ECLI:NL:RBROT:2023:11394

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 oktober 2023
Publicatiedatum
5 december 2023
Zaaknummer
10322913 CV EXPL 23-4076
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake overgang van onderneming en arbeidsrechtelijke geschillen

In deze zaak, uitgesproken op 27 oktober 2023 door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, staat de vraag centraal of er sprake is van een overgang van onderneming van HDI Global SE naar [bedrijf02] en [bedrijf03]. De eisers, vier werknemers van HDI, stellen dat er geen overgang van onderneming heeft plaatsgevonden en eisen onder andere vaststelling van hun boventalligheid conform het Sociaal Plan. HDI betwist dit en stelt dat de werknemers per 1 juli 2022 in dienst zijn getreden bij [bedrijf03] als gevolg van de overgang van de run off portefeuille van de Motorrijtuigverzekeringen. De kantonrechter oordeelt dat er wel degelijk sprake is van een overgang van onderneming, waarbij de identiteit van de economische eenheid is behouden. De vorderingen van de eisers worden afgewezen, en zij worden veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10322913 CV EXPL 23-4076
datum uitspraak: 27 oktober 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van

1.[eiser01] ,

woonplaats: [woonplaats01] ,
2. [eiser02],
woonplaats: [woonplaats02] ,
3. [eiser03],
woonplaats: [woonplaats03] ,
4. [eiser04],
woonplaats: [woonplaats04],
eisers in conventie,
verweerders in (voorwaardelijke) reconventie,
gemachtigde: mr. M.J. Blom, werkzaam bij FNV te Rotterdam,
tegen
de rechtspersoon naar vreemd recht
HDI Global SE,
vestigingsplaats: Hannover (Duitsland), kantooradres: Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in (voorwaardelijke) reconventie,
gemachtigden: mr. M. Middeldorp en mr. S. Vrij te Haarlem.
Eisers in conventie worden hierna aangeduid als “ [eiser01] ”, “ [eiser02] ”, “ [eiser03] ” en “ [eiser04] ” en gezamenlijk als “ [eisers01] ” Gedaagde in conventie wordt hierna aangeduid als “HDI”.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 30 januari 2023, met producties;
  • het antwoord met voorwaardelijke eis in reconventie (tegeneis), met producties;
  • de spreekaantekeningen van HDI, met producties.
1.2.
Op 2 augustus 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen besproken. [eiser01] , [eiser02] , [eiser03] en [eiser04] zijn daarbij in persoon verschenen, bijgestaan door de gemachtigde voornoemd. Aan de zijde van HDI is verschenen [naam01] , hoofd HR, [naam02] , hoofd afdeling claims, [naam03] , senior HR business partner, en [naam04]
[naam04] , general counsel, bijgestaan door de gemachtigden voornoemd.

2.De feiten

2.1.
HDI is een verzekeraar die onderdeel uitmaakt van de [bedrijf01] .
2.2.
Eén van de verzekeringsportefeuilles van HDI was de portefeuille Motorrijtuigverzekering. Binnen die portefeuille werden verschillende producten aangeboden. Bij deze portefeuille waren de volgende afdelingen en teams betrokken:
  • de afdeling Underwriting: deze afdeling hield zich onder andere bezig met het afsluiten (de acceptatie) van verzekeringen;
  • de afdeling Operations: deze afdeling verrichtte ondersteunende werkzaamheden bij de uitvoering van de verzekeringsovereenkomsten (waaronder het aanmaken van nieuwe schadeclaims);
  • het team Motor van de afdeling Claims: dit team was gespecialiseerd in de behandeling en afwikkeling van schades voortvloeiende uit de portefeuille Motorrijtuigverzekering.
2.3.
[eiser01] , [eiser02] , [eiser03] en [eiser04] zijn op respectievelijk 1 juli 2001, 1 december 1998, 12 juli 1993 en 2 oktober 2015 in dienst getreden bij HDI. [eiser01] en [eiser02] waren tot 1 juli 2022 werkzaam in de functie van schadebehandelaar binnen het team Motor van de afdeling Claims. [eiser03] en [eiser04] waren tot 1 juli 2022 werkzaam op de afdeling Operations.
2.4.
HDI heeft, met goedkeuring van haar ondernemingsraad, de portefeuille Motorrijtuigverzekering per 1 juli 2021 gefaseerd afgebouwd. Op 1 januari 2022 was deze portefeuille volledig in “run off”, in die zin dat vanaf deze datum geen nieuwe motorrijtuigverzekeringen meer werden aangeboden. Als gevolg hiervan konden er geen schadegevallen uit nieuwe polissen ontstaan. De schadebehandelaars van het team Motor van de afdeling Claims en hun ondersteunende medewerkers van de afdeling Operations hebben hun werkzaamheden voortgezet. Binnen de afdeling Underwriting heeft, met goedkeuring van de ondernemingsraad van HDI, in juli 2021 een reorganisatie plaatsgevonden, aangezien de werkzaamheden van het team Motor van de afdeling Underwriting door de run off kwamen te vervallen. De werknemers van het Motorteam van de afdeling Underwriting zijn op basis van het met de vakbonden afgesloten Sociaal Plan boventallig verklaard.
2.5.
HDI heeft, met goedkeuring van haar ondernemingsraad, de run off portefeuille per 1 juli 2022 aan [bedrijf02] (hierna: [bedrijf02] ) overgedragen. Voor de feitelijke voortzetting van de schadeafwikkeling van de run off portefeuille heeft [bedrijf03] (hierna: [bedrijf03] ), die net als HDI in Rotterdam is gevestigd, geselecteerd. Op het moment dat de run off portefeuille van HDI overging naar [bedrijf02] , is de schadeafwikkeling van deze portefeuille direct (in een ondeelbaar moment) overgegaan op [bedrijf03] .
2.6.
[eisers01] zijn met ingang van 1 juli 2022 werkzaam bij [bedrijf03] in de functie van (ondersteunend) schadebehandelaar van de run off portefeuille en ontvangen hun salaris van [bedrijf03] .

