ECLI:NL:RBROT:2023:1185

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 februari 2023
Publicatiedatum
20 februari 2023
Zaaknummer
9578022 CV EXPL 21-40336
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over afrekening stookkosten en servicekosten tussen Woningstichting Samenwerking Vlaardingen en gedaagden

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een huurgeschil tussen Woningstichting Samenwerking Vlaardingen (WSV) en de gedaagden over de afrekening van stookkosten en servicekosten voor de jaren 2019 en 2020. WSV vordert een bedrag van € 2.003,54 van de gedaagden, die dit bedrag betwisten op basis van de juistheid van de afrekeningen. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis bepaald dat WSV voldoende bewijs moet leveren dat de verwarmingsinstallatie en de meetapparatuur correct hebben gefunctioneerd.

WSV heeft vervolgens bewijsstukken overgelegd van onderzoeken uitgevoerd door Ista Nederland B.V. en Mampaey, die bevestigen dat de meetapparatuur correct functioneerde en dat er geen gebreken aan de verwarmingsinstallatie waren. De gedaagden hebben de bevindingen van deze onderzoeken niet gemotiveerd betwist, maar uitten wel twijfels over de uitvoering van de onderzoeken en de informatie die daarin was opgenomen.

De kantonrechter oordeelt dat WSV voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de verwarmingsinstallatie en de meetapparatuur in de jaren 2019 en 2020 juist hebben gefunctioneerd. De gedaagden zijn daarom verplicht om de gevorderde stook- en servicekosten te betalen. Daarnaast zijn de buitengerechtelijke kosten en proceskosten toegewezen aan WSV, en is het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9578022 CV EXPL 21-40336
datum uitspraak: 3 februari 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Woningstichting Samenwerking Vlaardingen,
vestigingsplaats: Vlaardingen,
eiseres,
gemachtigde: mr. J. Vermeulen (GGN Mastering Credit),
tegen

1.[gedaagde01] ,

woonplaats: [woonplaats01] ,
2. [gedaagde02] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagden,
gemachtigde: mr. Ö. Sahin.
De partijen worden hierna ‘WSV’ en (in enkelvoud) ‘ [achternaam gedaagde 1 en 2] ’ genoemd.

1.De procedure

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het tussenvonnis van 1 juli 2022 en de daarin genoemde stukken;
  • de akte van WSV van 25 augustus 2022;
  • de akte van WSV van 17 november 2022, met bijlagen;
  • de akte van [achternaam gedaagde 1 en 2] van 12 januari 2023.

