middelbare schoolleeftijd getekend door momenten van probleemgedrag, enkele justitiecontacten en bemoeienis van jeugdzorg. Hij heeft nagenoeg geen ervaring opgedaan op het gebied van relaties en seksualiteit en hij heeft een beperkt sociaal vangnet. Bovendien speelt er problematiek ten aanzien van middelengebruik.
Gelet op het feit dat de kans op herhaling niet kan worden uitgesloten en het feit dat er in de persoonlijke situatie van de verdachte sprake is van meerdere delictgerelateerde en voor gedragsveranderende en risicobeperkende behandeling vatbare risico's, wordt geadviseerd een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, gekoppeld aan een proeftijd en onderstaande bijzondere voorwaarden:
• meldplicht bij reclassering;
• ambulante behandeling;
• contactverbod;
• vermijden contact met minderjarigen.
Reclassering Nederland heeft een voortgangsverslag opgemaakt, gedateerd 30 oktober 2023. Dit rapport houdt – voor zover van belang – het volgende in.
De verdachte zet zich in voor zijn behandeling bij Fivoor (waar hij op 21 maart 2023 mee is gestart), maar de behandeling verloopt moeizaam vanwege zijn angst voor de zitting en zijn schaamte voor de delicten. De behandelaar van Fivoor heeft aangegeven dat zij inschat dat het behandeltraject langer zal duren dan gebruikelijk en heeft de rechtbank ter overweging meegegeven om een proeftijd van drie jaar op te leggen wanneer de geadviseerde bijzondere voorwaarden worden gekoppeld aan een voorwaardelijk strafdeel.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toerekening van het bewezen verklaarde
Nu de conclusies van de psycholoog gedragen wordt door zijn bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens, in verband waarmee hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Gevangenisstraf
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en heeft de rechtbank de vastgestelde verminderde toerekenbaarheid betrokken.
Daarnaast heeft de rechtbank in het voordeel van de verdachte rekening gehouden met zijn houding op de zitting, waar hij openheid van zaken heeft gegeven en oprecht berouw heeft getoond.
De raadsman heeft bepleit om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf (langer dan de tijd die de verdachte in verzekering is gesteld) op te leggen, maar in plaats daarvan een forse taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf. Daar gaat de rechtbank niet in mee, omdat dit geen recht zou doen aan de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer. Een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van aanmerkelijke duur is in deze zaak op zijn plaats. De rechtbank zal wel een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd en de geadviseerde proeftijd van drie jaar daarbij overnemen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er mede toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht
Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van twee jaar opgelegd, inhoudende een contactverbod ten aanzien van [slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum02] 2007.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij01] ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 4.000,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie vordert integrale toewijzing van de vordering.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De verdachte heeft – zoals hiervoor al is overwogen – door zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van het kwetsbare slachtoffer. De aard en de ernst van die normschending brengen mee dat de nadelige psychische gevolgen daarvan voor het slachtoffer zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen (vgl. het arrest van de Hoge Raad van 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793).
Die schade zal op dit moment op basis van de gebleken feiten en omstandigheden naar billijkheid worden vastgesteld op € 2.500,-. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op uitspraken in vergelijkbare gevallen. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien nader onderzoek naar de gegrondheid van de vordering en omvang daarvan een uitgebreide nadere behandeling zou vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 7 mei 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 2.500,- vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 57, 245, 248e van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan
een proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden binnen de hem opgelegde termijn bij Reclassering Nederland te Rotterdam en blijft zich hierna melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. de veroordeelde zal zich laten behandelen door polikliniek Fivoor te Rotterdam, of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Deze behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt en de veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. de veroordeelde zoekt op geen enkele wijze contact met minderjarigen en onthoudt zich van het seksueel getint communiceren met minderjarigen.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 2 (twee) jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
zich te onthouden van direct of indirect contact met [slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum02] 2007, gedurende twee jaren na heden.
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur één week;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op en zal in totaal ten hoogste zes maanden bedragen.
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] , te betalen een bedrag van
€ 2.500,- (zegge: tweeduizend vijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 7 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij01] te betalen
€ 2.500,-(hoofdsom,
zegge: tweeduizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 mei 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 2.500,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
35 (vijfendertig) dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] , tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. mr. P.E. van Althuis , voorzitter,
en mrs. I. Bouter en J.L. Luiten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Beenakker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 7 mei 2022 te [plaats01] , in elk geval in Nederland,
met een minderjarige, te weten [slachtoffer01] (geboren op [geboortedatum02] 2007), die
toen de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer01] ,
namelijk het, meermalen, althans eenmaal,
- kussen/zoenen op/in de mond van die [slachtoffer01] en/of
- betasten van en/of wrijven met zijn, verdachtes, hand(en) over de (met kleding
bedekte en/of ontblote) borsten van die [slachtoffer01] en/of
- brengen en/of vervolgens houden en/of bewegen en/of duwen van zijn vinger(s)
in/op/tegen de vagina, althans tussen de schaamlippen, van die [slachtoffer01] ;
2.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 30 april 2022 tot
en met 19 mei 2022 te [plaats01] , in elk geval in Nederland,
door middel van en/of met gebruikmaking van een geautomatiseerd werk of met
gebruikmaking van een communicatiedienst, een computer en/of internet, een
persoon, van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van
zestien jaren nog niet had bereikt, [slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum02] 2007, een
ontmoeting heeft voorgesteld, met het oogmerk ontuchtige handelingen te, daartoe
via de app Wink en/of de app Snapchat, althans via een social media kanaal,
contact heeft gelegd/gezocht met voornoemde [slachtoffer01] en/of (vervolgens)
die [slachtoffer01] heeft voorgesteld af te spreken en seks met hem te hebben.