3.Het geschil

3.1.
[eisers01] eisen samengevat:
  • te verklaren voor recht dat er bij [eisers01] geen sprake is van een overgang van onderneming van HDI naar [bedrijf04], [bedrijf02] en/of [bedrijf03] ;
  • HDI te veroordelen tot vaststelling van boventalligheid van [eisers01] conform artikel 3.2.3 van het toepasselijke Sociaal Plan;
  • HDI te veroordelen tot naleving van de bepalingen van het Sociaal Plan, meer in het bijzonder Hoofdstuk 4 (bemiddeling van baan naar baan), Hoofdstuk 5 (financiële gevolgen beëindiging van het dienstverband) en Hoofdstuk 6 (vrijstelling van werk, niet gehouden zijn aan het concurrentiebeding);
  • HDI te veroordelen tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met inachtneming van de van toepassing zijnde opzegtermijn;
  • alles op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag dat HDI in gebreke blijft aan de vorderingen te voldoen;
  • HDI te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[eisers01] baseren de eis op het volgende.
Er is geen sprake van een overgang van onderneming van [eisers01] naar [bedrijf02] / [bedrijf03] . Aan de vereisten van een economische eenheid en identiteitsbehoud is niet voldaan. De afdeling Underwriting is komen te vervallen bij HDI en de activiteiten die voor de overdracht naar [bedrijf02] / [bedrijf03] werden verricht zijn niet te vergelijken met de activiteiten van na de overdracht. Voor de overgang had het verzekeringspakket een andere omvang dan daarna. Alleen de werkzaamheden met betrekking tot de schadeafhandeling van de run off portefeuille zijn overgegaan op [bedrijf02] / [bedrijf03] . Dat werk was op 1 juli 2022 opgedroogd. Ook zijn de materiële of immateriële activa niet overgedragen. [eisers01] stellen zich daarom op het standpunt dat zij in dienst zijn gebleven bij HDI. Hun functies zijn echter op basis van het Sociaal Plan komen te vervallen, waardoor [eisers01] boventallig verklaard dienen te worden. [eisers01] komen daarom in aanmerking voor de voorzieningen uit het Sociaal Plan en hun arbeidsovereenkomsten dienen beëindigd te worden.
3.3.
HDI is het niet eens met de eis en eist zelf voorwaardelijk samengevat:
  • [eisers01] hoofdelijk te veroordelen tot terugbetaling van de pensioencompensatie die HDI in het kader van de overgang van onderneming aan [eisers01] heeft voldaan en te bepalen dat het verschuldigde bedrag binnen één maand na de datum van het vonnis aan HDI moet worden voldaan, bij gebreke waarvan [eisers01] wettelijke rente zijn verschuldigd;
  • voor recht te verklaren dat [eisers01] jegens HDI geen aanspraak hebben op enige (na)betaling over de periode waarin zij van [bedrijf03] loon (hebben) ontvangen;
  • [eisers01] hoofdelijk te veroordelen in de proces- en nakosten, met rente;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.4.
HDI voert het volgende aan.
