ECLI:NL:RBROT:2023:11073

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 oktober 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
C/10/658523 / JE RK 23-1235 (B)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing en perspectiefbesluit in jeugdzorgzaak

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, uitgesproken op 19 oktober 2023, is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van drie minderjarigen, [kind01], [kind02] en [kind03], aan de orde. De gecertificeerde instelling (GI), het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen en om het perspectief van [kind01] vast te stellen bij de pleegouders. De rechtbank heeft vastgesteld dat de GI niet-ontvankelijk is in haar verzoek om het perspectiefbesluit te laten toetsen op grond van artikel 1:262b BW, conform de uitspraak van de Hoge Raad van 1 september 2023 (ECLI:NL:HR:2023:1148). De rechtbank heeft echter wel het perspectief van [kind01] beoordeeld in het kader van de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. De rechtbank concludeert dat het opvoedperspectief van [kind01] niet meer bij de moeder ligt, gezien de onzekere en onrustige situatie waarin hij zich bevindt. De rechtbank heeft de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] verlengd tot 22 juli 2024 en die van [kind02] en [kind03] tot 1 februari 2024. De rechtbank heeft ook het verzoek van de moeder om een bijzondere curator voor [kind01] te benoemen afgewezen, omdat dit geen meerwaarde zou hebben. De beslissing is genomen in het belang van de verzorging en opvoeding van de kinderen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Meervoudige kamer
Zaaknummer: C/10/658523 / JE RK 23-1235 (B)
Datum uitspraak: 19 oktober 2023
Beschikking van de meervoudige kamer over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing alsmede over een verzoek op grond van de geschillenregeling in artikel 1:262b van het Burgerlijk Wetboek (BW) met betrekking tot het perspectief
in de zaak van
de gecertificeerde instelling het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de GI,
over
[kind01],
geboren op [geboortedatum01] 2013 in [geboorteplaats01] , hierna te noemen [kind01] ,
[kind02],
geboren op [geboortedatum02] 2015 in [geboorteplaats02] , hierna te noemen [kind02] ,
[kind03],
geboren op [geboortedatum03] 2017 in [geboorteplaats03] , hierna te noemen [kind03] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[naam01],
hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats01] ,
advocaat mr. M.S. Krol, kantoorhoudende te Rotterdam,
[naam02],
hierna te noemen de vader, wonende in [woonplaats02] ,
advocaat mr. M.G. Hoogerwerf, kantoorhoudende te Dordrecht,
[naam03] en [naam04],
hierna te noemen de pleegouders van [kind02] en [kind03] , wonende in [woonplaats03] .
De rechtbank merkt als informanten aan:
[naam05] en [naam06],
hierna te noemen de pleegouders van [kind01] , wonende in [woonplaats04] .
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure betrokken:
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de Raad.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van 21 augustus 2023 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- het toetsingsadvies van de Raad van 5 oktober 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 6 oktober 2023;
  • de briefrapportage van de GI met bijlagen van 16 oktober 2023, binnengekomen bij de rechtbank op dezelfde datum;
  • de pleitnota van mr. Hoogerwerf, overhandigd op de zitting van 19 oktober 2023.
1.2.
Op 19 oktober 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden en heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank de zaak met gesloten deuren behandeld. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat;
- de vader met zijn advocaat;
  • de pleegouders van [kind01] ;
  • een vertegenwoordigster van de Raad, [naam07] ;
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam08] .
1.3.
De pleegouders van [kind02] en [kind03] zijn niet verschenen. De rechtbank stelt vast dat de pleegouders wel juist zijn opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [kind01] , [kind02] en [kind03] .
2.2.
[kind01] , [kind02] en [kind03] verblijven in verschillende pleeggezinnen.
2.3.
Bij beschikking van 22 juli 2019 zijn [kind01] , [kind02] en [kind03] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 22 juli 2024.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 21 augustus 2023 de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] , [kind02] en [kind03] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 22 oktober 2023. De beslissing is voor het overig verzochte aangehouden.
2.5.
