ECLI:NL:RBROT:2023:11275

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 november 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
10416643
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst wegens ernstige overlast door huurder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonstad Rotterdam en R. Kollen, die optreedt als bewindvoerder over de goederen van de onderbewindgestelde [gedaagde01]. Woonstad heeft de ontbinding van de huurovereenkomst geëist op grond van ernstige overlast die door [gedaagde01] zou zijn veroorzaakt. De huurder, [gedaagde01], huurt sinds 30 juli 2013 een woning in Rotterdam en heeft volgens Woonstad sinds 2015 herhaaldelijk overlast veroorzaakt, waaronder geluidsoverlast en drugshandel vanuit de woning. Ondanks een gedragsaanwijzing die in 2018 is ondertekend, is de overlast volgens Woonstad niet verminderd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overlast door [gedaagde01] onaanvaardbaar is en dat hij tekortschiet in de nakoming van zijn verplichtingen als huurder. De rechter heeft de huurovereenkomst ontbonden en de bewindvoerder veroordeeld om de woning binnen één maand na betekening van het vonnis te ontruimen. De proceskosten zijn voor de bewindvoerder q.q. en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10416643 CV EXPL 23-8686
datum uitspraak: 10 november 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonstad Rotterdam,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. R. van der Hoeff,
tegen
R. Kollen, die handelt onder de naam Financiële Dienstverlening Novas, in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [gedaagde01],
kantoorhoudende te Spijkenisse,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M.R. Dill.
De partijen worden hierna ‘Woonstad’ en ‘de bewindvoerder q.q.’ genoemd. De onderbewindgestelde zal hierna ‘ [gedaagde01] ’ worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 21 maart 2023, met bijlagen;
  • het antwoord;
  • de brief van 19 juni 2023, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de e-mail van Woonstad van 18 september 2023, met bijlagen;
  • de e-mail van Woonstad van 27 september 2023, met bijlagen.
1.2.
Op 28 september 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij was namens Woonstad aanwezig mevrouw [naam01] (woonconsulente), bijgestaan door de gemachtigde mr. R. van der Hoeff. Namens de bewindvoerder q.q. was aanwezig zijn gemachtigde mr. M.R. Dill.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[gedaagde01] huurt sinds 30 juli 2013 de woning aan de [adres01] in Rotterdam. De woning maakt deel uit van een portiekflat en is gelegen op de eerste verdieping. Volgens Woonstad veroorzaakt [gedaagde01] al sinds 2015 overlast voor omwonenden, destijds vooral bestaande uit geluidsoverlast. Woonstad stelt dat zij, nadat [gedaagde01] vanaf begin 2016 voor in elk geval meer dan een half jaar gedetineerd is geweest, vanaf oktober 2017 meldingen ontving dat er sprake was van handel in drugs vanuit de woning van [gedaagde01] , dat daardoor veel aanloop was naar de woning en dat dit gepaard ging met herrie, ruzies, schreeuwen en intimidatie van omwonenden. Dit heeft er toe geleid dat [gedaagde01] op 17 april 2018 een gedragsaanwijzing heeft ondertekend, waarmee door Woonstad aan [gedaagde01] een laatste kans is geboden zijn gedrag aan te passen. Volgens Woonstad zijn er echter vanaf de eerste helft van 2019 opnieuw overlastmeldingen ontvangen. Woonstad heeft daarnaast in oktober 2020 een brief van een omwonende ontvangen, met daarbij een overlastdagboek waarin de overlastklachten in de periode van 4 mei 2020 tot en met 7 oktober 2020 zijn genoteerd, onder andere bestaande uit geschreeuw, gebonk, schelden tegen omwonenden, politiebezoeken, ruzie en afval op straat. Op 26 maart 2021 en 13 april 2021 heeft Woonstad telefonisch gesproken met omwonenden, die mededeelden dat de overlast van [gedaagde01] bleef aanhouden. Woonstad stelt vanaf februari 2022 weer meldingen te hebben ontvangen van overlast van [gedaagde01] en zijn bezoekers, onder andere bestaande uit harde muziek tot midden in de nacht, verkeerd aanbellende personen en een doodsbedreiging. Ondanks schriftelijke waarschuwingen is er volgens Woonstad op 9 januari 2023 wederom melding gemaakt van drugsoverlast. Woonstad heeft medio juli 2022 een bestuurlijke rapportage van de politie ontvangen, waarin verslag wordt gedaan van de inzet van de politie over de periode van 10 oktober 2020 tot en met 10 april 2022. Daarnaast heeft Woonstad in maart 2023 nogmaals een door de politie opgestelde rapportage ontvangen, ditmaal met betrekking tot de overlastmeldingen over de periode van 10 oktober 2020 tot en met 23 februari 2023.
