In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 27 januari 2023, is de ondertoezichtstelling van de minderjarige [naam kind01] uitgesproken. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar, vanwege zorgen over de ontwikkeling en emotionele veiligheid van [naam kind01]. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de relatie tussen hen is verstoord, evenals de relatie tussen [naam kind01] en de vader. De vader heeft zich teruggetrokken en er is momenteel geen contact tussen hem en [naam kind01]. De moeder heeft aangegeven dat zij openstaat voor hulp, maar dat de vader zich afzijdig houdt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er geen vaste jeugdbeschermer is aangesteld, wat de situatie bemoeilijkt.
Tijdens de zitting heeft de kinderrechter de standpunten van de Raad en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond gehoord, die beide de ondertoezichtstelling ondersteunen. De moeder heeft verweer gevoerd tegen het verzoek, waarbij zij aangaf dat de vader zijn verantwoordelijkheden niet neemt en dat de ondertoezichtstelling mogelijk niet de gewenste uitkomst zal hebben. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat, ondanks de zorgen van de moeder, de ondertoezichtstelling noodzakelijk is voor de ontwikkeling van [naam kind01].
De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling voor een kortere duur van vier maanden uitgesproken, met de mogelijkheid tot verlenging afhankelijk van de medewerking van de vader aan de hulpverlening. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag. De kinderrechter heeft ook bepaald dat er een rapportage van de Raad moet komen over de laatste stand van zaken voor de volgende zitting.