Er is wel degelijk sprake van een overgang van onderneming van [eisers01] (via [bedrijf02] ) naar [bedrijf03] . [eisers01] zijn per 1 juli 2022 bij [bedrijf03] in dienst getreden. Na het afstoten van het onderdeel Underwriting is een nieuwe economische eenheid binnen HDI ontstaan (“Motor”) die de run off portefeuille van de Motorrijtuigverzekeringen (het afwikkelen van schades) behandelde. Dit onderdeel van de onderneming is op grond van een overeenkomst (via [bedrijf02] ) als geheel overgegaan naar [bedrijf03] . HDI heeft alle werkzaamheden die samenhingen met de run off portefeuille alsmede alle activa behorende tot de economische eenheid (via [bedrijf02] ) aan [bedrijf03] overgedragen. Ook de werknemers die aan dit onderdeel van de onderneming konden worden toegerekend zijn overgegaan. De aard van de onderneming (het afwikkelen van schades behorende tot de run off portefeuille) is onveranderd gebleven. Het werk dat [eisers01] na de overgang van onderneming verrichten is exact hetzelfde als voor de overgang. De betrokken werknemers hebben hun werk bij [bedrijf03] kunnen voortzetten op dezelfde wijze als zij dat bij HDI zouden hebben gedaan als de onderneming niet was overgedragen. Op het moment van de overgang was sprake van een forse werkvoorraad met betrekking tot de run off portefeuille. Van een opgedroogde portefeuille op het moment van de overgang is dan ook geen sprake.
3.5.
Ook in geval wordt geoordeeld dat geen sprake is van een overgang van onderneming moeten de vorderingen van [eisers01] worden afgewezen, nu toewijzing van deze vorderingen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. [eisers01] hebben hun rechten verwerkt, althans zij hebben te laat geklaagd. [eisers01] hebben ook geen belang bij hun vorderingen.
3.6.
Indien wordt geoordeeld dat geen sprake is van een overgang van onderneming, dan leidt dit er niet automatisch toe dat [eisers01] boventallig zijn op basis van het Sociaal Plan. De kantonrechter kan HDI ook niet verplichten tot het vaststellen van de boventalligheid van [eisers01] Deze vordering mist een wettelijke basis. Als geen sprake is van boventalligheid, dan is het Sociaal Plan niet van toepassing. Indien wel sprake is van boventalligheid, dan is het Sociaal Plan van toepassing en dan zal HDI het Sociaal Plan naleven. De door [eisers01] gevorderde beëindiging van de arbeids-overeenkomsten had bij verzoekschrift ingesteld moeten worden. [eisers01] hebben de verkeerde procesingang gekozen. Deze vordering mist ook een wettelijke basis. Er bestaat geen ontslagplicht in geval van boventalligheid, zodat de kantonrechter die plicht ook niet kan opleggen aan HDI.
3.7.
HDI baseert de voorwaardelijke tegeneis op het volgende.
Indien wordt geoordeeld dat geen sprake is van een overgang van onderneming en dat [eisers01] nog in dienst zijn bij HDI, zijn [eisers01] gehouden om de door HDI betaalde pensioencompensatie terug te betalen. Deze pensioencompensatie is dan ten onrechte aan [eisers01] voldaan. Ook hebben [eisers01] in dat geval geen aanspraak op enige (na)betaling over de periode waarin zij van [bedrijf03] loon (hebben) ontvangen.

