In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is op 20 december 2023 een eindvonnis uitgesproken na een deskundigenbericht over de authenticiteit van een handtekening op een leningsovereenkomst. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.R.C. Mostert, had een vordering ingesteld tegen de gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. S.A. Chedie, met betrekking tot een leningsovereenkomst van 1 juli 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat de handtekening op deze overeenkomst niet van de gedaagde is, maar een vervalsing betreft. Dit oordeel is gebaseerd op het deskundigenbericht dat concludeert dat het zeer waarschijnlijk is dat de handtekening niet authentiek is.
De rechtbank heeft het verzoek van de eiser om het onderzoek uit te breiden naar eerdere leningsovereenkomsten afgewezen, omdat dit in strijd zou zijn met de goede procesorde. De eiser is er niet in geslaagd om voldoende bewijs te leveren voor zijn vordering, wat resulteert in een gedeeltelijke toewijzing van de vordering in conventie. De gedaagde is veroordeeld tot betaling van € 47.660,00 aan de eiser, evenals de proceskosten. De voorwaardelijke vordering in reconventie van de gedaagde is niet beoordeeld, omdat de voorwaarde voor deze vordering niet is vervuld. De rechtbank heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde onmiddellijk moet voldoen aan de betalingsverplichtingen, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.