Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 10640597 VZ VERZ 23-7786
datum uitspraak: 21 december 2023
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
[verzoeker01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
verzoeker,
die zelf procedeert,
tegen
Koole Tankstorage Botlek B.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
verweerster,
gemachtigde: mr. D. Schuurman.
Partijen worden hierna ‘ [verzoeker01] ’ en ‘Koole’ genoemd.
1.De procedure
1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
- het verzoekschrift van [verzoeker01] (ontvangen op 3 augustus 2023), met bijlagen;
- het verweerschrift van Koole, met bijlagen;
- de brief van mr. Schuurman van 21 november 2023 met één bijlage;
- de pleitaantekeningen van Koole.
1.2.
Op 23 november 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig:
- [verzoeker01];
- [naam01] (HR Manager a.i.) namens Koole, met mr. D. Schuurman.
2.De zaak
Samenvatting
2.1.
[verzoeker01] heeft ruim veertig jaar bij Koole gewerkt. Koole heeft de arbeidsovereenkomst met toestemming van het UWV opgezegd per 1 juni 2023, omdat [verzoeker01] langdurig ziek is. [verzoeker01] is van mening dat Koole hem tijdens zijn ziekte slecht heeft behandeld en onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht. Daarom wil [verzoeker01] een billijke vergoeding en nabetaling van ingehouden loon. De kantonrechter wijst dit af, omdat de opzegging niet het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van Koole en Koole voldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht. Dit wordt hierna uitgelegd.
De arbeidsongeschiktheid van [verzoeker01]
2.2.
[verzoeker01] werkte als Allround operator bij Koole. Medio 2020 is een tumor ontdekt in zijn been. Op 11 december 2020 is [verzoeker01] uitgevallen wegens ziekte. Koole heeft de bedrijfsarts ingeschakeld en deze stelde vast dat [verzoeker01] arbeidsongeschikt was voor zijn eigen of ander werk [1] . De bedrijfsarts constateerde nadien dat [verzoeker01] per 3 mei 2021 in principe weer in staat was om te werken, maar dat dit niet mogelijk was vanwege een arbeidsconflict dat inmiddels speelde [2] . Dat conflict is ontstaan doordat [verzoeker01] Koole verantwoordelijk houdt voor het ontstaan van de tumor in zijn been, vanwege een aantal incidenten met gevaarlijke stoffen bij Koole. Of er een causaal verband is tussen de tumor en deze incidenten is tot nog toe niet vast gesteld. [verzoeker01] voelt zich hierover onvoldoende gehoord door Koole [3] . De bedrijfsarts adviseerde Koole daarom een mediationtraject op te starten. Dat heeft Koole gedaan en partijen hebben tot eind maart 2022 mediationgesprekken gevoerd. Koole heeft de adviezen van de bedrijfsarts dus opgevolgd om daarmee tot re-integratie van [verzoeker01] te komen.
2.3.
De mediationgesprekken hebben niet geleid tot een oplossing voor het arbeidsconflict en het mediationtraject is eind maart/begin april 2022 afgesloten. [verzoeker01] onderbouwt niet dat Koole zich tijdens de mediation onredelijk heeft opgesteld of herstel van de relatie op een andere manier heeft belemmerd. Ook het UWV is van oordeel dat er geen gemiste re-integratiekansen in het eerste spoor zijn aan te wijzen [4] .
2.4.
Koole heeft [verzoeker01] vervolgens per brief van 31 mei 2022 uitgenodigd voor een gesprek over de (verdere) re-integratie [5] , maar [verzoeker01] wilde niet meer met Koole in gesprek en ook niet meewerken aan re-integratie bij een andere werkgever (het tweede spoor), ondanks aansporingen daartoe van Koole [6] . De bedrijfsarts heeft Koole op 15 december 2022 geschreven dat [verzoeker01] nog steeds arbeidsongeschikt is voor het eigen werk en dat hij niet verwacht dat [verzoeker01] binnen 26 weken weer aan het werk kan bij Koole. Koole heeft dan weinig andere mogelijkheden meer dan de arbeidsovereenkomst op te zeggen (met een ontslagvergunning van het UWV) wegens langdurige arbeidsongeschiktheid.
Geen aanspraak op volledige doorbetaling van het loon
2.5.
[verzoeker01] heeft geen recht op nabetaling van het salaris tot 100%. Op grond van de cao [7] hoeft Koole bij ziekte van een werknemer over de vierde tot en met twaalfde maand van de arbeidsongeschiktheid slechts 70% van het salaris door te betalen. Alleen als Koole geen re-integratietraject opzet, moet zij 104 weken 100% van het loon betalen. Zoals hiervoor is vastgesteld, heeft Koole aan haar re-integratieverplichtingen voldaan, zodat zij niet meer dan 70% van het loon aan [verzoeker01] hoefde te betalen.
Geen aanspraak op een billijke vergoeding
2.6.
Ook heeft [verzoeker01] geen recht op een billijke vergoeding. Hiervoor is namelijk vereist dat de werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld waardoor de arbeidsovereenkomst wegens langdurige ziekte is geëindigd. Hiervan is geen sprake, aangezien Koole steeds de adviezen van de bedrijfsarts heeft opgevolgd en heeft gedaan wat van haar mocht worden verwacht. Het UWV komt in het rapport van de arbeidsdeskundige [8] weliswaar tot de conclusie dat Koole tekort is geschoten in haar verplichtingen in het tweede spoor, maar de tekortkoming die het UWV constateert, namelijk het niet toepassen van een loonstop, merkt de kantonrechter niet aan als ernstig verwijtbaar handelen. Integendeel, Koole wilde, naar zij zelf toelicht, niet overgaan tot een loonstop om [verzoeker01] niet financieel in de problemen te brengen.
Transitievergoeding en jubileumuitkering
2.7.
[verzoeker01] heeft tijdens de mondelinge behandeling erkend dat Koole de juiste bedragen aan transitievergoeding en jubileumuitkering aan hem heeft betaald en heeft deze verzoeken ingetrokken. Hierover hoeft de kantonrechter dus geen oordeel meer te geven.
Proceskosten
2.8.
[verzoeker01] moet de proceskosten betalen omdat zijn verzoek wordt afgewezen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Koole tot vandaag vast op € 793,- aan salaris voor de gemachtigde. Voor kosten die Koole maakt na deze uitspraak moet [verzoeker01] € 132,- betalen. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In deze beschikking hoeft hierover niet apart te worden beslist [9] .
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.9.
3.De beslissing
De kantonrechter:
3.1.
wijst het verzoek van [verzoeker01] af;
3.2.
veroordeelt [verzoeker01] in de proceskosten, die aan de kant van Koole tot vandaag worden vastgesteld op € 793,-;
3.3.
verklaart deze beschikking voor wat betreft de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.P.M. Jurgens en in het openbaar uitgesproken.
424