ECLI:NL:RBROT:2023:11416

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 december 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
ROT 22/2602
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke boete opgelegd aan slachterij wegens overtreding van de Wet Dieren en onvoldoende zorg voor dierenwelzijn

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 8 december 2023, wordt het beroep van eiseres tegen een bestuurlijke boete van € 2.500,- beoordeeld. De boete werd opgelegd door verweerder vanwege overtredingen van de Wet Dieren, specifiek omdat de slachterij niet zorgde voor het vermijden van pijn, spanning of lijden bij de dieren tijdens het doden. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 24 april 2022, waarin het bezwaar tegen het boetebesluit van 24 december 2021 ongegrond werd verklaard. Tijdens een inspectie op 8 juni 2021 door de NVWA werden ernstige tekortkomingen geconstateerd in de bedwelmingsmethoden die werden gebruikt, wat leidde tot onnodig lijden van de dieren. De rechtbank oordeelt dat de bevindingen van de toezichthouder voldoende bewijs leveren voor de overtredingen en dat eiseres niet de noodzakelijke maatregelen heeft genomen om de dieren te beschermen tegen pijn en stress. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de hoogte van de boete als passend en geboden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/2602

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 december 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. F.Th.M. Peters),
en

[verweerder] , verweerder

(gemachtigde: mr. R.R. Berkhout).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van 24 april 2022 (het bestreden besluit) waarbij verweerder het bezwaar van eiseres tegen het boetebesluit van 24 december 2021 ongegrond heeft verklaard. Bij het boetebesluit heeft verweerder eiseres een bestuurlijke boete opgelegd van € 2.500,- vanwege overtreding van bij of krachtens de Wet dieren gestelde voorschriften.
1.1.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 21 november 2023 op zitting behandeld. Beide partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Ook is verschenen [persoon A] , dierenarts bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).

