ECLI:NL:RBROT:2023:11072

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 oktober 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
C/10/658523 / JE RK 23-1235 (A)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing en perspectiefbesluit in jeugdzorgzaak

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, uitgesproken op 19 oktober 2023, is de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [kind01] en [kind02] verlengd. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling (GI), het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen en om het perspectief van [kind01] vast te stellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het opvoedperspectief van [kind01] niet bij de moeder ligt, en dat de GI niet-ontvankelijk is in haar verzoek om het perspectiefbesluit te laten toetsen op grond van artikel 1:262b BW, zoals recentelijk bevestigd door de Hoge Raad. De rechtbank heeft de belangen van de kinderen, die al geruime tijd in pleegzorg verblijven, vooropgesteld en geconcludeerd dat het noodzakelijk is om de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] te verlengen tot 22 juli 2024 en van [kind02] tot 1 februari 2024. De rechtbank heeft ook aandacht gevraagd voor de communicatie tussen de moeder en de pleegmoeder, en benadrukt dat de GI hierop moet blijven toezien. De beslissing is genomen na een zorgvuldige afweging van de feiten en de standpunten van alle betrokken partijen, waarbij de ontwikkeling en het welzijn van de kinderen centraal stonden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Meervoudige kamer
Zaaknummer: C/10/658523 / JE RK 23-1235 (A)
Datum uitspraak: 19 oktober 2023
Beschikking van de meervoudige kamer over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing alsmede over een verzoek op grond van de geschillenregeling in artikel 1:262b van het Burgerlijk Wetboek (BW) met betrekking tot het perspectief
in de zaak van
de gecertificeerde instelling het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de GI,
over
[kind01],
geboren op [geboortedatum01] 2009 in [geboorteplaats01] , hierna te noemen [kind01] ,
[kind02],
geboren op [geboortedatum02] 2011 in [geboorteplaats02] , hierna te noemen [kind02] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[naam01],
hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats01] ,
advocaat mr. M.S. Krol, kantoorhoudende te Rotterdam,
[naam02] ,
hierna te noemen de pleegmoeder, wonende in [woonplaats02] .
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure betrokken:
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de Raad.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van 21 augustus 2023 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- het toetsingsadvies van de Raad van 5 oktober 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 6 oktober 2023;
- de briefrapportage van de GI met bijlagen van 16 oktober 2023, binnengekomen bij de rechtbank op dezelfde datum.
1.2.
Op 19 oktober 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden en heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank de zaak met gesloten deuren behandeld. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam03] ;
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam04] .
1.3.
De pleegmoeder is niet verschenen. De rechtbank stelt vast dat de pleegmoeder wel juist is opgeroepen.
1.4.
De rechtbank heeft [kind01] en [kind02] naar hun mening gevraagd. [kind01] en [kind02] hebben aangegeven geen behoefte te hebben aan een kindgesprek.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [kind01] en [kind02] .
2.2.
[kind01] en [kind02] verblijven bij de pleegmoeder.
2.3.
Bij beschikking van 22 juli 2019 zijn [kind01] en [kind02] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 22 juli 2024.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 21 augustus 2023 de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] en [kind02] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 22 oktober 2023. De beslissing is voor het overig verzochte aangehouden.
2.5.
De GI heeft in de briefrapportage van 27 juli 2023 gevraagd om ten aanzien van [kind01] vast te laten stellen dat het perspectief niet meer bij de moeder ligt. De kinderrechter heeft in de beschikking van 21 augustus 2023 deze briefrapportage van de GI aangemerkt als perspectiefbesluit ten aanzien van [kind01] en begrijpt het verzoek van de GI als een verzoek tot bekrachtiging daarvan. De kinderrechter heeft dit deel van het verzoek van de GI aangemerkt als een verzoek op grond van de geschillenregeling in artikel 1:262b van het Burgerlijk Wetboek (BW). De beslissing op dit verzoek is aangehouden.

