ECLI:NL:RBROT:2023:1163

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 januari 2023
Publicatiedatum
17 februari 2023
Zaaknummer
650167
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van kinderen met problematische ouders

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 27 januari 2023, is de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen [naam kind01] en [naam kind02] behandeld. De ouders van de kinderen kampen met ernstige sociale, verslavings- en agressieproblemen, wat hen belemmert in het bieden van een veilige omgeving voor hun kinderen. De kinderen verblijven momenteel bij pleegouders, en de GI (William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering) heeft verzocht om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor een jaar te verlengen.

Tijdens de mondelinge behandeling, die met gesloten deuren plaatsvond, zijn de standpunten van de betrokken partijen besproken. De moeder heeft ingestemd met het verzoek van de GI, terwijl de vader niet aanwezig was. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om voor de kinderen te zorgen, gezien hun problematische situatie en het gebrek aan verbetering in hun omstandigheden. De moeder heeft aangegeven dat zij momenteel niet in de gezamenlijke woning verblijft en dat zij geen professionele hulp heeft voor haar verslaving, maar dit wel wil zoeken.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk zijn in het belang van de kinderen. De beslissing om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen is genomen op basis van de wettelijke criteria van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter heeft de ouders aangespoord om zelf duidelijkheid te bieden aan de kinderen over hun situatie, terwijl de pleegouders ook het belang van een duidelijk perspectief voor de kinderen benadrukken. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en hoger beroep kan worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/650167 / JE RK 22-3029
Datum uitspraak: 27 januari 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
locatie Amsterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam kind01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2017 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [naam kind01] ,

[naam kind02] ,

geboren op [geboortedatum02] 2019 te [geboorteplaats02] , hierna te noemen: [naam kind02] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam01] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats01] ,

[naam02] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats02] ,

[naam03] en [naam04] ,

hierna te noemen: de pleegouders, wonende te [woonplaats03] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 20 december 2022, ingekomen bij de griffie op 27 december 2022.
Op 27 januari 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam05] ;
- de moeder;
- de pleegouders.
Oproepen en niet verschenen is de vader.

De feiten

De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [naam kind01] en [naam kind02] .
[naam kind01] en [naam kind02] verblijven bij de pleegouders.
Bij beschikking van 11 februari 2022 is de ondertoezichtstelling van [naam kind01] en [naam kind02] verlengd tot 18 februari 2023.
Bij beschikking van 22 juli 2022 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] en [naam kind02] in een voorziening voor pleegzorg, te weten bij de pleegouders, verlengd tot 18 februari 2023.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind01] en [naam kind02] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook heeft de GI een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] en [naam kind02] in een voorziening voor pleegzorg verzocht voor de duur van een jaar.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd.

Het standpunt van de GI

De ondertoezichtstelling loopt inmiddels twee jaar en de situatie van de ouders is niet verbeterd. De ouders komen de bezoeken met de kinderen helaas vaak niet na, vanwege uiteenlopende redenen. Verder is de moeder de afgelopen periode onbereikbaar geweest. Zorg en omgang is meerdere malen bij het huis van de ouders langs geweest, maar hier was niemand thuis. Het is onduidelijk of de moeder nog in de woning verblijft. De vader verblijft naar alle waarschijnlijkheid bij een vriendin. Er zou een (dakloze) vriend van de vader in de woning van de ouders verblijven. Inmiddels is [naam kind01] begonnen met speltherapie. Tijdens de eerste sessie werd gezien dat [naam kind01] een jongetje is die heftige problematiek heeft meegemaakt. Het is hard nodig dat hij hulpverlening krijgt.

