In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, heeft de kantonrechter op 1 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [persoon01], handelend onder de naam [bedrijf01], en [bedrijf02]. De eiser, [persoon01], vorderde betaling van openstaande facturen ter hoogte van € 3.724,86, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, als gevolg van werkzaamheden die hij in opdracht van [bedrijf02] had verricht. [bedrijf02] verweerde zich door te stellen dat [persoon01] tekort was geschoten in de uitvoering van de werkzaamheden, wat leidde tot extra kosten die zij had moeten maken. De kantonrechter oordeelde dat [bedrijf02] zich niet terecht op verrekening kon beroepen, omdat de aansprakelijkheid van [persoon01] voor de extra kosten niet voldoende was onderbouwd. De vordering van [persoon01] werd toegewezen, inclusief de gevorderde rente en buitengerechtelijke kosten.
In reconventie vorderde [bedrijf02] schadevergoeding van [persoon01] voor schade aan een hoogwerker en een onderdrukregistratieapparaat, alsook voor verkeersboetes die aan [bedrijf02] waren opgelegd. De kantonrechter oordeelde dat [persoon01] aansprakelijk was voor de schade en de boetes, en dat hij deze moest vergoeden. De vorderingen van [bedrijf02] werden toegewezen, met inachtneming van de wettelijke rente. De proceskosten werden toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partij. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.