ECLI:NL:RBROT:2023:11755

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
C/10/666561 / HA ZA 23-864
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident betreffende medewerking aan verkoop van gezamenlijke woning tussen ex-samenlevers

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 december 2023 uitspraak gedaan in een incident tussen twee ex-samenlevers, [eiser] en [gedaagde]. De eiser, wonende te Den Haag, vorderde dat de rechtbank gedaagde zou veroordelen tot medewerking aan de verkoop van een gezamenlijke woning in [plaats 3]. De eiser stelde dat hij de woning zo snel mogelijk wilde verkopen om een eigen woning aan te kopen en een hypotheek te kunnen afsluiten, maar dat hij nog hoofdelijk aansprakelijk was voor de hypotheek van de woning in [plaats 3]. Gedaagde, wonende te Vlaardingen, voerde verweer en stelde dat hij dakloos zou worden als de woning nu verkocht zou worden. De rechtbank oordeelde dat het spoedeisend belang van eiser niet was komen vast te staan, omdat hij geen feiten of omstandigheden had aangevoerd waaruit bleek dat hij de beslissing in de hoofdzaak niet kon afwachten. De rechtbank wees de vordering van eiser af en compenseerde de proceskosten tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De zaak zal op 24 januari 2024 weer op de rol komen voor beraad over een mondelinge behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/666561 / HA ZA 23-864
Vonnis in incident van 13 december 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te Den Haag,
eiser in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. G.A. Verhoeven te Den Haag,
tegen
[gedaagde],
wonende te Vlaardingen,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. I. Correljé te Hoek van Holland.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding tevens houdende de incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening, met producties 1 tot en met 15;
  • de conclusie van antwoord in de hoofdzaak tevens verweer tegen incidentele vordering, met producties 1 tot en met 3.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad. [eiser] heeft de Nederlandse nationaliteit en [gedaagde] de Surinaamse nationaliteit. Partijen zijn in 2015 vanuit Suriname in Nederland komen wonen. Zij hebben vervolgens eerst samen in de koopwoning van [eiser] in [plaats 1] gewoond. Die is in 2018 verkocht.
2.2.
Partijen hebben in 2018 gezamenlijk een woning gekocht in [plaats 2], aan de [adres 1] (hierna: de woning in [plaats 2]).
2.3.
Eind 2019 is de relatie tot een einde gekomen. [eiser] heeft in april 2020 de woning in [plaats 2] verlaten en is gaan wonen in een huurwoning.
2.4.
De woning in [plaats 2] is in 2020 verkocht en geleverd aan een derde.
2.5.
Partijen hebben eind augustus 2020 gezamenlijk een appartementsrecht gekocht in [plaats 3], aan [adres 2] (hierna: de woning in [plaats 3]). Partijen zijn hiervoor gezamenlijk een hypothecaire geldlening aangegaan.
2.6.
[gedaagde] woont sinds die tijd in de woning in [plaats 3]. [eiser] heeft er niet gewoond.
2.7.
Het verblijfsrecht van [gedaagde] om in Nederland te wonen was verbonden aan de relatie met [eiser]. Vanwege het ontbreken van een definitieve verblijfsvergunning heeft [gedaagde] de woning te [plaats 3] niet alleen kunnen aankopen.
2.8.
[gedaagde] heeft (nog) geen definitieve verblijfsvergunning.