De GI heeft in de briefrapportage van 27 juli 2023 gevraagd om ten aanzien van [kind01] vast te laten stellen dat het perspectief niet meer bij de moeder ligt. De kinderrechter heeft in de beschikking van 21 augustus 2023 deze briefrapportage van de GI aangemerkt als perspectiefbesluit ten aanzien van [kind01] en begrijpt het verzoek van de GI als een verzoek tot bekrachtiging daarvan. De kinderrechter heeft dit deel van het verzoek van de GI aangemerkt als een verzoek op grond van de geschillenregeling in artikel 1:262b van het Burgerlijk Wetboek (BW). De beslissing op dit verzoek is aangehouden.

3.De aangehouden verzoeken

3.1.
De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] , [kind02] en [kind03] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
3.2.
In de briefrapportage van 16 oktober 2023 heeft de GI het verzoek ten aanzien van [kind02] en [kind03] wat betreft de duur gewijzigd in die zin dat een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing wordt verzocht tot 1 januari 2024. Op de zitting heeft de GI – met instemming van de belanghebbenden - de verzochte duur gewijzigd tot 1 februari 2024.
3.3.
De GI verzoekt de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.4.
Daarnaast verzoekt de GI op grond van artikel 1:262b BW om het perspectiefbesluit over [kind01] te bekrachtigen en vast te laten stellen dat het perspectief bij de pleegouders ligt, wat betekent dat niet langer wordt toegewerkt naar een terugplaatsing bij de moeder.
3.5.
De GI handhaaft het aldus gewijzigde en het aangehouden verzoek en licht deze als volgt toe. Eind september 2023 heeft er een Signs of Safety (SOS)-bijeenkomst met de moeder, haar netwerk en de hulpverlening plaatsgevonden. In dit gesprek is naar voren gekomen dat alle kinderen, ieder op hun eigen manier, zijn beschadigd en de moeder zelf ook. Zij zullen elkaar versterken in hun gedrag en dit zal bovengemiddeld veel van de moeder vragen in de opvoeding en verzorging van de kinderen. Naar aanleiding van dit gesprek heeft GGZ Beilen aangegeven dat de moeder mag deelnemen aan de gezinsopname. Naar verwachting kan de gezinsopname in november of december 2023 starten. Voor die tijd wil GGZ Beilen nog een keer de interactie tussen de moeder en de kinderen observeren, maar dit is geen belemmering of een nieuwe voorwaarde voor de deelname. De gezinsopname zal zestien weken duren, waarbij de kinderen de eerste vier weken in het weekend teruggaan naar de pleeggezinnen. GGZ Beilen laat zich niet uit over de vraag welke kinderen mee mogen en laat dit over aan de GI.
Na de laatste zitting in augustus 2023 zijn de bezoeken met de moeder uitgebreid. Afgelopen weekend hebben de vijf kinderen bij de moeder gelogeerd. Gisteren zijn [kind01] , [kind02] en [kind03] een dag bij de moeder geweest. Deze bezoeken zijn niet vlekkeloos verlopen, maar dit kan ook niet verwacht worden. De onderlinge interactie tussen de kinderen is ingewikkeld gebleken.
Daarnaast zijn er zorgen over de ontwikkeling van [kind02] en [kind03] . Hun plaatsing in het pleeggezin staat opnieuw onder druk. Met name [kind03] laat zorgelijk gedrag zien, waarbij hij zich niet laat sturen en agressief gedrag vertoont. Hij verblijft nu in het weekend bij zijn leerkracht om de pleegouders te ontlasten. De GI hoopt dat de pleegouders het volhouden tot aan de start van de gezinsopname. De GI is van mening dat [kind02] en [kind03] samen met de moeder (en [naam09] ) kunnen deelnemen aan de gezinsopname. De GI verzoekt daarom een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing tot 1 februari 2024.