2.2.
Volgens Woonstad schiet [gedaagde01] door het veroorzaken van onaanvaardbare overlast ernstig tekort in de nakoming van de huurovereenkomst en gedraagt hij zich niet als goed huurder, zeker niet nu de overlast, ondanks herhaalde waarschuwingen en een gedragsaanwijzing, niet is verminderd. Daarom eist Woonstad in deze procedure dat de huurovereenkomst wordt ontbonden en dat de bewindvoerder q.q. wordt veroordeeld om de woning binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen.
2.3.
De bewindvoerder q.q. is het niet eens met de eis van Woonstad en is van mening dat deze moet worden afgewezen. De bewindvoerder q.q. betwist dat [gedaagde01] (geluids) overlast veroorzaakt en stelt dat slechts sprake is van normale leefgeluiden. Volgens de bewindvoerder q.q. is [gedaagde01] nooit persoonlijk door buren benaderd met klachten over overlast. Daarnaast wordt betwist dat [gedaagde01] agressief is geweest, dat hij omwonenden (met een vuurwapen of met dood) heeft bedreigd en er bij afwezigheid van [gedaagde01] ‘vreemden’ in de woning aanwezig zijn. Ook stelt de bewindvoerder q.q. dat [gedaagde01] de voorwaarden van de gedragsaanwijzing niet heeft overtreden en ontkent hij de betrokkenheid van [gedaagde01] bij de handel in drugs vanuit de woning. [gedaagde01] heeft geen alcohol- of drugsprobleem.
2.4.
Volgens de bewindvoerder q.q. is er geen sprake van overlast door [gedaagde01] in de mate zoals die hem door Woonstad verweten wordt, maar ervaart [gedaagde01] juist zelf overlast van zijn buren. Voor het geval de eis van Woonstad toch wordt toegewezen verzoekt de bewindvoerder q.q. het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, zodat [gedaagde01] enerzijds de ruimte heeft om in hoger beroep te gaan en anderzijds andere woonruimte kan zoeken.
Wat vindt de kantonrechter van de zaak?
2.5.
De vraag die de kantonrechter moet beantwoorden, is of [gedaagde01] zodanig ernstige overlast (heeft) veroorzaakt, dat dit een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst oplevert die ontbinding daarvan rechtvaardigt. De kantonrechter is van oordeel dat dit inderdaad het geval is. Hierna wordt uitgelegd waarom.
De huurovereenkomst wordt ontbonden en de bewindvoerder q.q. moet de woning ontruimen.
2.6.
Vast staat dat Woonstad met [gedaagde01] op 17 april 2018 een gedragsaanwijzing is overeengekomen. In die gedragsaanwijzing staat dat [gedaagde01] ontoelaatbare overlast veroorzaakt in zijn woonomgeving door het oneigenlijk gebruik van de woning, het gebruik van de woning als ‘hangplek’ voor jongeren, het veroorzaken van geluidsoverlast en het vervuilen en vernielen van het portiek. In de gedragsaanwijzing staat ook dat [gedaagde01] zich per direct zal onthouden van het overlastgevende gedrag. [gedaagde01] heeft de gedragsaanwijzing voor akkoord ondertekend.
2.7.
