ECLI:NL:RBROT:2023:11312

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 november 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
10/128679-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bezit van een vuurwapen en munitie na schietincident in café

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 november 2023 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het bezit van een vuurwapen en bijbehorende munitie. De verdachte werd op camerabeelden herkend terwijl hij in een café met een vuurwapen richting het plafond schoot. Drie verbalisanten hebben de verdachte herkend op basis van zijn uiterlijke kenmerken, wat door de rechtbank als betrouwbaar werd beoordeeld. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldiging van bedreiging, omdat er onvoldoende bewijs was dat de aanwezigen in het café zich bedreigd voelden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, wat een ernstig feit is dat een gevaarlijke situatie voor de aanwezigen in het café creëerde. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 10 maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De uitspraak benadrukt de noodzaak van strenge maatregelen tegen het ongecontroleerde bezit van vuurwapens in de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/128679-23
Datum uitspraak: 17 november 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] ( [postcode01] ) te [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres01]
,
raadsman mr. J. de Vries, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 6 november 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Aandewiel heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde (bedreiging);
  • bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde (vuurwapenbezit);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering (vuurwapenbezit)
4.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde vrijgesproken dient te worden. Niet vastgesteld kan worden dat de verdachte de persoon is die op de camerabeelden met het wapen te zien is. De beelden zijn weliswaar scherp, maar de persoon is niet dusdanig duidelijk in beeld dat daar een herkenning op gebaseerd kan worden. Niet één keer is zijn gezicht recht voor de camera zichtbaar. De herkenningen die door drie verbalisanten zijn gedaan kunnen niet voor het bewijs gebruikt worden, omdat deze onbetrouwbaar zijn. Deze herkenningen vinden plaats nadat de verbalisanten bekend zijn geworden met de MMA-melding waarin de naam van de verdachte wordt genoemd. Ook de conclusies met betrekking tot de telefoon van de verdachte kunnen niet in belastende zin worden gebruikt. Er is daarnaast geen DNA van de verdachte gevonden op het wapen dat bij [naam01] later op die avond is aangetroffen.
4.1.2.
Beoordeling
Op 15 mei 2023 wordt er een MMA-melding gedaan waarin wordt vermeld dat er op 6 mei 2023 is geschoten in [cafe01] te [plaats01] . Uit de bewijsmiddelen zoals weergegeven in bijlage 2 van dit vonnis blijkt dat op camerabeelden uit dit café van deze dag te zien is dat een manspersoon een vuurwapen in zijn hand houdt en hiermee schiet.
De verdenking dat de verdachte de persoon op de camerabeelden is die een vuurwapen vasthoudt en daarmee eenmaal schiet, is gebaseerd op drie processen-verbaal van herkenning door verbalisanten. Aan de rechtbank ligt de vraag voor of deze herkenningen voldoende betrouwbaar zijn.
Algemene overweging
Bij de beoordeling van herkenningen staat steeds voorop dat behoedzaamheid betracht dient te worden. Dit geldt temeer indien de herkenning het voornaamste bewijsmiddel vormt. De herkenning van een persoon op beeld kan, in het algemeen gesproken, plaatsvinden op basis van diens gezicht, kleding en accessoires en/of postuur, houding en – wanneer het bewegend beeld betreft – de manier van bewegen. Hiervan heeft de gezichtsherkenning onmiskenbaar de hoogste diagnostische waarde. Het gezicht is immers uit zijn aard uniek en de meeste mensen zijn uitstekend in staat gezichten te herkennen. Wetenschappers hebben aangetoond dat gezichten als één geheel, dat wil zeggen holistisch, in het geheugen worden opgeslagen en wel in visuele vorm. Dit is ook de wijze waarop de herkenning van gezichten plaatsvindt, hetgeen onder meer tot gevolg heeft dat het heel lastig kan zijn een beschrijving te geven van een gezicht dat men goed kent en goed kan herkennen (vgl. Hof Amsterdam, 6 februari 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:1632).
Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de herkenningen spelen diverse factoren een rol: de intensiteit en de frequentie van de eerdere contacten met de verdachte, de vraag hoe recent die contacten zijn, de vraag of bewegende beelden dan wel foto’s (
stills) zijn bekeken, de kwaliteit van de beelden en wat daarop van de verdachte te zien is en de wijze waarop de herkenning tot stand is gekomen (in onderling overleg of onafhankelijk van elkaar; met of zonder voorinformatie).