3.Het geschil in de hoofdzaak

3.1.
[eiser] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
“Verdeling woning
A. gedaagde te veroordelen tot zijn medewerking aan de verdeling van de woning te [plaats 3]
([postcode]) aan [adres 2] en de wijze van verdeling te gelasten
door:
I. te bepalen dat de woning moet worden verkocht;
II. gedaagde te veroordelen binnen twee weken na de datum van het vonnis mee te werken aan het geven van de opdracht tot verkoop aan een door eiser te kiezen makelaar;
III. te bepalen dat gedaagde aan de uitvoering van de verkoop de volledige medewerking moet
verlenen, zoals medewerking aan de taxatie van de woning ter bepaling van de marktwaarde, het
toelaten van de makelaar/taxateur, de woning in goede staat te houden/te brengen voor deze
taxatie en de makelaar de verkoop- en laatprijs te laten bepalen;
IV. gedaagde te veroordelen om alle noodzakelijke medewerking te verlenen ten aanzien van de
bezichtigingen, het toelaten van potentiële kopers en de woning in goede staat te
houden/brengen op het moment van de bezichtigingen;
V. te bepalen dat de oplevering en de notariële levering van de woning plaatsvindt op de door de
koper van de woning voorgestelde datum;
VI. gedaagde te veroordelen om, binnen twee weken na het vonnis, alle vereiste medewerking te
verlenen aan de verkoop en levering van de woning bij gebreke waarvan dit vonnis op grond van
artikel 3:300 BW in de plaats treedt van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of
handtekening van gedaagde voor de verkoopopdracht aan de makelaar, de koopovereenkomst
van de woning en van de door de notaris op te stellen akte van levering;
VII. gedaagde te veroordelen de woning te ontruimen en ontruimd te houden op het moment dat de woning feitelijk zal worden geleverd aan een derde, althans per datum van notariële overdracht,
zulks met machtiging van eiser om de ontruiming op kosten van gedaagde ten uitvoer te doen
leggen met behulp van de sterk arm;
VIII. op straffe van een dwangsom van € 500 per dag of dagdeel dat gedaagde in gebreke blijft zijn
medewerking te verlenen voor de punten onder 1 tot en met V en VII, met een maximum van
€ 20.000;
IX. te bepalen dat de volledige hypothecaire geldlening bij Obvion verbonden aan de woning wordt
afgelost uit de verkoopopbrengst van de woning;
X. te bepalen dat de resterende netto verkoopopbrengst tussen partijen bij helfte dient te worden
verdeeld, waarbij iedere partij de helft van de verkoopkosten ter zake de verkoop en levering draagt;
Gebruikersvergoeding
B. gedaagde te veroordelen tot betaling van een gebruikersvergoeding ter hoogte van het aandeel
van eiser in de woonlasten voor de woning in [plaats 3] over de periode van 31 augustus
2020 tot de dag dat eiser wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid en eiser zijn
aandeel in de overwaarde heeft ontvangen;
C. gedaagde te veroordelen tot betaling van een gebruikersvergoeding van € 366,35 per maand,
vanaf de datum van het vonnis tot de dag dat eiser wordt ontslagen uit de hoofdelijke
aansprakelijkheid en eiser zijn aandeel in de overwaarde heeft ontvangen;
Geldvorderingen
gedaagde te veroordelen tot betaling aan eiser van:
D. € 515,- ter zake vergoeding van het aandeel van eiser in de verkochte gezamenlijke inboedel;
E. € 2.286,93 ter zake vergoeding van het aandeel van gedaagde in de hypotheeklasten voor de
woning in [plaats 2];
F. € 4.189,14 ter zake vergoeding van het aandeel van gedaagde in de VvE-lasten voor de woning
in [plaats 2];
G. € 1.000 ter zake de courtage voor de aankoopbegeleiding voor de woning in [plaats 2];
H. € 504,81 ter zake vergoeding het aandeel van gedaagde in de notariële overdrachtslasten voor de woning in [plaats 3];
I. € 6.874,68 ter zake terugbetaling van de geldleningsovereenkomst, subsidiair ongedaan making
van de door eiser uitgevoerde onverschuldigde betalingen;
J. de bedragen onder D tot en met I te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum dat
het verzuim is ingetreden, 18 augustus 2023, tot de dag van algehele voldoening;
K. € 942,59 ter zake van de buitengerechtelijke kosten;
BIJ ALLE VORDERINGEN
gedaagde te veroordelen in de kosten van deze procedure, te voldoen binnen veertien dagen na de dag van het vonnis en voor zover niet voldaan te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de
vervaldatum van de termijn tot de dag der voldoening, en te vermeerderen met eventuele
gebruikelijke nakosten indien zij niet aan de veroordeling voldoet.”
3.2.
[gedaagde] voert verweer in de hoofdzaak en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser].

4.Het geschil in het incident

4.1.
[eiser] vordert in het incident dat de rechtbank bij vonnis de volgende voorlopige voorzieningen op grond van artikel 223 Rv zal treffen voor de duur van het geding:
“A. gedaagde te veroordelen binnen twee weken na de datum van het vonnis in incident mee te
werken aan het verstrekken van een opdracht tot verkoop van de woning te [plaats 3]
([postcode]) aan [adres 2] aan een door eiser te kiezen makelaar;
B. gedaagde te veroordelen zijn volledige medewerking te verlenen aan het verkooptraject zoals:
medewerking aan de taxatie van de woning, de makelaar de verkoop- en laatprijs te laten
bepalen, het toelaten van de makelaar, het afgeven van de sleutels aan de makelaar, het toelaten
van potentiële kopers, de woning in goede staat te houden/te brengen voor de taxatie en
bezichtigingen;
C. gedaagde te veroordelen om, binnen twee weken na het vonnis in incident, alle vereiste
medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de woning bij gebreke waarvan dit
vonnis op grond van artikel 3:300 BW in de plaats treedt van de noodzakelijke toestemming
en/of wilsverklaring en/of handtekening van gedaagde voor de verkoopopdracht aan de
makelaar, de koopovereenkomst van de woning en van de door de notaris op te stellen akte van
levering;
D. gedaagde te veroordelen de woning te ontruimen en ontruimd te houden op het moment dat de
woning feitelijk zal worden geleverd aan een derde, althans per datum van notariële
overdracht, zulks met machtiging van eiser om de ontruiming op kosten van gedaagde ten
uitvoer te doen leggen met behulp van de sterk arm;
E. gedaagde te veroordelen zijn volledige medewerking te verlenen aan het aflossen van de
volledige hypothecaire geldlening bij Obvion verbonden aan de woning uit de
verkoopopbrengst van de woning;
F. op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag of dagdeel dat gedaagde in gebreke blijft zijn
medewerking te verlenen voor de punten onder A, B, D en E van de provisionele vorderingen,
met een maximum van € 20.000,-;
BIJ ALLE VORDERINGEN
gedaagde te veroordelen in de kosten van deze procedure, te voldoen binnen veertien dagen na de dag van het vonnis en voor zover niet voldaan te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de
vervaldatum van de termijn tot de dag der voldoening, en te vermeerderen met eventuele
gebruikelijke nakosten indien zij niet aan de veroordeling voldoet.”
4.2.
[verweerder] voert verweer en verzoekt de provisionele vordering af te wijzen, dan wel de vordering op grond van artikel 3:178 lid 3 BW minimaal drie jaar uit te sluiten, en [eiser] te veroordelen in de kosten.
4.3.
Op de stellingen van partijen in het incident wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in het incident