Uit het feit dat [gedaagde01] de gedragsaanwijzing heeft ondertekend kan geconcludeerd worden dat [gedaagde01] heeft erkend dat hij de in de gedragsaanwijzing genoemde overlast heeft veroorzaakt en zich er van bewust was dat hij een laatste kans kreeg om zijn gedrag te verbeteren en de overlast te beëindigen. Gesteld is dat [gedaagde01] de gedragsaanwijzing ‘niet goed tot zich heeft kunnen nemen’. Voor zover daarmee bedoeld wordt dat [gedaagde01] de inhoud van de gedragsaanwijzing niet zou hebben begrepen, wordt dit verweer verworpen. Uit de stellingen van de bewindvoerder q.q. volgt immers dat [gedaagde01] bij het ondertekenen van de gedragsaanwijzing werd begeleid door een stadsmarinier, de heer [naam02] . Juist door deze begeleiding mag worden verondersteld dat aan [gedaagde01] de inhoud van de gedragsaanwijzing in voldoende mate duidelijk is gemaakt, net als de consequenties als hij zich niet aan de gedragsaanwijzing zou houden. Gesteld noch gebleken is bovendien dat [gedaagde01] op enig moment aan Woonstad te kennen heeft gegeven dat hij de gedragsaanwijzing niet zou hebben begrepen, hetgeen in dat geval wel van hem verwacht had mogen worden.
2.8.
Ondanks de gedragsaanwijzing volgt uit de overgelegde stukken dat de overlast door [gedaagde01] ook na 17 april 2018 niet is geëindigd. In dat verband zijn met name de politierapportages van belang. Uit die politierapportages volgt dat in de periode van 10 oktober 2020 tot en met 23 februari 2023 met regelmaat overlastmeldingen van omwonenden zijn ontvangen door de politie - onder meer met betrekking tot geluidsoverlast, overlast door in de woning aanwezige jongeren en vernielingen in het portiek - en dat de politie de gemelde overlast ook diverse malen zelf heeft geconstateerd. Uit de inhoud van de politierapportages volgt in voldoende mate dat de daarin genoemde meldingen en incidenten te herleiden zijn tot (de woning van) [gedaagde01] .
2.9.
De bewindvoerder q.q. heeft in de conclusie van antwoord de gestelde overlast betwist, maar heeft vervolgens, bij monde van zijn gemachtigde, ter zitting wél de juistheid van de inhoud van de politierapportages erkend. De bewindvoerder heeft zijn verweer dat [gedaagde01] geen overlast veroorzaakt, althans niet in de mate zoals door Woonstad wordt gesteld, onvoldoende onderbouwd. Gelet op de uitvoerige onderbouwing van de overlast door Woonstad (de gedragsaanwijzing, de politierapportages en de meldingen van omwonenden), kon de bewindvoerder q.q. niet volstaan met het enkel ontkennen dat [gedaagde01] in de door Woonstad gestelde mate overlast heeft veroorzaakt. Van de bewindvoerder q.q. had in de gegeven omstandigheden verwacht mogen worden dat hij zijn verweer meer handen en voeten zou geven, bijvoorbeeld door verklaringen van buurtbewoners in het geding te brengen waaruit volgt dat [gedaagde01] geen (ernstige) overlast veroorzaakt. Dat heeft hij echter nagelaten.
2.10.
Verder weegt mee dat [gedaagde01] zelf niet ter zitting aanwezig was en de meest recente informatie van de gemachtigde van de bewindvoerder q.q. van maart 2023 dateert, inmiddels ruim een half jaar geleden. Sindsdien heeft de gemachtigde van de bewindvoerder q.q. geen contact meer kunnen krijgen met [gedaagde01] . Gelet daarop kan de stelling van de bewindvoerder q.q. dat [gedaagde01] zijn gedrag de laatste tijd heeft verbeterd en geen of nauwelijks bezoek meer ontvangt - zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt - niet zonder meer voor juist worden aangenomen.
2.11.
Naar het oordeel van de kantonrechter volgt uit de politierapportages in combinatie met de gedragsaanwijzing én de diverse meldingen van de omwonenden voldoende dat [gedaagde01] onaanvaardbare overlast veroorzaakt heeft. De kantonrechter weegt in dit geval zwaar mee dat [gedaagde01] , die door de gedragsaanwijzing in april 2018 al een gewaarschuwd mens was, ook in de daaropvolgende jaren geen verbetering van zijn gedrag heeft laten zien.
2.12.