Totstandkoming van het besluit

2. Op 8 juni 2021 heeft een toezichthouder van de NVWA een inspectie uitgevoerd bij eiseres. De bevindingen van de toezichthouder zijn vastgelegd in een rapport van bevindingen van 9 juni 2021 (het rapport). Op basis daarvan heeft verweerder de bij het bestreden besluit gehandhaafde boete opgelegd.
2.1.
In het rapport heeft de toezichthouder, voor zover hier van belang, het volgende beschreven:
Bevindingen 13:00 uur
Op 08-06-2021 omstreeks 13:00 uur bevond ik mij in de vuile slachthal ter hoogte van de elektrische bedwelming van geiten. Daar zag ik dat een geit met de elektrische tang bij de kop gepakt werd met de bedoeling om elektrische bedwelming en zodoende directe bewustzijnsverlies te bewerkstelligen. Ik zag dat de elektrische bedwelming niet naar behoren werkte en er geen stroom op de elektrode van de tang kwam te staan. Dit zag ik doordat de geit niet verstijfde en het bewustzijn niet verloor maar een schreeuw van pijn en schrik gaf en probeerde weg te komen.
De eigenaar, de heer [persoon B] , stond erbij en ik hoorde hem zeggen tegen mij dat hij de dag ervoor een vervangende elektrisch bedwelmingsapparaat geregeld had maar dat deze bedoeld was om 300 dieren te bedwelmen. Op dat moment waren er ruim meer dan 300 dieren bedwelmd. Ik zag dat de medewerker het apparaat gereset had en daarna opnieuw de tang op de kop van de geit zette. Ik zag dat de geit goed bedwelmd werd. Ik zag dat alle geiten de volgende paar minuten goed werden bedwelmd. Ik zei tegen de exploitant dat hij goed moest opletten om op de juiste manier te bedwelmen want wat gebeurd was kon niet nogmaals gebeuren.
Bevindingen 14:30 uur
Omstreeks 14:30 uur bevond ik mij in de vuile slachthal ter hoogte van de elektrische bedwelming van de geitenbokjes. Daar zag ik dat een geitenbokje met de elektrische tang bij de kop gepakt werd met de bedoeling om elektrische bedwelming en zodoende directe bewustzijnsverlies te bewerkstelligen. Ik zag dat de elektrische bedwelming niet werkte naar behoren en er geen stroom op de elektrode van de tang kwam te staan. Dit zag ik doordat de geit niet verstijfde en het bewustzijn niet verloor maar een schreeuw van pijn en schrik gaf en probeerde weg te komen.
Ik zag dat de medewerker het apparaat gereset had en daarna opnieuw de tang op de kop van het geitenbokje zette. Ik zag dat dit keer een juiste bedwelming plaatsvond met directe bewusteloosheid tot gevolg. Ik hoorde de medewerker zeggen dat dit die dag vaker gebeurd was omdat het apparaat niet voor deze grote aantallen bedoeld was. Ik ben blijven kijken en zag in een aantal minuten nogmaals dat er 2 keer een tang op de kop van een geitenbokje werd gezet en er geen stroom uit de elektrode kwam.
Ik stelde op basis van mijn bevindingen vast dat de toegepaste bedwelmingsmethode, methode die het dier pijnloos in staat van bewusteloosheid en gevoelloosheid brengt, niet pijnloos leidde tot bewusteloosheid en gevoelloosheid. Ik hoorde en zag namelijk dat het betreffende geitenbokje gilde toen de elektroden van het bedwelmingsapparaat op de kop werden geplaatst; ik zag dat het dier daarbij overeind bleef en probeerde weg te komen. Ik zag dat hierdoor centimeters lange pinnen op/in de kop van het geitenbokje gezet werden zonder dat het geitenbokje bedwelmd werd. Hierdoor is deze dieren ernstig vermijdbaar lijden berokkend.”
3. Op grond van het rapport heeft verweerder vastgesteld dat bij het doden van dieren en daarmee verband houdende activiteiten er niet voor werd gezorgd dat de dieren elke vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden werd bespaard en dat eiseres niet de noodzakelijke maatregelen heeft genomen om te waarborgen dat dieren geen tekenen van vermijdbare pijn, angst of abnormaal gedrag vertonen. Dit betreft een overtreding van artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, in verbinding met artikel 5.8, van de Regeling houders van dieren, en artikel 3, eerste en tweede lid, van Verordening (EG) 1099/2009. Verweerder heeft eiseres hiervoor een boete opgelegd van € 2.500,-.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid en evenredigheid van de aan eiseres opgelegde bestuurlijke boete. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
6. Eiseres voert als beroepsgrond aan dat geen sprake is geweest van vermijdbaar lijden of pijn, zodat geen sprake is geweest van een overtreding. Van pijn als gevolg van gebrekkige stroomstoten is geen sprake geweest en de vaststelling dat de geit verstijfde en schreeuwde van pijn is suggestief. Bij alle slachtdieren is sprake van angst en de angst bij dit dier is veroorzaakt door benadering van de verdover met gereedschap. Bovendien schrikken dieren van deze leeftijd altijd van personen en aanrakingen en proberen zij altijd om weg te komen. De dieren vertoonden volgens eiseres dan ook geen abnormaal gedrag. De in het rapport opgenomen passage dat met de verdoofschalen centimeterslange pinnen op/in de kop van het geitenbokje werden gezet, is onjuist.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
6.2.
Gelet op vaste rechtspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb), onder meer de uitspraak van 29 maart 2018 (ECLI:NL:CBB:2018:165) kan, behoudens tegenbewijs, het bewijs van een overtreding door een bestuursorgaan worden aangenomen op grond van een naar waarheid opgesteld en ondertekend rapport van een toezichthouder.
