Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 23 juni 2023, met bijlagen;
- de conclusie van antwoord.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een huurder, aangeduid als [eiser], en de Stichting Woonstad Rotterdam, de verhuurder. [eiser] heeft sinds 26 maart 2019 een woning gehuurd van Woonstad en heeft in augustus 2022 verzocht om toestemming voor woningruil met [persoon A], die in Weert woont. Woonstad heeft dit verzoek afgewezen, waarop [eiser] een rechterlijke machtiging heeft gevraagd om [persoon A] als huurder in zijn plaats te stellen. De kantonrechter heeft de eis van [eiser] toegewezen, omdat hij een zwaarwichtig belang heeft bij de woningruil. Dit belang is onderbouwd door de persoonlijke omstandigheden van [eiser], die als jonge vluchteling in Nederland woont en zich eenzaam voelt in Rotterdam, terwijl zijn enige familie in Weert woont.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat [persoon A] financieel in staat is om de huur van de woning te betalen, aangezien de huurprijs relatief laag is en [persoon A] geen huurschuld heeft. Woonstad had twijfels over de financiële draagkracht van [persoon A], maar de kantonrechter oordeelde dat de door Woonstad aangevoerde bezwaren niet voldoende waren om te concluderen dat [persoon A] niet in staat zou zijn om de huur te betalen.
Daarnaast heeft de kantonrechter de argumenten van Woonstad over de status van de woning als jongerenwoning niet zwaarwegend genoeg bevonden. Woonstad had geen bewijs geleverd dat de woning als jongerenwoning was aangemerkt, en bovendien was de huurovereenkomst van [eiser] niet onderworpen aan een jongerenclausule. De kantonrechter heeft de proceskosten aan Woonstad opgelegd, omdat deze in het ongelijk is gesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.