In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam geweigerde vergunning voor kamerbewoning door maximaal vier personen in de woning aan [adres]. De vergunning was op 29 maart 2021 geweigerd op basis van de Huisvestingswet 2014 en de Huisvestingsverordening 2019, waarbij het college stelde dat de clustering van studentenwoningen in de buurt niet gewenst was en dat dit een negatieve invloed zou hebben op het woonmilieu en de leefbaarheid. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat de studenten in de woning vrijwilligerswerk verrichten, wat volgens de toelichting bij de Huisvestingsverordening een positieve invloed kan hebben op de leefbaarheid in de buurt.
De rechtbank heeft het beroep op 10 november 2023 behandeld, waarbij eiseres niet aanwezig was, maar verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigden. De rechtbank oordeelt dat het college ten onrechte de vergunning heeft geweigerd, nu er geen bewijs is van overlast en de clustering van studentenwoningen niet langer een geldige reden is om de vergunning te weigeren. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres. Tevens wordt bepaald dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht vergoedt.
De uitspraak is gedaan door mr. A.M.J. Adriaansen en is openbaar uitgesproken op 1 december 2023. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.