ECLI:NL:RBROT:2023:10956

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 november 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
10456700
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor ondeugdelijk uitgevoerde werkzaamheden na uitbesteding van een reparatieopdracht

In deze zaak heeft eiser, [eiser01], een vordering ingesteld tegen gedaagde, [gedaagde01], met betrekking tot de reparatie van de motor en automaatbak van zijn auto. Eiser stelt dat hij gedaagde opdracht heeft gegeven voor de reparatie, maar dat gedaagde deze opdracht heeft uitbesteed aan [bedrijf01], die de werkzaamheden ondeugdelijk heeft uitgevoerd. Eiser vordert primair vervangende schadevergoeding en subsidiair deugdelijk herstel van de geconstateerde gebreken.

Gedaagde betwist echter dat hij de opdracht aan [bedrijf01] heeft uitbesteed en stelt dat eiser zelf de opdracht heeft gegeven. Gedaagde heeft enkel de onderdelen naar [bedrijf01] vervoerd en er is volgens hem geen causaal verband tussen de schade van eiser en de werkzaamheden van gedaagde. De kantonrechter heeft de zaak op 11 oktober 2023 mondeling behandeld.

De kantonrechter oordeelt dat niet is komen vast te staan dat gedaagde de opdracht aan [bedrijf01] heeft uitbesteed. De rechter baseert deze conclusie op de offerte van gedaagde, waarin staat dat het werk voor eiser wordt uitgevoerd en dat eiser de betalingen aan [bedrijf01] heeft gedaan. De verklaring van een medewerker van [bedrijf01] ondersteunt ook de stelling dat eiser de opdrachtgever was. Daarom wordt de vordering van eiser afgewezen en wordt hij veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10456700 CV EXPL 23-10848
datum uitspraak: 24 november 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: mr. M.T. Somohardjo,
tegen
[gedaagde01] ,mede handelend onder de naam [handelsnaam01]
woonplaats: [woonplaats02] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M.R. Dill.
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 11 april 2023, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de brief van [gedaagde01] van 4 juli 2023, met één bijlage;
  • de akte van [gedaagde01] van 28 september 2023 met aanvullende producties;
  • de brief van [eiser01] van 4 oktober 2023, met één bijlage;
  • de brieven van [gedaagde01] van 5 en 10 oktober 2023, met bijlagen.
1.2.
Op 11 oktober 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen besproken.

2.De beoordeling

Samenvatting en conclusie

2.1.
[eiser01] stelt dat hij aan [gedaagde01] opdracht heeft gegeven voor de reparatie van de motor en de automaatbak van zijn auto. Volgens [eiser01] heeft [gedaagde01] deze opdracht vervolgens aan [bedrijf01] uitbesteed en heeft [bedrijf01] de werkzaamheden ondeugdelijk uitgevoerd. Na de reparatie heeft [eiser01] gebreken geconstateerd aan de auto en heeft hij dit direct bij [gedaagde01] gemeld. Omdat [gedaagde01] geen adequate oplossing biedt, vordert [eiser01] primair vervangende schadevergoeding van [gedaagde01] , met rente en kosten, alsmede expertisekosten. Subsidiair vordert [eiser01] deugdelijk herstel van alle door [bedrijf02] geconstateerde gebreken, op straffe van een dwangsom.
2.2.
[gedaagde01] betwist dat hij opdracht aan [bedrijf01] heeft gegeven om het motorblok te repareren. Volgens [gedaagde01] heeft [eiser01] dat zelf gedaan. [gedaagde01] heeft alleen de onderdelen naar [bedrijf01] vervoerd. Er is geen causaal verband tussen de vermeende schade van [eiser01] en de door [gedaagde01] uitgevoerde werkzaamheden, zodat de vordering van [eiser01] moet worden afgewezen.
2.3.
De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde01] niet aansprakelijk is voor de door [eiser01] gestelde gebreken en schade. Hierna wordt uitgelegd waarom dit de uitkomst is.
Niet komen vast te staan dat [gedaagde01] de opdracht aan [bedrijf01] heeft uitbesteed
2.4.
De vordering van [eiser01] is gebaseerd op zijn stelling dat de door [gedaagde01] ingeschakelde partij ( [bedrijf01] ) de werkzaamheden ondeugdelijk heeft uitgevoerd. Volgens [gedaagde01] heeft hij het werk echter niet uitbesteed, maar heeft [eiser01] zélf de opdracht aan [bedrijf01] gegeven.
2.5.
De kantonrechter komt tot de conclusie dat niet kan worden vastgesteld dat [gedaagde01] de opdracht heeft uitbesteed. Deze conclusie baseert de kantonrechter op het feit dat [gedaagde01] in zijn offerte heeft aangegeven dat hij er niet tussen zit, maar dat het werk voor [eiser01] wordt uitgevoerd en door [eiser01] wordt voldaan aan [bedrijf01] . Uit de door [eiser01] overgelegde offerte van [bedrijf01] van 3 maart 2020 (productie 1 bij dagvaarding) blijkt dat [bedrijf01] [eiser01] als opdrachtgever ziet. [eiser01] heeft de facturen van [bedrijf01] (in twee delen) ook aan [bedrijf01] betaald. Verder volgt ook uit de verklaring van de heer [naam01] van [bedrijf01] van 9 oktober 2023 dat [eiser01] opdracht aan [bedrijf01] heeft gegeven om de motorblok te repareren en dat [gedaagde01] alleen als tussenpersoon heeft gefunctioneerd.
2.6.
Omdat niet is komen vast te staan dat [gedaagde01] de opdracht van [eiser01] heeft uitbesteed, valt niet in te zien waarom [gedaagde01] aansprakelijk zou zijn voor het werk dat door [bedrijf01] (volgens [eiser01] ) ondeugdelijk is uitgevoerd. Zowel het primair gevorderde als het subsidiaire gevorderde zullen dan ook worden afgewezen.
2.7.
De daarmee samenhangende nevenvorderingen zullen eveneens worden afgewezen.
Proceskosten
2.8.
[eiser01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [gedaagde01] tot vandaag vast op € 792,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 396,00). Voor kosten die [gedaagde01] maakt na deze uitspraak moet [eiser01] ook een bedrag betalen van € 132,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist. [1] De wettelijke rente wordt toegewezen.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.9.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt [eiser01] in de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde01] tot vandaag worden vastgesteld op € 792,00;
3.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. D.L. Spierings en in het openbaar uitgesproken.
821

Voetnoten

1.Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853