[gedaagde01] is, door zich zo te (blijven) gedragen, tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichting om zich als een goed huurder te gedragen (artikel 7:213 BW en artikel 6.3 van de toepasselijke algemene voorwaarden van Woonstad). Deze tekortkoming is naar het oordeel van de kantonrechter, mede gelet op de duur daarvan en de vergeefse inspanningen van Woonstad om verandering in het gedrag van [gedaagde01] aan te brengen, van voldoende gewicht om de huurovereenkomst te ontbinden.
2.13.
Het belang van [gedaagde01] om in de woning te kunnen blijven wonen weegt niet op tegen het belang van Woonstad om het woongenot van omwonenden te (blijven) beschermen en te zorgen voor een veilige woonomgeving. Van Woonstad kan niet worden gevergd dat zij de huurovereenkomst met [gedaagde01] voortzet. Gelet op de vele waarschuwingen van Woonstad en met name de gedragsaanwijzing in april 2018 had het voor [gedaagde01] meer dan duidelijk moeten zijn dat Woonstad zijn ontoelaatbare gedrag niet accepteerde. [gedaagde01] is in april 2023 door de gemeente Rotterdam een aanbod gedaan voor een andere huurwoning binnen het woonproject ‘Skaeve Huse’. Binnen dat project kan aan [gedaagde01] zorg en begeleiding bij het oplossen van zijn persoonlijke problemen worden geboden. [gedaagde01] heeft dit aanbod echter afgewezen en daarmee de kans om daadwerkelijk geholpen te worden niet heeft aangegrepen. De vraag is of [gedaagde01] de ernst van de situatie wel inziet.
2.14.
Gelet op het bovenstaande zal de kantonrechter huurovereenkomst ontbinden en de bewindvoerder q.q. veroordelen om de woning te ontruimen. Woonstad eist ontruiming binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis. Na weging van de belangen van partijen ziet de kantonrechter echter aanleiding om de ontruimingstermijn te bepalen op één maand na de betekening van dit vonnis. Het belang van Woonstad bij spoedige beëindiging van de huidige situatie is duidelijk. Daar staat tegenover dat een ontruiming voor [gedaagde01] ingrijpende gevolgen zal hebben. Door de ontruimingstermijn vast te stellen op één maand na betekening van het vonnis wordt beoogd [gedaagde01] nog een ultieme kans te geven voor zijn specifieke situatie hulp (en nieuwe woonruimte) te zoeken. Wellicht kan hij zich alsnog voor het woonproject ‘Skaeve Huse’ aanmelden.
Proceskosten
2.15.
De bewindvoerder q.q. krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Woonstad tot vandaag vast op € 133,14 aan dagvaardingskosten, € 128,- aan griffierecht en € 398,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 199,-). Dit is in totaal € 659,14. Voor kosten die Woonstad maakt na deze uitspraak moet de bewindvoerder q.q. ook een bedrag betalen van € 99,50 (1/2 punt x € 199,-). Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist. [1]
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.16.
De bewindvoerder q.q. heeft verzocht het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, zodat er ruimte is om een hoger beroepsprocedure in te stellen en andere woonruimte te zoeken. Het niet uitvoerbaar bij voorraad verklaren van het vonnis verdraagt zich echter niet met de aard van de vordering. Zoals hiervoor al overwogen heeft Woonstad er belang bij dat de woning zo spoedig mogelijk wordt ontruimd, om daarmee een einde aan de (overlast)situatie te maken en het woongenot van de omwonenden te beschermen. Daarbij past niet dat [gedaagde01] in de woning zou mogen blijven wonen totdat in hoger beroep is beslist en/of hij andere woonruimte heeft gevonden. Het belang van Woonstad op dit punt weegt dan ook zwaarder dan het belang van de bewindvoerder q.q. bij behoud van de bestaande toestand. Dit betekent dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
ontbindt de huurovereenkomst tussen Woonstad en [gedaagde01] en veroordeelt de bewindvoerder q.q. om binnen één maand na de betekening van dit vonnis de woning aan de [adres01] in Rotterdam te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde01] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van Woonstad te stellen;
3.2.
veroordeelt de bewindvoerder q.q. in de proceskosten, die aan de kant van Woonstad tot vandaag worden vastgesteld op € 659,14;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en in het openbaar uitgesproken.
44487

Voetnoten

1.Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853