ECLI:NL:RBROT:2023:1162

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 januari 2023
Publicatiedatum
17 februari 2023
Zaaknummer
650072
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van echtscheidingsproblematiek en ouderlijk gezag

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 27 januari 2023, is de ondertoezichtstelling van de minderjarige [naam kind01] uitgesproken. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar, vanwege zorgen over de ontwikkeling en emotionele veiligheid van [naam kind01]. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de relatie tussen hen is verstoord, evenals de relatie tussen [naam kind01] en de vader. De vader heeft zich teruggetrokken en er is momenteel geen contact tussen hem en [naam kind01]. De moeder heeft aangegeven dat zij openstaat voor hulp, maar dat de vader zich afzijdig houdt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er geen vaste jeugdbeschermer is aangesteld, wat de situatie bemoeilijkt.

Tijdens de zitting heeft de kinderrechter de standpunten van de Raad en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond gehoord, die beide de ondertoezichtstelling ondersteunen. De moeder heeft verweer gevoerd tegen het verzoek, waarbij zij aangaf dat de vader zijn verantwoordelijkheden niet neemt en dat de ondertoezichtstelling mogelijk niet de gewenste uitkomst zal hebben. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat, ondanks de zorgen van de moeder, de ondertoezichtstelling noodzakelijk is voor de ontwikkeling van [naam kind01].

De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling voor een kortere duur van vier maanden uitgesproken, met de mogelijkheid tot verlenging afhankelijk van de medewerking van de vader aan de hulpverlening. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag. De kinderrechter heeft ook bepaald dat er een rapportage van de Raad moet komen over de laatste stand van zaken voor de volgende zitting.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/650072 / JE RK 22-3006
Datum uitspraak: 27 januari 2023

Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

locatie Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[naam kind01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2012 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [naam kind01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam01] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. J. Nieuwstraten, te Rotterdam,

[naam02] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats02] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 22 december 2022.
Op 27 januari 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- een vertegenwoordiger van de Raad, [naam03] ;
- twee vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna de GI), [naam04] en [naam05] ;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat.
Opgeroepen en niet verschenen is de vader.

De feiten

De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [naam kind01] .
[naam kind01] woont bij de moeder.

Het verzoek

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [naam kind01] verzocht voor de duur van een jaar.

Het standpunt van de Raad

De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De Raad heeft een raadsonderzoek verricht op verzoek van Veilig Thuis. Veilig Thuis maakte zich zorgen over de ontwikkeling en de emotionele veiligheid van [naam kind01] . Na de echtscheiding is de relatie tussen ouders verstoord en ook de relatie tussen [naam kind01] en de vader is verstoord. Momenteel heeft [naam kind01] geen contact met de vader. [naam kind01] geeft aan dat hij zijn vader mist. De verwachting is dat het de ouders niet gaat lukken om in onderling overleg de hoofdverblijfplaats van [naam kind01] te kunnen bepalen. De vader heeft meerdere keren aangegeven dat hij een procedure aanhangig wil maken om de hoofdverblijfplaats van [naam kind01] te wijzigen. De aankomende periode moet duidelijk worden of er wel of geen contact kan zijn tussen [naam kind01] en de vader. Hiervoor is het belangrijk om in gesprek te gaan met de vader.

Het standpunt van de GI

De GI heeft ter zitting het standpunt van de Raad ondersteund. De GI is van mening dat het wenselijk is dat er een ondertoezichtstelling wordt uitgesproken. De zorgen zijn dat [naam kind01] klem zit tussen de ouders. Hij verkeert in onduidelijkheid. Hij mist zijn vader en ziet hem op dit moment niet. Er moet duidelijkheid ontstaan over de haalbaarheid van het contact tussen [naam kind01] en de vader. Vanuit beide ouders zal er moeten worden meegewerkt aan een gezamenlijk traject gericht op de echtscheidingsproblematiek, bijvoorbeeld bij de echtscheidingsafdeling van Enver. Er is sprake van een wachtlijst bij de GI, waardoor het onzeker is wanneer een vaste jeugdbeschermer kan worden aangesteld voor het gezin. Desondanks kan er al wel alvast hulpverlening aangevraagd worden.