Ten aanzien van [kind01] licht de GI toe dat hij zich goed ontwikkelt in het pleeggezin. Hij zit daar op zijn plek, maar hij heeft veel last van onzekerheid en onrust. Iedere dag vraagt hij zich af of hij wel in het pleeggezin mag blijven. Het is bewonderingswaardig dat hij het nog zo goed doet op school. [kind01] is nog jong, maar geeft al langere tijd bij verschillende betrokkenen aan dat hij in het pleeggezin wil blijven wonen. Ook na de uitbreiding van de omgang wordt er bij hem geen twijfel gezien. Hij heeft in zijn leven al veel wisselingen meegemaakt en dit brengt veel onzekerheid met zich mee. De GI wil [kind01] niet overvragen door hem deel te laten nemen aan de gezinsopname, om eventueel te kunnen toewerken naar een terugplaatsing bij de moeder. Bij de gezinsopname zal hij opnieuw worden blootgesteld aan een grote verandering in zijn leven en dit levert voor hem te veel onrust op. Bovendien is de vraag wat voor effect zijn aanwezigheid heeft op de kans van slagen van de gezinsopname met de andere kinderen. Hij heeft duidelijkheid nodig. De GI wil het perspectief van [kind01] laten vaststellen in het pleeggezin, waardoor niet meer wordt toegewerkt naar een terugplaatsing bij de moeder. Daarom verzoekt de GI een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van de ondertoezichtstelling.
Desgevraagd is de GI van mening dat een benoeming van een bijzondere curator voor [kind01] niet in zijn belang is. Hij zal hiermee opnieuw worden overvraagd en spanning ondervinden.

4.De standpunten

4.1.
De moeder is het eens met de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind02] en [kind03] tot 1 februari 2024 en van [kind01] voor de duur van de ondertoezichtstelling. Daarnaast verzoekt de moeder de GI in het verzoek op grond van artikel 1:262b BW om het perspectiefbesluit te laten bekrachtigen niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de uitspraak van de Hoge Raad van 1 september 2023 (ECLI:NL:HR:2023:1148). Zij voert verweer tegen het verzoek van de GI om het perspectief van [kind01] vast te stellen bij de pleegouders.
Uit de uitspraak van de Hoge Raad van 1 september 2023 volgt dat de rechtbank in het kader van de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing het perspectief mag toetsen. Indien de rechtbank dit doet, kan de moeder echter niet in hoger beroep tegen de beschikking, omdat zij akkoord gaat met de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. Hiermee wordt de rechtsbescherming van de moeder geblokkeerd. De moeder is van mening dat het perspectief van [kind01] pas voorligt als de Raad onderzoek zal doen naar een gezagsbeëindigende maatregel van de moeder.
De moeder wil met alle kinderen deelnemen aan de gezinsopname bij GGZ Beilen. Vorig weekend kwamen alle vijf kinderen voor het eerst na lange tijd weer bij de moeder logeren. Dit was wennen voor iedereen en het is niet vlekkeloos verlopen. Ook het bezoek van de jongste drie kinderen verliep niet helemaal goed, maar de moeder doet haar best. De moeder heeft nooit een eerlijke kans gehad om te laten zien dat zij voor de kinderen kan zorgen. Zij heeft hard aan zichzelf gewerkt. Als uit de gezinsopname blijkt dat de kinderen niet bij de moeder kunnen wonen, legt de moeder zich daarbij neer. De moeder wil alle kinderen dezelfde kans geven. De partner van de moeder is gestopt met blowen. De moeder heeft in april 2023 weliswaar een terugval in drugsgebruik gehad, maar sindsdien gaat het goed.
Ten aanzien van [kind01] is de moeder van mening dat zijn perspectief nog niet moet worden vastgesteld. De moeder ziet dat de gronden voor een uithuisplaatsing aanwezig zijn, maar wil dat [kind01] ook deelneemt aan de gezinsopname. De moeder heeft, anders dan de GI, signalen ontvangen dat [kind01] ook weer bij de moeder wil wonen. De moeder vraagt zich af of het vaststellen van zijn perspectief wel de benodigde rust geeft. Om beter aan te sluiten bij [kind01] zou er een ander traject kunnen worden gevolgd, waarbij hij later instroomt bij de gezinsopname en wordt gekeken wat een passende omgangsregeling is.
Tot slot stelt de moeder voor om een bijzondere curator voor [kind01] te benoemen, zodat zijn stem duidelijk naar voren kan worden gebracht.
4.2.