3.De aangehouden verzoeken

3.1.
De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] en [kind02] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
3.2.
In de briefrapportage van 16 oktober 2023 heeft de GI het verzoek ten aanzien van [kind02] wat betreft de duur gewijzigd in die zin dat een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing wordt verzocht tot 1 januari 2024. Op de zitting heeft de GI – met instemming van de moeder - de verzochte duur gewijzigd tot 1 februari 2024.
3.3.
De GI verzoekt de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.4.
Daarnaast verzoekt de GI op grond van artikel 1:262b BW om het perspectiefbesluit over [kind01] te bekrachtigen en vast te laten stellen dat zijn perspectief bij de pleegmoeder ligt, wat betekent dat niet langer wordt toegewerkt naar een terugplaatsing bij de moeder.
3.5.
De GI handhaaft het aldus gewijzigde verzoek en het aangehouden verzoek en licht deze als volgt toe. Eind september 2023 heeft er een Signs of Safety (SOS)-bijeenkomst met de moeder, haar netwerk en de hulpverlening plaatsgevonden. In dit gesprek is naar voren gekomen dat alle kinderen, ieder op hun eigen manier, zijn beschadigd en de moeder zelf ook. Zij zullen elkaar versterken in hun gedrag en dit zal bovengemiddeld veel van de moeder vragen bij de opvoeding en verzorging van de kinderen. Naar aanleiding van dit gesprek heeft GGZ Beilen aangegeven dat de moeder mag deelnemen aan de gezinsopname. Naar verwachting kan de gezinsopname in november of december 2023 starten. Voor die tijd wil GGZ Beilen nog een keer de interactie tussen de moeder en de kinderen observeren, maar dit is geen belemmering of een nieuwe voorwaarde voor de deelname. De gezinsopname zal zestien weken duren, waarbij de kinderen de eerste vier weken in het weekend teruggaan naar de pleeggezinnen. GGZ Beilen laat zich niet uit over de vraag welke kinderen mee kunnen en laat dit over aan de GI. De GI is van mening dat [kind02] samen met de moeder (en [naam05] en [naam06] ) kan deelnemen aan de gezinsopname.
[kind01] verblijft al ruim vier jaar bij de pleegmoeder. Hij vindt de bezoeken aan de moeder fijn, maar hij wil zijn leven in Amsterdam niet kwijtraken. Er zijn wel veel zorgen over de ontwikkeling van [kind01] . Hij is blijven zitten op school en laat seksueel grensoverschrijdend gedrag zien. Hiervoor krijgt hij sinds kort hulp van Qpido Romeo. [kind01] heeft de wens om bij de pleegmoeder te blijven wonen. De GI wil deze wens respecteren en hem niet verplichten om deel te nemen aan de gezinsopname en toe te werken naar een terugplaatsing bij de moeder. De GI heeft op verzoek van de moeder nog gezocht naar een ander passend pleeggezin voor [kind01] , maar dat is er niet. [kind01] heeft duidelijkheid nodig over zijn perspectief. De GI wil daarom dat het perspectief van [kind01] bij de pleegmoeder wordt vastgesteld, zodat niet meer zal worden toegewerkt naar een terugplaatsing bij de moeder.
Over de ontwikkeling van [kind02] zijn er ook zorgen. Hij accepteert geen sturing en gezag en laat zelfbepalend gedrag zien. Het lijkt alsof hij zich niet bewust is van zijn risicovolle gedrag en hij heeft soms een andere beleving van de situatie. [kind02] heeft hiervoor behandeling nodig, maar dit is steeds uitgesteld vanwege de onduidelijkheid over zijn perspectief.
Tot slot geeft de GI aan dat de communicatie tussen de pleegmoeder en de moeder moeizaam verloopt. De pleegmoeder zorgt goed voor [kind01] en [kind02] , maar heeft sturing van buitenaf nodig om tot een goede samenwerking met de moeder te komen. De pleegmoeder is gesteld op haar privacy, waardoor de moeder niet in de woning mag komen om bijvoorbeeld de slaapkamers van de kinderen te bekijken. Met betrekking tot de omgang tussen [kind01] , [kind02] en de moeder merkt de GI op dat deze de afgelopen periode is uitgebreid. De uitbreiding verloopt niet vlekkeloos, maar de GI ziet voldoende mogelijkheden om de omgang nu en in de toekomst vorm te geven.