Het standpunt van de moeder

Door de moeder is ingestemd met het verzoek van de GI. De moeder geeft aan dat zij momenteel niet meer in de woning van de ouders verblijft, maar bij haar moeder in [plaats01] . De afgelopen week is er een ruzie geweest tussen de ouders, waardoor de moeder geen contact meer wil met de vader. De moeder heeft toen ook besloten om echt weg te gaan uit de gezamenlijke woning. Over de gemiste omgangsmomenten brengt de moeder het volgende naar voren. De vader had de telefoon van de moeder bij zich, waardoor de moeder niet kon bellen met de GI of met de pleegouders. Verder was ook de accu van de elektrische fiets leeg onderweg. De moeder vindt het erg jammer dat het zo gelopen is. Verder geeft de moeder aan dat zij momenteel nog geen professionele hulp heeft voor haar verslaving, maar dat zij dit wel graag zou willen zoeken. De moeder heeft geen kracht meer om te vechten. Zij slikt zware medicatie. Het is beter voor de kinderen op deze manier, bij de pleegouders. De moeder begrijpt dat de kinderen niet meer terug naar huis kunnen en dat zij voor de lange termijn bij de pleegouders zullen blijven.

Het standpunt van de pleegouders

Door de pleegouders is ingestemd met het verzoek van de GI. De pleegouders vinden het vooral belangrijk dat het perspectief van de kinderen snel duidelijk wordt. Hier hebben de kinderen recht op na twee jaar. [naam kind01] vraagt iedere dag aan de pleegouders of hij bij hen kan blijven wonen. De pleegouders willen niet tegen de kinderen zeggen dat ze bij hen kunnen blijven wonen, als dit niet met zekerheid gezegd kan worden. Verder speelt er ook een stuk teleurstelling mee voor de kinderen op het moment dat de ouders niet komen opdagen tijdens de omgangsmomenten. Dit zorgt voor veel spanning bij de kinderen.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind01] en [naam kind02] twee jaar bij de pleegouders verblijven. Er is een patroon van ruzie en geweld tussen de ouders. In december 2021 heeft de vader de moeder zwaar mishandeld en recent heeft een ruzie plaatsgevonden, waarbij er weer geweld is gebruikt vanuit de vader richting de moeder. De kinderrechter hoopt dat de ouders nu definitief uit elkaar zijn, omdat dit eerder ook door de ouders is aangegeven. De bezoekafspraken zijn de afgelopen periode niet goed nagekomen door de ouders, waardoor de kinderen telkens teleurgesteld raken. De moeder is verslaafd en slikte medicatie om de dag door te komen. De kinderrechter stelt vast dat de persoonlijke problemen van de ouders op dit moment ervoor zorgen dat zij niet goed genoeg voor [naam kind01] en [naam kind02] kunnen zorgen.
Inmiddels is door de GI een opvoedbesluit genomen waarbij het perspectief van de kinderen is bepaald. Er wordt niet meer toegewerkt naar een thuisplaatsing bij de ouders. De kinderen zullen bij de pleegouders blijven wonen. De kinderrechter begrijpt dit. Er is nog geen verzoek tot gezagsbeëindiging ingediend en het is ook nog onzeker of dit zal worden ingediend. De ouders werken immers mee aan elke vorm van hulpverlening voor de kinderen. Ook vinden de pleegouders een gezagsbeëindiging een lastige kwestie omdat dan de laatste binding tussen de ouders en de kinderen dan volledig wordt weggenomen. De pleegouders vinden het momenten het belangrijkste dat het perspectief van de kinderen duidelijk is, zodat zij tegen de kinderen kunnen zeggen dat zij bij hen kunnen blijven wonen.
De kinderrechter begrijpt dat de pleegouders duidelijkheid willen hebben over het perspectief van de kinderen. Het opvoedbesluit zou hiervoor voldoende basis kunnen bieden, maar een gezagsbeëindigende maatregel geeft hiervoor volgens hen echt zekerheid. De kinderrechter heeft tijdens de zitting met partijen besproken dat de rechtspraak strenger is gaan kijken naar verzoeken tot gezagsbeëindiging. Partijen moeten zelf een manier vinden om de kinderen in de huidige situatie voldoende duidelijkheid te bieden.
Gezien het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [naam kind01] en [naam kind02] verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW). Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] en [naam kind02] noodzakelijk in het belang van (artikel 1:265c, tweede lid, BW).

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind01] en [naam kind02] tot 18 februari 2024;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] en [naam kind02] in een voorziening voor pleegzorg tot 18 februari 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2023 door mr T. van den Akker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van M. Hermans, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 15 februari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.