5.1.
Beide partijen wonen in Nederland maar zij hebben niet allebei de Nederlandse nationaliteit. Voor zover sprake is van een geschil met een grensoverschrijdend karakter, heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht omdat beide partijen in Nederland wonen en voorts omdat uit de stellingen van partijen blijkt dat zij deze rechtsmacht volmondig aanvaarden. Op het geschil is Nederlands recht van toepassing reeds omdat partijen, die zich beroepen op bepalingen uit het Nederlandse recht, daar kennelijk zelf ook vanuit gaan. Dit kwalificeert als een rechtskeuze voor Nederlands recht.
5.2.
[eiser] heeft voldoende processueel belang bij de incidentele vordering. De gevraagde voorlopige voorziening hangt samen met de hoofdvordering en is gericht op een voorziening die kan worden getroffen voor de duur van het geding omdat daarmee, gelet op het voorlopige karakter van een voorlopige voorziening ingevolge artikel 223 Rv, niet een definitieve beslissing wordt gegeven (vgl. HR 31 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:499).
5.3.
Toewijzing van een vordering tot een voorlopige voorziening voor de duur van het geding is alleen mogelijk wanneer [eiser] daarbij voldoende belang heeft. Dit kan bijvoorbeeld daarin bestaan dat [eiser] de afloop van de hoofdzaak niet kan afwachten of dat een deel van de hoofdvordering krachtens een eindbeslissing reeds toewijsbaar is.
5.4.
[eiser] vordert bij incident medewerking van [verweerder] aan de verkoop van de woning in [plaats 3] als voorlopige voorziening. Hij wil de woning zo snel mogelijk verkopen omdat hij een eigen woning wil aankopen en een hypotheek wil aangaan. Dat lukt niet zolang hij nog hoofdelijk aansprakelijk is voor de eerdere hypotheek. Ook brengt die hoofdelijke aansprakelijkheid risico’s met zich mee. Hij heeft [verweerder] meerdere keren gevraagd mee te werken aan verkoop van de woning in [plaats 3] en hem te doen ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid maar [verweerder] is daar niet toe in staat. [eiser] moet daarom noodgedwongen (blijven) huren en zijn huur is hoog. Hij heeft ook geen woongenot van de woning in [plaats 3].
5.5.
[verweerder] voert bij wijze van verweer in het incident aan dat hij dakloos wordt als de woning in [plaats 3] nu wordt verkocht terwijl niet valt in te zien waarom [eiser] niet kan wachten tot de uitspraak in de hoofdprocedure. [eiser] is weliswaar aansprakelijk voor alle kosten van de woning in [plaats 3] maar [verweerder] betaalt steeds alle kosten. Ontslag van [eiser] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid lukt nu nog niet omdat [verweerder] nog geen definitieve verblijfsvergunning heeft.
5.6.
De rechtbank is van oordeel dat het spoedeisend belang van [eiser] bij de gevorderde voorlopige voorziening niet is komen vast te staan, en overweegt daartoe als volgt. [eiser] voert geen feiten of omstandigheden aan waaruit blijkt dat hij de beslissing in de hoofdzaak niet kan afwachten. [eiser] is weliswaar hoofdelijk aansprakelijk voor de hypotheekschuld maar dat is hij al vanaf 2020, [verweerder] heeft tot nu toe alle hypotheekbetalingen tijdig gedaan, en gesteld noch gebleken is dat daar verandering in zal komen. De huurlasten waar [eiser] naar verwijst, waren al bekend in 2020 toen [eiser] samen met [verweerder] de woning in [plaats 3] kocht, en [eiser] voert geen feiten of omstandigheden aan waaruit blijkt dat hij niet kan blijven huren totdat een beslissing in de hoofdzaak is gegeven. Daar staat tegenover dat [verweerder] op korte termijn geen andere woonruimte kan regelen. Gelet op het voorgaande zal de gevorderde voorlopige voorziening worden afgewezen.
5.7.
Beide partijen wensen dat de ander wordt veroordeeld in de proceskosten van de ander. De rechtbank ziet hiertoe geen aanleiding. Nu [eiser] en [verweerder] ex-samenlevers zijn zal de rechtbank de kosten van partijen daarom, zoals gebruikelijk bij ex-partners, compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De rechtbank
in het incident
6.1.
wijst het gevorderde af,
6.2.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
in de hoofdzaak
6.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
24 januari 2024voor beraad rolrechter omtrent het bepalen van een mondelinge behandeling.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.M. Schellekens. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2023.
3246/ 3310