7.3.De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen de minister de gebreken kan herstellen daarom op zestien weken na verzending van deze tussenuitspraak.
8. De minister moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid de gebreken te herstellen. Als de minister gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van de minister. In beginsel, ook in de situatie dat de minister de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
9. De rechtbank overweegt dat het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, in beginsel beperkt blijft tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in deze tussenuitspraak. Zij zal het in beginsel in strijd met de goede procesorde achten als nieuwe geschilpunten worden ingebracht.
10. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.
- draagt de minister op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt
van de gelegenheid de gebreken te herstellen;
- stelt de minister in de gelegenheid om binnen zestien weken na verzending van deze
tussenuitspraak de gebreken te herstellen met inachtneming van de overwegingen en
aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.G.L. de Vette, rechter, in aanwezigheid van mr. S.M.J. Bos, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 november 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 3:2
Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Artikel 4:8, eerste lid
Voordat een bestuursorgaan een beschikking geeft waartegen een belanghebbende die de beschikking niet heeft aangevraagd naar verwachting bedenkingen zal hebben, stelt het die belanghebbende in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen indien:
a. de beschikking zou steunen op gegevens over feiten en belangen die de belanghebbende betreffen, en
b. die gegevens niet door de belanghebbende zelf ter zake zijn verstrekt.
Artikel 4:11, aanhef en onder a
Het bestuursorgaan kan toepassing van de artikelen 4:7 en 4:8 achterwege laten voor zover:
a. de vereiste spoed zich daartegen verzet.
Artikel 6:22
Een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, kan, ondanks schending van een geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, door het orgaan dat op het bezwaar of beroep beslist in stand worden gelaten indien aannemelijk is dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld.
Artikel 7:12, eerste lid
De beslissing op het bezwaar dient te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld. (…)
1. De bestuursrechter kan het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. (…)
2. De bestuursrechter bepaalt de termijn waarbinnen het bestuursorgaan het gebrek kan herstellen. Hij kan deze termijn verlengen.
1. Het bestuursorgaan deelt de bestuursrechter zo spoedig mogelijk mede of het gebruik maakt van de gelegenheid om het gebrek te herstellen of te laten herstellen.
2. Indien het bestuursorgaan overgaat tot herstel van het gebrek, deelt het de bestuursrechter zo spoedig mogelijk schriftelijk mede op welke wijze het gebrek is hersteld.
3. Partijen kunnen binnen vier weken na verzending van de mededeling bedoeld in het tweede lid, schriftelijk hun zienswijze over de wijze waarop het gebrek is hersteld, naar voren brengen. De bestuursrechter kan deze termijn verlengen.
Artikel 8:80a, eerste en tweede lid
1. Als de bestuursrechter artikel 8:51a toepast, doet hij een tussenuitspraak.
2. De tussenuitspraak vermeldt zoveel mogelijk op welke wijze het gebrek kan worden hersteld.
Warenwet
Artikel 27, eerste lid
De in artikel 25 bedoelde ambtenaren zijn bevoegd technische voortbrengselen te beproeven, te onderzoeken, te doen beproeven of te doen onderzoeken. Onze Minister kan schriftelijk herstelling of behandeling binnen een daarbij vast te stellen termijn van het technische voortbrengsel gelasten of besluiten dat een voor een technisch voortbrengsel afgegeven certificaat van goedkeuring of overeenstemming of een op een technisch voortbrengsel aangebracht merk van goedkeuring of overeenstemming zijn geldigheid verliest indien bij een beproeving of onderzoek blijkt dat het voortbrengsel niet aan de krachtens deze wet gestelde regels voldoet. De in artikel 25 bedoelde ambtenaar brengt ten bewijze van de afkeuring een merk van afkeuring aan op het technische voortbrengsel. Een krachtens de tweede zin gestelde eis moet worden nageleefd door degene aan wie hij is gesteld.
Artikel 30, eerste lid
Onze Minister kan besluiten een technisch voortbrengsel buiten gebruik te stellen indien het gebruik van dat voortbrengsel gevaar oplevert of indien de op grond van artikel 7 voorgeschreven keurings- of beoordelingsprocedures niet in acht zijn genomen dan wel de documenten die krachtens artikel 5, tweede lid, onderdeel a, onder 2°, voor het gebruik zijn vereist, niet aanwezig zijn. De in artikel 25 bedoelde ambtenaar verzegelt het technische voortbrengsel ten bewijze van de buitengebruikstelling.
Artikel 32, aanhef, en onder a
Onze Minister is in het belang van de volksgezondheid of van de veiligheid, en indien het technische voortbrengselen betreft, tevens in het belang van de gezondheid van de mens of van de veiligheid van zaken bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van:
a. regels gesteld bij of krachtens deze wet.
Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen (vervallen per 1 juli 2023)
Artikel 3a
Het is verboden attractie- of speeltoestellen te vervaardigen, te verhandelen of te gebruiken, die niet voldoen aan, of ten aanzien waarvan wordt gehandeld, in strijd met bij of krachtens dit besluit gestelde voorschriften.
Artikel 15, eerste lid
Degene die een attractie- of speeltoestel voorhanden heeft, zorgt ervoor dat het toestel zodanig is geïnstalleerd, gemonteerd en zodanig is beproefd, geïnspecteerd en onderhouden en zodanig van opschriften is voorzien, dat er bij gebruik geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid van personen bestaat.
Artikel 17
Degene die een attractie- of speeltoestel voorhanden heeft, dat voorzien is van een merk van afkeuring, zorgt ervoor dat:
a. het toestel zodanig is stilgezet of afgesloten dat het niet zonder hulpmiddelen kan worden betreden;
b. op of nabij daarvoor in aanmerking komende punten van het toestel een duidelijk opschrift is aangebracht waaruit blijkt dat het toestel niet voor gebruik is bestemd.