De herkenning van bekenden vormt op zich een weinig problematische categorie, en is een proces dat zich moeilijk laat rationaliseren. Het is niet altijd mogelijk of noodzakelijk de precieze kenmerken te omschrijven waaraan men een bekende herkent. Dat maakt ook dat het enkele feit dat de kwaliteit van de camerabeelden te wensen overlaat of dat de verdachte daarop maar zeer ten dele te zien valt, niet behoeft te betekenen dat de herkenning van de verdachte onbetrouwbaar is. Wie iemand heel goed kent, heeft soms maar weinig nodig om hem of haar te herkennen. Dat betekent tegelijk dat de betrouwbaarheid van de herkenning voor een belangrijk deel is gelegen in de persoon die herkent (vgl. Hof Amsterdam, 3 juni 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:1618).
Betrouwbaarheid herkenningen in het dossier
De rechtbank stelt vast dat de bewegende beelden van [cafe01] van goede kwaliteit zijn. De beelden zijn voldoende duidelijk om daarop enkele uiterlijke kenmerken van de schutter te kunnen waarnemen (zoals het postuur, vorm van het gezicht en haardracht). Er werd in het café ook vanuit meerdere hoeken gefilmd, waardoor de schutter vanuit meerdere invalshoeken in beeld is gebracht en bijvoorbeeld niet alleen op de rug.
Het dossier bevat herkenningen van drie verbalisanten.
Herkenning door verbalisant [verbalisant01]
Verbalisant [verbalisant01] herkent de verdachte als de persoon op de beelden aan zijn opvallende oogopslag, neus, baard en de vorm van zijn gezicht. Verbalisant [verbalisant01] is vanuit eerdere onderzoeken bekend met de verdachte. Hij heeft in dit kader verschillende soorten beeldmateriaal bekeken waarop de verdachte zichtbaar was.
Herkenning door verbalisant [verbalisant02]
Verbalisant [verbalisant02] herkende de verdachte direct en voor de honderd procent aan zijn postuur, kalend wordend haar aan de achterzijde en zijn gelaat. Verbalisant [verbalisant02] is jarenlang als wijkagent werkzaam geweest in de wijk waarin de verdachte woont. Hij is vanuit die functie bekend met de verdachte, omdat de verdachte veel te vinden was in de horeca aldaar, hij de verdachte regelmatig heeft gesproken tijdens surveillances. Ook kent hij de verdachte vanuit strafrechtelijke onderzoeken uit het recente verleden.
Herkenning door verbalisant [verbalisant03]
Verbalisant [verbalisant03] herkent de verdachte aan afbeeldingen die gevonden zijn op een telefoon die in gebruik is bij de verdachte in combinatie met de politiefoto van de verdachte en de camerabeelden afkomstig uit het dossier. Hij herkent de verdachte aan zijn opvallende haarlijn (specifiek de flinke inhammen aan beide zijden van het hoofd en de scherpe haarlijn aan de voorzijde van het hoofd), de (volle) wenkbrauwen, het postuur, de vorm van het hoofd en de (grotere) neus.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze herkenningen betrouwbaar. Er is telkens specifiek aangeduid waaraan de persoon herkend wordt en de herkenningen ondersteunen elkaar. De verbalisanten [verbalisant01] en [verbalisant02] zijn bovendien bekend met de verdachte, waardoor zij – zeker op bewegende beelden van goede kwaliteit – relatief gemakkelijk tot een herkenning kunnen komen. Verbalisant [verbalisant03] is niet bekend met de verdachte, maar daartegenover staat dat hij zijn herkenning stoelt op meerdere punten waarbij hij de kenmerkende details expliciet benoemt.
Dat alle verbalisanten over voorinformatie hebben beschikt, omdat zij allen bekend waren met de MMA-melding waarin de naam van de verdachte – overigens verkeerd gespeld –werd genoemd, doet aan de betrouwbaarheid van de herkenningen niet af. Hoewel de aanwezigheid van voorkennis in theorie in enige mate kan bijdragen aan de totstandkoming van een herkenning, wil de aanwezigheid van voorkennis niet zeggen dat er niet langer sprake is van een eigen waarneming. De verbalisanten hebben alle drie expliciet aangeduid waaruit hun eigen waarneming bestaat.
4.1.3.