Het standpunt van de belanghebbende

Door en namens de moeder is ter zitting verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. De situatie wordt ter zitting geschetst als echtscheidingsproblematiek, maar dit is niet de juiste aanduiding. Het feit dat er momenteel geen contact is tussen [naam kind01] en de vader heeft meer te maken met de manier hoe de vader zijn taak als vader en de relatie met [naam kind01] ziet. In het verleden heeft er omgang plaatsgevonden. Op een gegeven moment heeft de vader zich teruggetrokken en dit gebeurt nu weer. Hij is er vandaag ook niet en de moeder wel. Het is de moeder die telkens met de hulp aan de slag gaat en de vader houdt zich afzijdig. Bij een ondertoezichtstelling dreigt hetzelfde te gebeuren. De moeder moet allerlei gesprekken voeren en de vader houdt zich teruggetrokken. Dit maakt dat de moeder zich afvraagt of een ondertoezichtstelling wel de gewenste uitkomst zal hebben. Het enige voordeel van een ondertoezichtstelling is dat de vader verplicht kan worden tot hulpverlening voor [naam kind01] . Dit kan echter ook door de toewijzing van eenhoofdig gezag aan de moeder. Het belangrijkste is dat [naam kind01] moet weten dat het niet aan hem ligt dat er geen contact is met de vader. De moeder vraagt afwijzing van het verzoek. De moeder kan via het Wijkteam hulpverlening aanvragen voor [naam kind01] . Indien de vader geen toestemming verleend voor deze hulpverlening, kan er vervangende toestemming worden aangevraagd bij de rechtbank.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat het de afgelopen jaren niet is gelukt om hulpverlening voor [naam kind01] van de grond te krijgen. Het is belangrijk dat de hulpverlening voor [naam kind01] wordt gestart.
Ter zitting is de vraag ontstaan of het wenselijk is dat er een ondertoezichtstelling wordt uitgesproken. De moeder geeft aan dat zij zelf al verschillende keren hulp heeft gevraagd en hierin alleen staat. Nu dreigt hetzelfde te gebeuren; de moeder staat open voor hulp en werkt overal aan mee. De vader trekt zich terug. Het resultaat is dat de moeder de komende periode veel tijd kwijt is aan het spreken van wisselende jeugdbeschermers uit het zogenoemde cluster 7-team en er feitelijk weinig verandert. Het is immers belangrijk dat er een vaste jeugdbeschermer is die een relatie kan aangaan met allebei de ouders om samen afspraken te maken en naar hulp te begeleiden. Bij afwezigheid van een vaste jeugdbeschermer zal die relatie ook niet worden opgebouwd en is de verwachting gerechtvaardigd dat de vader zich niet laat betrekken.
Desondanks vindt de kinderrechter het toch in het belang van [naam kind01] dat er een ondertoezichtstelling wordt uitgesproken. De kinderrechter is van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter ziet wel aanleiding om de ondertoezichtstelling uit te spreken voor een kortere duur, te weten voor de duur van vier maanden, en aan te houden voor het overige. Binnen vier maanden moet de hulpverlening gerealiseerd worden. Aan het einde van deze termijn zal ook duidelijk zijn of de vader wel of niet heeft open staat voor hulpverlening. Op het moment dat blijkt dat de vader zijn medewerking verleent, is een verlenging van de ondertoezichtstelling eventueel in het belang van [naam kind01] . Indien vader zich afzijdig houdt én de hulpverlening voor [naam kind01] is gestart, dan is het de vraag of het langer laten voortduren van de ondertoezichtstelling eerlijk is tegenover de moeder.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind01] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond met ingang van 27 januari 2023 tot 27 mei 2023;

En alvorens verder te beslissen:

houdt de beslissing voor het overige aan en bepaalt dat het verhoor van de Raad, de GI en de moeder zal plaatsvinden op
19 mei 2023 om 09:30 uur in het Gerechtsgebouw te Dordrecht, Steegoversloot 36;
de zaak zal op bovengenoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. T. van den Akker, kinderrechter;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de Raad, de GI, de moeder (en haar advocaat) en de vader;
verzoekt de Raad uiterlijk een week voor de genoemde zittingsdatum aan de kinderrechter een rapportage omtrent de laatste stand van zaken te doen toekomen, met afschrift aan de moeder (en haar advocaat) en de vader;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2023 door mr T. van den Akker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van M. Hermans, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 15 februari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.