2.De verdere beoordeling

Waar gaat het geschil over?
2.1.
[achternaam gedaagde 1 en 2] huurt woonruimte van WSV. Partijen hebben een geschil over de afrekeningen stookkosten en servicekosten over de jaren 2019 en 2020. WSV vordert van [achternaam gedaagde 1 en 2] betaling van € 2.003,54, vermeerderd met rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten. [achternaam gedaagde 1 en 2] betwist dat hij de stookkosten verschuldigd is, althans het door WSV gevorderde bedrag, omdat het verbruik over de jaren 2019 en 2020 niet zou kunnen kloppen. Dit zou te hoog zijn.
Wat staat in het tussenvonnis?
2.2.
In het tussenvonnis is overwogen dat WSV voldoende aannemelijk moet maken dat de verwarmingsinstallatie ten behoeve van het gehuurde en de meetapparatuur in het gehuurde in 2019 en 2020 juist hebben gefunctioneerd. Ook is overwogen dat als WSV erin slaagt om dit voldoende aannemelijk te maken, [achternaam gedaagde 1 en 2] het gevorderde bedrag moet betalen.
Wat hebben partijen na het tussenvonnis naar voren gebracht?
2.3.
WSV heeft bij akte van 17 november 2022 stukken overgelegd van de in haar opdracht uitgevoerde onderzoeken. Ista Nederland B.V. heeft onderzoek gedaan naar de drie meters die in 2019 en 2020 in het gehuurde aanwezig waren. Mampaey heeft onderzoek gedaan naar de verwarmingsinstallatie.
2.4.
Ista verklaart dat de gegevens op de meetapparatuur in het gehuurde correct zijn en dat de meters normaal functioneren. Mampaey heeft de radiatorsluiters in het gehuurde gecontroleerd en heeft deze in orde bevonden. WSV heeft verder toegelicht dat de collectieve verwarmingsinstallatie jaarlijks wordt gecontroleerd en onderhouden en dat bij die jaarlijkse werkzaamheden geen gebreken zijn geconstateerd. WSV heeft de werkbonnen overgelegd.
2.5.
[achternaam gedaagde 1 en 2] heeft gereageerd op de stukken die WSV heeft overgelegd. [achternaam gedaagde 1 en 2] betwist de bevindingen van Ista en Mampaey niet, maar heeft – zo begrijpt de kantonrechter zijn opmerkingen – vooral moeite met de manier waarop de onderzoeken zijn uitgevoerd. [achternaam gedaagde 1 en 2] merkt op dat hij de bevindingen van de controleur van Ista niet kan controleren omdat de meters na het onderzoek vernietigd zijn en dat onduidelijk is hoe de onderzoeken zijn uitgevoerd. Er is geen informatie opgenomen over de levensduur van de meters en het effect van veroudering daarop. Mampaey heeft niet in de rapportage opgenomen dat de radiatoren niet aangaan bij stand 2 en 3, maar alleen in de hoogste stand. Ook is niet onderzocht of het hoge verbruik door de oude (collectieve) ketel kan zijn veroorzaakt. Tot slot merkt [achternaam gedaagde 1 en 2] op dat geen rekening is gehouden met de lekkage die in september 2019 heeft plaatsgevonden, waardoor in de periode september 2019 tot en met november 2019 extra gestookt zou zijn om een vochtprobleem te verhelpen.
Wat is het oordeel van de kantonrechter?
2.6.
De kantonrechter oordeelt dat WSV voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de verwarmingsinstallatie ten behoeve van het gehuurde en de meetapparatuur in het gehuurde inde jaren 2019 en 2020 juist hebben gefunctioneerd. Ista heeft, na onderzoek, verklaard dat de meters juist hebben gefunctioneerd en uit het onderzoek van Mampaey blijkt dat de verwarmingsinstallatie geen gebreken vertoont.
2.7.
De kritiek die [achternaam gedaagde 1 en 2] uit op de uitgevoerde onderzoeken leidt niet tot een ander oordeel. Met de (enkele) opmerking dat een onderzoek ‘niet te controleren’ is of dat de metingen die Ista in het laboratorium heeft gedaan ‘niet overtuigend’ zijn, kan de kantonrechter niets. [achternaam gedaagde 1 en 2] heeft de bevindingen van de deskundigen hiermee niet (of in ieder geval niet gemotiveerd) betwist.
2.8.
Dat Ista geen informatie heeft opgenomen over de levensduur van de meters en/of het effect van veroudering op die meters, is ook geen reden om de bevindingen terzijde te schuiven. WSV moet voldoende aannemelijk maken dat de meters in 2019 en 2020 juist hebben gefunctioneerd en dat is wat Ista verklaart. [achternaam gedaagde 1 en 2] heeft overigens eerder in de procedure ook niet het standpunt ingenomen dat er sprake zou zijn van oudere meters en dat de leeftijd van invloed zou zijn op het – volgens [achternaam gedaagde 1 en 2] onjuiste – gemeten verbruik. Dit argument komt daarom sowieso te laat en de kantonrechter gaat daaraan voorbij.
2.9.