4.De standpunten

4.1.
De moeder is het eens met de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind02] tot 1 februari 2024 en van [kind01] voor de duur van de ondertoezichtstelling. Daarnaast verzoekt de moeder de GI in het verzoek op grond van artikel 1:262b BW om het perspectiefbesluit te laten bekrachtigen niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de uitspraak van de Hoge Raad van 1 september 2023 (ECLI:NL:HR:2023:1148). Zij voert verweer tegen het verzoek van de GI om het perspectief van [kind01] vast te stellen bij de pleegmoeder.
Uit de uitspraak van de Hoge Raad van 1 september 2023 volgt dat de rechtbank in het kader van de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing het perspectief mag toetsen. Indien de rechtbank dit doet, kan de moeder echter niet in hoger beroep tegen de beschikking, omdat zij akkoord gaat met de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. Hiermee wordt de rechtsbescherming van de moeder geblokkeerd. De moeder is van mening dat het perspectief van [kind01] pas voorligt als de Raad onderzoek zal doen naar een gezagsbeëindigende maatregel van de moeder.
De moeder wil met alle kinderen deelnemen aan de gezinsopname bij GGZ Beilen. De moeder vindt dat zij nooit een eerlijke kans heeft gehad om te laten zien dat zij voor de kinderen kan zorgen. Zij heeft hard aan zichzelf gewerkt. De moeder heeft weliswaar in april 2023 een terugval in drugsgebruik gehad, maar sindsdien gaat het goed. Ook de partner van de moeder is gestopt met blowen. Als uit de gezinsopname blijkt dat de kinderen niet bij de moeder kunnen wonen, legt de moeder zich daarbij neer. De moeder wil alle kinderen dezelfde kans geven.
Ten aanzien van [kind01] vraagt de moeder zich af of een vaststelling van het perspectief nu meer duidelijkheid geeft. Hij zit op zijn plek bij de pleegmoeder, de moeder trekt niet aan hem en zijn mening wordt meegewogen bij het besluit. Ook is de situatie gewijzigd, nu [kind01] is blijven zitten op school en daardoor zijn vrienden is kwijtgeraakt. De moeder respecteert de wens van [kind01] , maar wil op de lange termijn toch bekijken wat de mogelijkheden voor een terugplaatsing bij haar zijn. Zij stelt voor dat er eerst wordt gekeken hoe de gezinsopname met de moeder en de andere kinderen bij GGZ Beilen verloopt. Vervolgens kan worden gekeken of [kind01] ook terug kan naar de moeder. Het perspectief van [kind01] moet daarom nog niet worden vastgesteld.
Daarnaast is de moeder ontevreden over de samenwerking met de pleegmoeder. Zij wil eigenlijk dat [kind01] in een ander pleeggezin komt te wonen. De moeder heeft nog nooit gezien waar de kinderen slapen en heeft weinig contact met de pleegmoeder. Het is belangrijk dat de GI aandacht besteedt aan de onderlinge communicatie.
4.2.
De Raad licht toe dat het in het belang van [kind01] is dat hij bij de pleegmoeder blijft wonen. Er moet wel gekeken worden hoe het contact met de moeder en de andere kinderen zo goed mogelijk kan worden vormgegeven. Ook moeten de GI en de pleegzorgwerker aandacht besteden aan de rol van de pleegmoeder. De kinderen mogen hier geen last van krijgen.

5.De beoordeling

Ten aanzien van [kind02] :