4.De beoordeling

overgang van onderneming
4.1.
Ter beoordeling staat de vraag of [eisers01] per 1 juli 2022 op grond van een overgang van onderneming in dienst zijn getreden bij [bedrijf02] / [bedrijf03] . HDI heeft onweersproken gesteld dat [eisers01] niet op grond van een overgang van onderneming in dienst zijn getreden bij [bedrijf04], zodat daarvan wordt uitgegaan.
4.2.
Bij de beantwoording van de hiervoor vermelde vraag wordt vooropgesteld dat de wettelijke bepalingen omtrent de overgang van onderneming zijn neergelegd in artikel 7:662 e.v. BW. De artikelen zijn een uitwerking van hetgeen is bepaald in Richtlijn 2001/23/EG (hierna: de Richtlijn) inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen van ondernemingen of vestigingen. De Richtlijn heeft tot doel om ook bij verandering van ondernemer de continuïteit te waarborgen van de in het kader van een onderneming bestaande rechtsverhoudingen. In artikel 7:662 lid 1 sub a BW is bepaald dat onder een overgang van (een deel van de) onderneming wordt verstaan: “de overgang, ten gevolge van een overeenkomst, een fusie of een splitsing, van een economische eenheid die haar identiteit behoudt”. Ingevolge artikel 7:663 BW gaan door de overgang van een onderneming de rechten en verplichtingen die op het tijdstip van die overgang voor de werkgever in die onderneming voortvloeien uit een arbeidsovereenkomst tussen hem en een daar werkzame werknemer, van rechtswege over op de verkrijger.
krachtens overeenkomst
4.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat de overgang van de activiteiten met betrekking tot de run off portefeuille van de motorrijtuigverzekeringen van HDI naar [bedrijf02] op grond van een overeenkomst heeft plaatsgevonden en dat op het moment dat deze portefeuille van HDI overging naar [bedrijf02] op 1 juli 2022, de schadeafwikkeling van deze portefeuille in een ondeelbaar moment is overgegaan op [bedrijf03] . De kantonrechter gaat dan ook van de juistheid hiervan uit. Aan de voorwaarde “overdracht krachtens overeenkomst” is derhalve voldaan.
economische eenheid
4.4.
Ingevolge artikel 7:662 lid 1 sub b BW wordt onder een economische eenheid verstaan: “een geheel van georganiseerde middelen, bestemd tot het ten uitvoer brengen van een al dan niet hoofdzakelijk economische activiteit”. Van een economische eenheid is sprake als deze eenheid voldoende gestructureerd en autonoom is. Voor toepassing van de Richtlijn is vereist dat sprake is van een georganiseerd geheel van elementen waarmee de activiteiten of bepaalde activiteiten van de overdragende onderneming duurzaam kunnen worden voortgezet (HvJ EG 19 september 1995, ECLI:EU:C:1995:290 (Ole Rygaard)).
4.5.
In de onderhavige situatie staat tussen partijen vast dat de verzekeringsportefeuille Motorrijtuigverzekering van HDI aanvankelijk uit drie onderdelen bestond, namelijk Underwriting, Operations en Claims, dat het onderdeel Underwriting als gevolg van het besluit om geen nieuwe motorrijtuigverzekeringen meer af te sluiten en de daarop volgende reorganisatie reeds per 1 juli 2021 is opgehouden te bestaan (voor wat betreft de “tak” motorrijtuigverzekering) en dat vanaf die datum de verzekeringsportefeuille nog bestond uit de onderdelen Operations en Claims. Verder staat vast dat deze (afgeslankte) afdeling “Motor”, die verantwoordelijk was voor de activiteiten met betrekking tot de schadeafwikkeling van de run off portefeuille, vanaf 1 juli 2021 onafgebroken en zelfstandig is blijven functioneren tot de overdracht van de portefeuille aan [bedrijf02] / [bedrijf03] op 1 juli 2022. Geoordeeld moet dan ook worden dat reeds een jaar voor de overdracht een nieuwe (afgeslankte) economische eenheid (een deel van de onderneming van HDI), waarmee een economische activiteit met een eigen doelstelling kan worden uitgeoefend, is ontstaan. Niet in geschil is dat [eisers01] tot 1 juli 2022 bij HDI onafgebroken werkzaam waren binnen deze eenheid als (ondersteunend) schadebehandelaars van de run off portefeuille. Niet kan dus worden gezegd dat het werk van [eisers01] op het moment van de overgang van deze portefeuille per 1 juli 2022 volledig was “opgedroogd”.
identiteitsbehoud
4.6.
Nu de (afgeslankte) afdeling Motor als een economische eenheid moet worden aangemerkt, komt de vraag aan de orde of de identiteit van deze economische eenheid is behouden. Bij de beantwoording van die vraag moet rekening worden gehouden met alle kenmerkende feitelijke omstandigheden, zoals de aard van de betrokken onderneming, het al dan niet overdragen van de materiële activa, de waarde van de immateriële activa op het tijdstip van de overdracht, het al dan niet overnemen van het personeel, het al dan niet overdragen van de klantenkring, de mate waarin de voor en na de overdracht verrichte activiteiten met elkaar overeenkomen en de duur van een eventuele onderbreking van die activiteiten (HvJ EG, 18 maart 1986, ECLI:EU:C:1986:127 (Spijkers)).
