Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
raadsman mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam.
Rechtbank Rotterdam
Op 5 december 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering tot verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidsstelling van een veroordeelde. De veroordeelde, geboren in Turkije in 1976, had eerder een gevangenisstraf van negen jaar opgelegd gekregen, met een proeftijd van 1095 dagen. De rechtbank had eerder de voorwaardelijke invrijheidstelling herroepen vanwege het niet naleven van bijzondere voorwaarden. De officier van justitie diende op 31 oktober 2023 een nieuwe vordering in tot verlenging van de proeftijd met 365 dagen, onderbouwd met het argument dat de veroordeelde eerst moest uitstromen naar een locatie voor begeleid wonen.
Tijdens de zitting op 21 november 2023 werd de reclasseringswerker gehoord, die aangaf dat er nog geen plek voor begeleid wonen beschikbaar was. De officier van justitie stelde dat verlenging noodzakelijk was om recidive te voorkomen, maar de rechtbank oordeelde dat de vordering in strijd was met het arrest van de Hoge Raad van 15 juni 2021. Dit arrest stelt dat in gevallen van onherroepelijke veroordelingen tot vrijheidsstraf voor 1 januari 2018, de voorwaarden voor verlenging van de proeftijd niet mogen leiden tot een langere vrijheidsbeneming dan de oorspronkelijke straf.
De rechtbank concludeerde dat de vordering tot verlenging van de proeftijd moest worden afgewezen, omdat de veroordeelde op 11 december 2023 nog steeds klinisch opgenomen zou zijn, wat zou leiden tot een situatie die niet verenigbaar is met artikel 7 lid 1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De rechtbank heeft de vordering afgewezen en de beslissing werd genomen door een meervoudige kamer.