De vader is het eens met het verzoek van de GI ten aanzien van de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. Ten aanzien van het verzoek op grond van artikel 1:262b BW verzoekt de vader de GI niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de uitspraak van de Hoge Raad op 1 september 2023. De vader is wel van mening dat de rechtbank het perspectiefbesluit over [kind01] in het kader van de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing zal moeten beoordelen. De vader is van mening dat de aanvaardbare termijn voor [kind01] voorbij is. Hij lijdt onder de onzekerheid en heeft duidelijk te kennen gegeven niet te willen deelnemen aan een gezinsopname en op te willen groeien in het pleeggezin. De vader gunt hem dat. Voor [kind01] acht de vader het wenselijk dat hij niet deelneemt aan een gezinsopname en dat hij in het pleeggezin blijft wonen.
Ten aanzien van [kind02] en [kind03] heeft de vader weinig vertrouwen in een goede afloop van de gezinsopname en denkt hij niet dat de moeder de zorg voor de kinderen kan dragen zonder terug te vallen in haar problematiek en verslaving. [kind03] vertoont moeilijk gedrag in het pleeggezin en hij kan daar niet blijven wonen. De vader wil wel dat de twee jongste kinderen bij elkaar blijven. De vader begrijpt dat zijn omgang met de kinderen op dit moment niet wordt uitgebreid, maar hij streeft ernaar om de omgang het komende jaar uit te breiden naar onbegeleide omgang.
Desgevraagd is de vader van mening dat een benoeming van een bijzondere curator niet in het belang van [kind01] is. Hij zal dan nog langer onzekerheid ervaren.
4.3.
De pleegouders van [kind01] lichten toe dat [kind01] een onzekere jongen is dat iedereen te vriend wil houden. Hij is elke dag bezig met de vraag of hij mag blijven wonen in het pleeggezin en heeft veel bevestiging nodig. De pleegouders gunnen het [kind01] om bij de moeder te wonen, maar hij heeft er zelf geen vertrouwen in. Wel mist hij zijn broertjes. De pleegouders gunnen [kind01] rust en stabiliteit vanwege alle wisselingen die hij heeft meegemaakt en wensen hem een periode toe waarin hij zich kan gaan hechten en settelen.
4.4.
De Raad licht toe dat de kinderen duidelijkheid nodig hebben. Het perspectief van de kinderen had al veel eerder duidelijk moeten zijn. De Raad stemt in met het beleid van de GI. Een benoeming van een bijzondere curator zal voor meer onduidelijkheid en onrust zorgen en is niet in het belang van [kind01] .

5.De beoordeling

Ten aanzien van [kind02] en [kind03] :

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind02] en [kind03] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW). De rechtbank legt uit hoe zij tot haar oordeel is gekomen.
5.2.
De vijf kinderen van de moeder, waaronder [kind02] en [kind03] , verblijven al geruime tijd in verschillende pleeggezinnen. Al een lange tijd wordt geprobeerd zicht te krijgen op de opvoedvaardigheden van de ouders om te beoordelen of een terugplaatsing bij (een van) de ouders tot de mogelijkheden behoort. Nadat het perspectiefonderzoek van PSY Business in het voorjaar van 2022 niet aan de verwachtingen van de GI en de ouders voldeed, heeft de rechtbank overwogen dat er een nieuw deugdelijk perspectiefonderzoek moest plaatsvinden. Door de inzet van de opvoedondersteuning van Family Supporters en een gezinsopname diende er zicht te komen op de opvoedcapaciteiten van de ouders. GGZ Beilen bleek hiervoor de meest geschikte organisatie. Er zijn de ouders een aantal voorwaarden voor deelname aan een gezinsopname gesteld en na enige tijd heeft de moeder aan deze voorwaarden voldaan. De vader heeft niet kunnen voldoen aan de voorwaarden om deel te nemen aan de gezinsopname, waardoor er niet meer wordt gekeken of het perspectief van de kinderen bij hem ligt. De moeder en de kinderen hebben vervolgens nog een aantal maanden moeten wachten voordat duidelijk werd of een gezinsopname daadwerkelijk mogelijk was. Op 8 juni 2023 heeft er een intake bij GGZ Beilen plaatsgevonden met de moeder en daarna heeft de moeder de samenwerkingsopname bij GGZ Beilen doorlopen. De afgelopen periode is ook de omgang met [kind02] en [kind03] uitgebreid.
5.3.