Conclusie
Wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegd heeft begaan.
4.2.
Vrijspraak zonder nadere motivering (bedreiging)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Ten overvloede overweegt de rechtbank ten aanzien hiervan het volgende. In beginsel kan bij het schieten met een vuurwapen in een café aangenomen worden dat bij de aanwezigen in dat café de redelijke vrees ontstaat dat men mogelijk voor zijn of haar leven heeft te vrezen. Echter, in de onderhavige zaak lijken de aanwezigen in het café relatief ongestoord hun bezigheden voort te zetten. Er is daarnaast door niemand aangifte gedaan, noch een verklaring afgelegd dat iemand zich bedreigd heeft gevoeld. Ook is niets bekend over de inhoud van het gesprek dat tijdens het tonen en gebruiken van het vuurwapen plaatsvond en de reden waarom dat vuurwapen werd getoond en gebruikt. Gelet hierop kan naar het oordeel van de rechtbank niet vastgesteld worden dat bij één van de aanwezigen de redelijke vrees is ontstaan dat er een misdrijf tegen het leven gepleegd zou worden.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 6 mei 2023 te [plaats01]
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II onder 2 van de Wet wapens en
munitie, te weten
een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet, geschikt om automatisch
te vuren,
of
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 C
ategorie III onder 1 van de Wet wapens en
munitie, te weten
een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een
pistool / revolver
met daarbij voor dat vuurwapen geschikte munitie
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in
cursiefverbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
eendaadse samenloop van
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II of een vuurwapen van categorie III;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en
munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en bijbehorende munitie. Hij heeft dit wapen niet alleen voorhanden gehad in een vol café, maar daar ook een schot gelost. De verdachte heeft hiermee een zeer gevaarlijke situatie voor alle aanwezigen gecreëerd. De kogel had immers tegen het plafond kunnen afketsen en zo alsnog bezoekers in het café kunnen raken. Dit laat eens te meer zien dat het bezit van vuurwapens ook leidt tot het gebruik ervan. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens vormt een groot gevaar voor de samenleving en houdt een onaanvaardbaar risico in voor de veiligheid van personen. Het bezit van wapens door (ondeskundige) burgers zorgt bovendien voor gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Daar moet daarom streng tegen opgetreden worden.
Het uitgangspunt bij het bepalen van de strafmaat voor het voorhanden hebben van een vuurwapen in de publieke ruimte is acht maanden gevangenisstraf. De rechtbank zal aan de verdachte echter een zwaardere straf opleggen gelet op de volgende strafverzwarende omstandigheden. De verdachte heeft bijbehorende munitie voorhanden gehad, hij droeg het wapen binnen handbereik, het wapen was schietklaar en is bovendien gebruikt in een ruimte vol bezoekers.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 oktober 2023, waaruit niet blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor illegaal wapenbezit. Wel staan daar meerdere geweldsdelicten op vermeld, die deels gepleegd zijn in de afgelopen vijf jaar.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht een volledig onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten en aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen die neerkomt op een onvoorwaardelijk deel gelijk aan voorarrest en daarnaast een voorwaardelijke deel. De verdachte heeft echter geen enkele verklaring over zijn persoonlijke omstandigheden af willen leggen. Er is daarom niets over de verdachte bekend dat aanleiding geeft om af te wijken van het uitgangspunt van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op het artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. van Althuis, voorzitter,
en mrs. A.P. Hameete en N.M. Ketelaar, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Grubben, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 6 mei 2023 te [plaats01]
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II onder 2 van de Wet wapens en
munitie, te weten
een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet, geschikt om automatisch
te vuren,
of
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en
munitie, te weten
een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een
pistool / revolver
met daarbij voor dat vuurwapen geschikte munitie
voorhanden heeft gehad
2
hij op of omstreeks 6 mei 2023 te [plaats01]
in een café, gevestigd aan de [straatnaam01] ,
[slachtoffer01] , althans een persoon, en/of een of meer (andere) bezoeker(s) van /
aanwezige(n) in dat café heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door in dat cafe
- een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) te tonen en/of voor te houden aan
en/of te richten op die [slachtoffer01] , althans die persoon , en/of die (andere) bezoeker(s)
van / aanwezige(n) in dat café en/of
- met een/dat vuurwapen een kogel/patroon (omhoog/in de lucht/richting het
plafond) af te vuren