Dat Mampaey niet heeft gerapporteerd dat de radiatoren pas aangaan bij de hoogste stand en niet bij stand 2 en 3, is iets dat [achternaam gedaagde 1 en 2] WSV niet kan aanrekenen. Het onderzoek is uitgevoerd in het gehuurde; [achternaam gedaagde 1 en 2] had bij die gelegenheid nu juist deze informatie aan de medewerker van Mampaey kunnen geven. Dat heeft [achternaam gedaagde 1 en 2] kennelijk niet gedaan. Evenmin heeft [achternaam gedaagde 1 en 2] dit gegeven eerder in de procedure vermeld, zodat ook dit argument te laat komt.
2.10.
Een volgend – nieuw en te laat – argument van [achternaam gedaagde 1 en 2] is dat niet is onderzocht of het hoge verbruik door de oude ketel kan zijn veroorzaakt. Los van het moment waarop dit argument is ingebracht, heeft WSV gesteld dat bij de jaarlijkse controle en jaarlijkse onderhoud aan de collectieve installatie geen gebreken zijn vastgesteld. WSV heeft de werkbonnen overgelegd. Dit argument was dus al weerlegd voordat [achternaam gedaagde 1 en 2] het opwierp. De kantonrechter gaat ook aan dit argument voorbij.
2.11.
Tot slot wijst [achternaam gedaagde 1 en 2] op de lekkage die in september 2019 in het gehuurde heeft plaatsgevonden. Deze lekkage is door [achternaam gedaagde 1 en 2] enkel in de conclusie van antwoord in de inleiding genoemd. Op geen enkel moment heeft [achternaam gedaagde 1 en 2] deze lekkage ten grondslag gelegd aan zijn verweer, in ieder geval niet op de manier waarop [achternaam gedaagde 1 en 2] dat nu doet, door te stellen dat de stookkosten die zijn gemaakt om het vochtprobleem weer te verhelpen niet voor zijn rekening zouden komen, omdat dit kosten voor het herstel van een gebrek zouden zijn. De kantonrechter laat niet toe dat [achternaam gedaagde 1 en 2] de grondslag van zijn verweer in de laatste akte, zijn derde processtuk in deze procedure, op die manier wijzigt dan wel aanvult. Daarbij komt nog dat WSV in de conclusie van repliek heeft betwist dat de lekkage de oorzaak is voor het hoge verbruik en [achternaam gedaagde 1 en 2] hierop daarna, bij dupliek, ook niet is teruggekomen. Ook dit argument slaagt dus niet.
2.12.
Nu WSV het juiste functioneren van de verwarmingsinstallatie en de meetapparatuur in de jaren 2019 en 2020 voldoende aannemelijk heeft gemaakt, moet [achternaam gedaagde 1 en 2] de afrekeningen stook- en servicekosten over deze jaren betalen. De kantonrechter had dit in het tussenvonnis ook al overwogen. Dit betekent dat de gevorderde hoofdsom van € 2003,54 toewijsbaar is.
Buitengerechtelijke kosten
2.13.
De buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW). De opmerking van [achternaam gedaagde 1 en 2] dat WSV ‘niet bewezen heeft’ dat de veertiendagenbrief is verzonden en door [achternaam gedaagde 1 en 2] is ontvangen, is geen betwisting van de ontvangst van deze brief. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat de brief wel degelijk door [achternaam gedaagde 1 en 2] is ontvangen. Dat [achternaam gedaagde 1 en 2] de vordering (deels) heeft betwist, is niet relevant. Vast staat dat WSV een vordering op [achternaam gedaagde 1 en 2] heeft en dat zij deze ook had ten tijde van het versturen van de veertiendagenbrief. Dat is voldoende voor toewijzing van de vordering.
De rente wordt toegewezen, omdat WSV genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [achternaam gedaagde 1 en 2] dat niet heeft betwist.
Proceskosten, inclusief deskundigenkosten
2.14.
[achternaam gedaagde 1 en 2] krijgt voor ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van WSV tot vandaag vast op € 127,98 aan dagvaardingskosten, € 507,- aan griffierecht, € 681,39 aan deskundigenkosten en € 497,50 aan salaris voor de gemachtigde (2,5 punten × € 199,-). Dit is totaal € 1.813,87. Voor kosten die WSV maakt na deze uitspraak moet [achternaam gedaagde 1 en 2] een bedrag betalen van € 99,50 (1/2 punt × € 199,-). Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853).
2.15.
De kosten voor de deskundigen van in totaal € 681,39 (€ 611,43 voor het onderzoek van Ista en € 69,96 voor het onderzoek van Mampaey) zijn toewijsbaar, nu deze kosten vallen onder de kosten als bedoeld in artikel 237 Rv en deze door WSV niet nodeloos zijn gemaakt.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.16.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [achternaam gedaagde 1 en 2] hoofdelijk om aan WSV te betalen € 2.371,79 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 2.003,54 vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt [achternaam gedaagde 1 en 2] hoofdelijk in de proceskosten die aan de kant van WSV tot vandaag worden vastgesteld op € 1.813,87;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
51909