Naar het oordeel van de kantonrechter is de identiteit van de economische eenheid behouden gebleven. Daartoe wordt als volgt overwogen.
4.7.
De activiteiten met betrekking tot de schadeafhandeling van de run off portefeuille moeten als arbeidsintensief worden aangemerkt. Zonder de gespecialiseerde medewerkers op dit gebied (onder wie [eisers01] ) kunnen de werkzaamheden immers niet uitgevoerd worden. Tussen partijen is niet in geschil dat [bedrijf03] zowel de betrokken activiteiten (de werkzaamheden met betrekking tot de schadeafhandeling van de run off portefeuille) onafgebroken heeft voortgezet als het personeel van HDI dat met deze taak was belast heeft overgenomen. Ook heeft HDI onweersproken gesteld dat zij alle zaken die nodig zijn voor de activiteiten, waaronder klant- en verzekeringsgegevens, schadedossiers, data en vorderingen, heeft overgedragen aan [bedrijf03] . Door [eisers01] is ook niet betwist dat zij op het moment van de overgang van de activiteiten met betrekking tot de run off portefeuille op 1 juli 2022 naar [bedrijf03] zonder onderbreking dezelfde werkzaamheden bleven uitvoeren als de werkzaamheden die zij voorheen verrichtten per 1 juli 2021 bij HDI.
[eisers01] hebben tijdens de mondelinge behandeling meegedeeld dat ook hun functiebenaming hetzelfde is gebleven. [eisers01] hebben nog wel gesteld dat zij niet specifiek zijn opgeleid voor de behandeling van letselschades, maar niet in geschil is dat zij dat werk ook niet doen bij [bedrijf03] . [eisers01] hebben zelf verklaard dat [bedrijf03] voor dat werk andere medewerkers heeft aangetrokken.
4.8.
Weliswaar ligt het in de lijn der verwachting dat op enig moment geen schademeldingen meer voortvloeien uit de run off portefeuille en dat [eisers01] (ook) andere taken moeten gaan verrichten bij [bedrijf03] , maar dat doet niet af aan het oordeel dat de identiteit van de economische eenheid ten tijde van de overdracht behouden is gebleven. Ook in geval HDI de run off portefeuille niet had verkocht, zouden die werkzaamheden naar verwachting op enig moment eindigen.
conclusie
4.9.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat sprake is van een economische eenheid die is overgegaan op een verkrijgende partij, [bedrijf02] / [bedrijf03] en dat de economische eenheid haar identiteit heeft behouden. Daaruit vloeit voort dat sprake is van een overgang van (een deel van een) onderneming in de zin van artikel 7:662 BW en dat op de voet van artikel 7:663 BW alle rechten en verplichtingen die op het tijdstip van de overgang voortvloeiden uit de arbeidsovereenkomsten met [eisers01] van rechtswege zijn overgegaan van HDI (via [bedrijf02] ) op [bedrijf03] . Dit betekent dat de door [eisers01] gevorderde verklaring voor recht dat geen sprake is van een overgang van onderneming wordt afgewezen. Dit leidt er reeds hierom toe dat de overige vorderingen evenmin toewijsbaar zijn. Het verweer van HDI dat [eisers01] de verkeerde procesingang hebben gekozen voor wat betreft de gevorderde beëindiging van de arbeidsovereenkomsten behoeft dan ook geen beoordeling en beslissing meer.
4.10.
Nu hiervoor is geoordeeld dat sprake is van een overgang van onderneming, komt de kantonrechter niet toe aan de (beoordeling van de) voorwaardelijke vordering van HDI.
4.11.
Hetgeen verder nog door partijen is aangevoerd, kan tot geen ander oordeel leiden en behoeft daarom geen (nadere) bespreking.
proceskosten
4.12.
[eisers01] krijgen ongelijk en moeten daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten in conventie aan de kant van HDI tot vandaag vast op € 792,- aan salaris voor de gemachtigden (2 punten x € 396,-). De kosten in voorwaardelijke reconventie worden vastgesteld op nihil, omdat die vordering voortkwam uit het verweer in conventie. Voor kosten die HDI maakt na deze uitspraak moeten [eisers01] een bedrag betalen van € 132,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853). De wettelijke rente wordt toegewezen.
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.13.
Dit vonnis wordt, voor zover het de veroordeling in de proceskosten betreft, uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering van [eisers01] af;
5.2.
veroordeelt [eisers01] hoofdelijk, des de één betalende de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten in conventie en in voorwaardelijke reconventie, die aan de kant van HDI tot vandaag worden vastgesteld op € 792,-, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag dat volledig is betaald;
5.3.
verklaart dit vonnis voor zover het de veroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en in het openbaar uitgesproken.
764