6.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op basis van de bevindingen van de toezichthouder op het standpunt kunnen stellen dat eiseres er niet voor heeft gezorgd dat de dieren bij het doden elke vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden werd bespaard en dat zij niet alle noodzakelijke maatregelen heeft genomen om te waarborgen dat de dieren geen tekenen van vermijdbare pijn, angst of abnormaal gedrag vertonen. Daarvoor heeft verweerder van belang kunnen achten dat uit het rapport blijkt dat de toezichthouder heeft waargenomen dat de geiten, nadat zij met de elektrische tang bij de kop werden gepakt, niet het bewustzijn verloren doordat de elektrische tang niet functioneerde. In plaats daarvan schreeuwden de dieren van pijn en schrik en probeerden weg te komen. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de toezichthouder als deskundig dierenarts pijn en stress bij een dier weet te herkennen en afwijkend gedrag van normaal gedrag weet te onderscheiden. Het doden van dieren kan pijn, angst, spanning of andere vormen van lijden veroorzaken, zoals staat beschreven onder punt twee van de preambule bij Verordening (EG) 1099/2009, en het vastpakken van de kop met een elektronische tang bij de hier gebruikte bedwelmingsmethode is niet ongebruikelijk, zoals eiseres ook heeft aangevoerd onder verwijzing naar het document van de Europese Commissie over het verdoven en doden van schapen en geiten op de houderij. Verweerder stelt zich echter terecht op het standpunt dat deze stressvolle situatie zo kort mogelijk moet duren. Omdat de dieren in dit geval niet succesvol werden bedwelmd en niet bewusteloos raakten en daardoor het hele proces hebben meegekregen, stelt verweerder zich terecht op het standpunt dat de door de toezichthouder waargenomen situatie van pijn en stress niet normaal is en voorkomen had kunnen worden. In zijn nadere toelichting van 11 april 2022 heeft de toezichthouder namelijk toegelicht dat als de stroomnormen worden gehaald de dieren al bewusteloos zijn voordat ze de scherpe kartels van het bedwelmingsapparaat kunnen voelen. Zonder stroom veroorzaken de kartels pijn en stress.
Hoewel stroomuitval incidenteel kan gebeuren, blijkt in dit geval uit het rapport dat het op de dag van de inspectie vaker is voorgekomen dat een bedwelming niet succesvol is verlopen en dat een vervangend bedwelmingsapparaat werd gebruikt dat bedoeld was om 300 dieren te bedwelmen, terwijl dat aantal die dag al was bereikt. Juist nu de toezichthouder eiseres hierop had aangesproken en haar erop had gewezen maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat het niet nog een keer zou gebeuren, stelt verweerder zich terecht op het standpunt dat de om 14.30 uur door de toezichthouder waargenomen schrik- en pijnreacties bij de geiten vermijdbaar waren.
6.4.
Op grond van het vorenstaande heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres artikel 3, eerste en tweede lid, aanhef en onder d, van Verordening (EG) heeft overtreden. Verweerder heeft ter zitting weliswaar erkend dat geen sprake was van bedwelmingsapparatuur met centimeterslange pinnen, maar apparatuur betrof met kartels van enkele millimeters, maar dat neemt niet weg dat de dieren pijn en stress hebben ervaren van het gebruik van de bedwelmingsapparatuur die voorkomen had kunnen en moeten worden. Dat maakt reeds dat sprake is van voormelde overtreding. Het betoog van eiseres dat back-up apparatuur aanwezig was, doet, nog afgezien van het feit dat uit het rapport of het bestreden besluit op geen enkele wijze afgeleid kan worden dat dat ook daadwerkelijk het geval was, niet af aan de bevindingen van de toezichthouder dat sprake was van voormelde overtreding.
6.5.
Nu op grond van het vorenstaande is komen vast te staan dat eiseres de haar verweten overtreding heeft begaan, was verweerder bevoegd eiseres daarvoor een boete op te leggen. Eiseres heeft geen gronden gericht tegen de hoogte van de boete. Er bestaat dan ook geen grond voor het oordeel dat verweerder de boete in dit geval te hoog heeft vastgesteld. Een boete ter hoogte van € 2.500,- acht de rechtbank in dit geval passend en geboden.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, rechter, in aanwezigheid van mr. N.S.J. Letschert, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
8 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Punt 2 bij de preambule bij Verordening (EG) nr. 1099/2009 luidt als volgt:
“Het doden van dieren kan pijn, angst, spanning of andere vormen van lijden bij de dieren veroorzaken, zelfs onder de beste beschikbare technische omstandigheden. Bepaalde activiteiten die verband houden met dat doden, kunnen stress meebrengen en elke bedwelmingstechniek heeft nadelen. Bedrijfsexploitanten of bij het doden van dieren betrokken personen dienen de nodige maatregelen te nemen om pijn te vermijden en angst en spanning en lijden tijdens het slacht- of dodingsproces zoveel mogelijk te beperken, waarbij zij moeten uitgaan van de beste praktijken op dit gebied en de methoden die krachtens deze verordening zijn toegestaan. Dat betekent dat pijn, spanning of lijden als vermijdbaar beschouwd moeten worden indien bedrijfsexploitanten of bij het doden van dieren betrokken personen een van de voorschriften van deze verordening overtreden of indien zij weliswaar gebruikmaken van geoorloofde methoden, maar daarbij geen rekening houden met de optimale toepassing ervan met als gevolg dat zij door nalatigheid of bewust pijn, spanning of lijden bij de dieren veroorzaken.”
In artikel 3, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 1099/2009 staat dat bij het doden van dieren en daarmee verband houdende activiteiten ervoor wordt gezorgd dat de dieren elke vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden wordt bespaard.
Op grond van artikel 3, tweede lid, onder d, van de Verordening moeten bedrijfsexploitanten de noodzakelijke maatregelen nemen om te waarborgen dat dieren geen tekenen van vermijdbare pijn, angst of abnormaal gedrag vertonen.