Na de vorige zitting heeft op 28 september 2023 een Signs of Safety (SOS)-bijeenkomst plaatsgevonden. Samen met het netwerk van de moeder en de betrokken hulpverlening is besproken wat er goed gaat, waar de zorgen liggen en wat er moet gebeuren. Naar aanleiding van dit gesprek heeft GGZ Beilen akkoord gegeven voor de gezinsopname. Wel wil GGZ Beilen de moeder binnenkort samen met de kinderen nog een keer zien om een beeld te krijgen van de kinderen en de onderlinge interactie. De GI en GGZ Beilen zijn overeengekomen dat de partner van de moeder, - [naam10] -, niet langer verplicht hoeft te worden opgenomen, maar dat hij wel intensief wordt betrokken bij de gesprekken. [naam10] is hiertoe bereid. De moeder kan dan ook in november of december 2023 met [kind02] en [kind03] (en [naam09] ) deelnemen aan de gezinsopname bij GGZ Beilen. Deze gezinsopname zal zestien weken duren. In die periode zal er zicht komen op de onderlinge interacties en moet blijken of de moeder voldoende in staat is om de kinderen te bieden wat ze nodig hebben en of een plaatsing van de kinderen bij de moeder in hun belang is. Met de uitkomsten van de gezinsopname zal het perspectief van [kind02] en [kind03] duidelijk worden. Het is belangrijk dat [kind02] en [kind03] tot aan de start van de gezinsopname en gedurende de eerste weekenden bij de pleegouders kunnen blijven wonen. De rechtbank zal de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind02] en [kind03] in een voorziening voor pleegzorg daarom verlengen tot 1 februari 2024. Indien een voortzetting van de uithuisplaatsing voor een kortere duur nodig blijkt, verwacht de rechtbank dat de GI hiernaar zal handelen.
Ten aanzien van [kind01] :
5.4.
De GI is van mening dat het perspectief van [kind01] niet meer bij de moeder ligt. In de briefrapportage van 27 juli 2023 heeft de GI gevraagd om zijn perspectief vast te laten stellen. Dit besluit heeft tot gevolg dat binnen het kader van de ondertoezichtstelling niet langer wordt toegewerkt naar een terugplaatsing van [kind01] bij de moeder. De moeder is het niet eens met dit besluit. De kinderrechter heeft in de beschikking van 21 augustus 2023 deze briefrapportage van de GI aangemerkt als perspectiefbesluit ten aanzien van [kind01] en begrijpt het verzoek van de GI als een verzoek tot bekrachtiging daarvan. De kinderrechter heeft dit deel van het verzoek van de GI aangemerkt als een verzoek op grond van de geschillenregeling in artikel 1:262b BW.
5.5.
De eerste vraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of de GI het perspectiefbesluit via de geschillenregeling in artikel 1:262b BW door de rechtbank kan laten toetsen. Bij de vorige beslissing van de rechtbank van 21 augustus 2023 was dit de lijn die bij verschillende rechtbanken werd gevolgd, maar inmiddels heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 1 september 2023 (ECLI:NL:HR:2023:1148) geoordeeld dat uit het wettelijk stelsel volgt dat de wet niet voorziet in een zelfstandige rechtsingang waarbij een perspectiefbesluit als zodanig aan de rechter ter beoordeling kan worden voorgelegd. Volgens de Hoge Raad biedt artikel 1:262b BW geen ruimte voor de rechtsopvatting dat een perspectiefbesluit via de geschillenregeling zelfstandig ter beoordeling, goedkeuring of bekrachtiging aan de rechtbank kan worden voorgelegd. Het is aan de wetgever om een zelfstandige rechtsingang te creëren. De rechtbank verklaart de GI dan ook niet-ontvankelijk in dit verzoek.
5.6.
In voornoemd arrest overweegt de Hoge Raad in rechtsoverweging 3.5.1. echter ook dat de rechter een perspectiefbesluit wel zal moeten beoordelen indien dit noodzakelijk is in verband met beslissingen, maatregelen en verzoeken die (mede) voortvloeien uit of samenhangen met het standpunt van de gecertificeerde instelling over het opgroeiperspectief van de minderjarige. Dat is in dit geval aan de orde. Ter beoordeling ligt namelijk ook voor het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] . In dat kader komt de rechtbank toch toe aan de toetsing van het perspectiefbesluit van de GI. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
5.7.