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind02] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW). De rechtbank legt uit hoe zij tot haar oordeel is gekomen.
5.2.
De vijf kinderen van de moeder, waaronder [kind02] , verblijven al geruime tijd in verschillende pleeggezinnen. Al een lange tijd wordt geprobeerd zicht te krijgen op de opvoedvaardigheden van de moeder om te beoordelen of een terugplaatsing bij de moeder tot de mogelijkheden behoort. Nadat het perspectiefonderzoek van PSY Business in het voorjaar van 2022 niet aan de verwachtingen van de GI en de moeder voldeed, heeft de rechtbank overwogen dat er een nieuw deugdelijk perspectiefonderzoek moest plaatsvinden. Door de inzet van de opvoedondersteuning van Family Supporters en een gezinsopname diende er zicht te komen op de opvoedcapaciteiten van de moeder. GGZ Beilen bleek hiervoor de meest geschikte organisatie. Er zijn de moeder een aantal voorwaarden gesteld om deel te kunnen nemen aan een gezinsopname en na enige tijd heeft de moeder hieraan voldaan. De moeder en de kinderen hebben vervolgens nog een aantal maanden moeten wachten voordat duidelijk werd of een gezinsopname daadwerkelijk mogelijk was. Op 8 juni 2023 heeft er een intake bij GGZ Beilen plaatsgevonden met de moeder en daarna heeft de moeder de samenwerkingsopname bij GGZ Beilen doorlopen. De afgelopen periode is ook de omgang met [kind02] (en [kind01] ) uitgebreid.
5.3.
Na de vorige zitting heeft op 28 september 2023 een Signs of Safety (SOS)-bijeenkomst plaatsgevonden. Samen met het netwerk van de moeder en de betrokken hulpverlening is besproken wat er goed gaat, waar de zorgen liggen en wat er moet gebeuren. Naar aanleiding van dit gesprek heeft GGZ Beilen akkoord gegeven voor de gezinsopname. Wel wil GGZ Beilen de moeder binnenkort samen met de kinderen nog een keer zien om een beeld te krijgen van de kinderen en de onderlinge interactie. De GI en GGZ Beilen zijn overeengekomen dat de partner van de moeder, - [naam07] -, niet langer verplicht hoeft te worden opgenomen, maar dat hij wel intensief wordt betrokken bij de gesprekken. [naam07] is hiertoe bereid. De moeder kan dan ook in november of december 2023 met de kinderen, waaronder [kind02] , deelnemen aan de gezinsopname bij GGZ Beilen. Deze gezinsopname zal zestien weken duren. In die periode zal er zicht komen op de onderlinge interacties en moet blijken of de moeder voldoende in staat is om de kinderen te bieden wat zij nodig hebben en of een plaatsing van de kinderen bij de moeder in hun belang is. Met de uitkomsten van de gezinsopname zal het perspectief van [kind02] duidelijk worden. Het is belangrijk dat [kind02] tot aan de start van de gezinsopname en gedurende de eerste weekenden bij de pleegmoeder kan verblijven. De rechtbank zal de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind02] in een voorziening voor pleegzorg daarom verlengen tot 1 februari 2024. Indien een voortzetting van de uithuisplaatsing voor een kortere duur nodig blijkt, verwacht de rechtbank dat de GI hiernaar zal handelen.
Ten aanzien van [kind01] :
5.4.
De GI is van mening dat het perspectief van [kind01] niet meer bij de moeder ligt. In de briefrapportage van 27 juli 2023 heeft de GI gevraagd om zijn perspectief vast te laten stellen. Dit besluit heeft tot gevolg dat binnen het kader van de ondertoezichtstelling niet langer wordt toegewerkt naar een terugplaatsing van [kind01] bij de moeder. De moeder is het niet eens met dit besluit. De kinderrechter heeft in de beschikking van 21 augustus 2023 deze briefrapportage van de GI aangemerkt als perspectiefbesluit ten aanzien van [kind01] en begrijpt het verzoek van de GI als een verzoek tot bekrachtiging daarvan. De kinderrechter heeft dit deel van het verzoek van de GI aangemerkt als een verzoek op grond van de geschillenregeling in artikel 1:262b BW.
5.5.
De eerste vraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of de GI het perspectiefbesluit via de geschillenregeling in artikel 1:262b BW door de rechtbank kan laten toetsen. Bij de vorige beslissing van de rechtbank van 21 augustus 2023 was dit de lijn die bij verschillende rechtbanken werd gevolgd, maar inmiddels heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 1 september 2023 (ECLI:NL:HR:2023:1148) geoordeeld dat uit het wettelijk stelsel volgt dat de wet niet voorziet in een zelfstandige rechtsingang waarbij een perspectiefbesluit als zodanig aan de rechter ter beoordeling kan worden voorgelegd. Volgens de Hoge Raad biedt artikel 1:262b BW geen ruimte voor de rechtsopvatting dat een perspectiefbesluit via de geschillenregeling zelfstandig ter beoordeling, goedkeuring of bekrachtiging aan de rechtbank kan worden voorgelegd. Het is aan de wetgever om een zelfstandige rechtsingang te creëren. De rechtbank verklaart de GI dan ook niet-ontvankelijk in dit verzoek.
5.6.
In voornoemd arrest overweegt de Hoge Raad in rechtsoverweging 3.5.1. echter ook dat de rechter een perspectiefbesluit wel zal moeten beoordelen indien dit noodzakelijk is in verband met beslissingen, maatregelen en verzoeken die (mede) voortvloeien uit of samenhangen met het standpunt van de gecertificeerde instelling over het opgroeiperspectief van de minderjarige. Dat is in dit geval aan de orde. Ter beoordeling ligt namelijk ook voor het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] . In dat kader komt de rechtbank toch toe aan de toetsing van het perspectiefbesluit van de GI. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
5.7.
[kind01] is in februari 2019 uit huis geplaatst vanwege zorgen over de opvoedsituatie en de persoonlijke problematiek van de ouders. [kind01] heeft veel heftige gebeurtenissen meegemaakt en verlieservaringen opgedaan. [kind01] is veertien jaar oud en heeft de afgelopen vierenhalf jaar een eigen leven opgebouwd in Amsterdam. Hij zit op zijn plek bij de pleegmoeder en heeft zijn school, hobby’s en vrienden in de buurt. Er zijn nog wel veel zorgen over zijn emotionele en seksuele ontwikkeling en zijn gewetensontwikkeling. Sinds kort krijgt [kind01] hulpverlening van Qpido Romeo. De zorgen over het gedrag van [kind01] zouden kunnen worden verklaard vanuit zijn belaste voorgeschiedenis. Hij is beschadigd geraakt en heeft hierdoor meer dan gemiddeld behoefte aan een rustige, voorspelbare en veilige opvoedsituatie. De pleegmoeder sluit goed aan bij de ontwikkelingsbehoeften van [kind01] en biedt hem een fijne opvoedsituatie. [kind01] heeft zelf aangegeven dat hij niet wenst deel te nemen aan de gezinsopname met als doel terugplaatsing bij de moeder, maar dat hij bij de pleegmoeder wil blijven wonen. Hij wil wel regelmatig contact hebben met de moeder en in het weekend bij haar logeren.
5.8.
De afgelopen jaren heeft de moeder hard gewerkt aan haar persoonlijke problematiek en zich ingespannen om een stabiele en veilige thuissituatie voor alle kinderen te creëren. De rechtbank ziet een liefdevolle moeder die hard haar best doet, maar gezien de eerder beschreven situatie komt de rechtbank tot de conclusie dat het niet meer in het belang van [kind01] is om nog toe te werken naar een terugplaatsing bij de moeder. [kind01] verkeert al lange tijd in onzekerheid. De rechtbank is met de GI van oordeel dat [kind01] duidelijkheid nodig heeft over zijn perspectief. De rechtbank volgt de GI in haar standpunt dat het opvoedperspectief van [kind01] niet bij de moeder ligt en dat dus niet langer naar een terugplaatsing bij de moeder moet worden toegewerkt. [kind01] heeft deze duidelijkheid nodig om verder te kunnen en stappen te kunnen zetten in zijn ontwikkeling. Dat betekent dat het perspectief van [kind01] niet meer bij de moeder ligt. Voor zijn verblijf bij pleegmoeder is verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk, in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW). De rechtbank zal de machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg van [kind01] verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 22 juli 2024.
5.9.
De rechtbank gaat ervan uit dat de GI de komende tijd wel aandacht blijft besteden aan de communicatie en de samenwerking tussen de moeder en de pleegmoeder.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] in een voorziening voor pleegzorg tot 22 juli 2024;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind02] in een voorziening voor pleegzorg tot 1 februari 2024;
6.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
verklaart de GI niet-ontvankelijk in het verzoek op grond van de geschillengregeling (artikel 1:262b BW).
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2023 door mr. G.M. Paling, voorzitter tevens kinderrechter, en mrs. S. Riege en M.P.G. Rietbergen, kinderrechters, in aanwezigheid van mr. L.M. Ruijgrok als griffier, en op schrift gesteld op 14 november 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.