[kind01] is in februari 2019 voor de eerste keer uit huis geplaatst vanwege zorgen over de opvoedsituatie en de persoonlijke problematiek van de ouders. In januari 2020 is [kind01] teruggeplaatst bij de moeder. Op 15 december 2020 is [kind01] , samen met [kind02] en [kind03] , opnieuw met spoed uit huis geplaatst in een pleeggezin vanwege langdurige instabiliteit bij de moeder thuis. Vervolgens is [kind01] op 21 mei 2021 in een gezinsgerichte voorziening geplaatst, omdat het niet meer goed ging in het pleeggezin samen met zijn broers. Daarna is hij weer overgeplaatst naar een ander pleeggezin. Sinds december 2022 verblijft [kind01] in het huidige pleeggezin.
5.8.
[kind01] heeft de afgelopen jaren heftige gebeurtenissen en veel wisselingen van verblijfplaatsen en opvoeders meegemaakt. Hij is erg bezig met zijn toekomst en verkeert nog altijd in onzekerheid over de vraag waar hij zal opgroeien. In het huidige pleeggezin zit hij op zijn plek. Hij laat geen opvallend gedrag zien en doet het goed op school. Wel wordt gezien dat hij last heeft van de onzekerheid rondom zijn verblijfplaats en zijn emoties moeilijk kan uiten. De afgelopen jaren heeft de moeder hard gewerkt aan haar persoonlijke problematiek en zich ingespannen om een stabiele en veilige thuissituatie voor alle kinderen te creëren. De rechtbank ziet een liefdevolle moeder die hard haar best doet, maar de rechtbank is met de GI van oordeel dat [kind01] op dit moment duidelijkheid nodig heeft over de vraag waar hij zal opgroeien en nog een overplaatsing niet in zijn belang is. De rechtbank volgt de GI daarom in haar standpunt dat het opvoedperspectief van [kind01] bij de pleegouders ligt en dat dus niet langer naar een terugplaatsing moet worden toegewerkt. De rechtbank weegt daarbij mee in overweging dat [kind01] in het huidige pleeggezin, waar hij sinds december 2022 verblijft, zijn plek heeft gevonden. Alle betrokkenen om hem heen zien dat hij behoefte heeft aan duidelijkheid over zijn perspectief en baat heeft bij de veiligheid, stabiliteit en rust die hij in het pleeggezin ervaart. De pleegouders sluiten goed aan bij de ontwikkelingsbehoeften van [kind01] . [kind01] heeft deze duidelijkheid nodig om stappen te kunnen zetten in zijn ontwikkeling. Dat betekent dat het perspectief van [kind01] niet meer bij de moeder ligt. Een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor het verblijf in het pleeggezin is dan ook noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW). De rechtbank zal de machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg van [kind01] verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 22 juli 2024.
5.9.
De rechtbank gaat ervan uit dat de GI de komende tijd aandacht blijft besteden aan de communicatie en de samenwerking tussen de ouders en de pleegouders. Ook gaat de rechtbank ervan uit dat de GI aandacht blijft hebben voor de omgang tussen de vader en de kinderen en indien mogelijk ook de uitbreiding daarvan, zoals de vader ter zitting heeft gevraagd.
Benoeming bijzondere curator
5.10.
Het verzoek van de advocaat van de moeder om een bijzondere curator voor [kind01] te benoemen wijst de rechtbank af, omdat niet is gebleken van een situatie als bedoeld in artikel 1:250, eerste lid, BW en een benoeming gelet op het voorgaande geen meerwaarde heeft.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] in een voorziening voor pleegzorg tot 22 juli 2024;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind02] en [kind03] in een voorziening voor pleegzorg tot 1 februari 2024;
6.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
verklaart de GI niet-ontvankelijk in het verzoek op grond van de geschillenregeling (artikel 1:262b BW);
6.5.
wijst het verzoek van de moeder af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2023 door mr. G.M. Paling, voorzitter tevens kinderrechter, en mrs. S. Riege en M.P.G. Rietbergen, kinderrechters, in aanwezigheid van mr. L.M. Ruijgrok als griffier, en op schrift gesteld op
14 november 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.