ECLI:NL:RBROT:2023:10911

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 november 2023
Publicatiedatum
22 november 2023
Zaaknummer
10733883 / VV EXPL 23-49
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • mr. drs. E. van Schouten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over loonvordering en toelating tot werkvloer met verstek van de werkgever

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 9 november 2023, heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser en een gedaagde die niet is verschenen. De eiser, vertegenwoordigd door mr. M. El Idrissi, vorderde onder andere om opgeroepen te worden voor het verrichten van arbeid en om het achterstallige salaris te ontvangen. De eiser was per 1 juni 2023 in dienst bij de gedaagde op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, maar had sindsdien geen salaris meer ontvangen, behalve voor de maand juni 2023.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde, ondanks behoorlijke oproeping, niet is verschenen, waardoor verstek werd verleend. De rechter oordeelde dat er voldoende spoed aanwezig was om de eis in kort geding toe te wijzen. De vorderingen van de eiser werden grotendeels toegewezen, inclusief de betaling van het achterstallige salaris, de wettelijke verhoging en de wettelijke rente. De gedaagde werd veroordeeld om de eiser binnen drie dagen na betekening van het vonnis op te roepen voor het verrichten van arbeid, met een dwangsom van € 250,- per dag bij niet-naleving, tot een maximum van € 2.000,-.

Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld om de salarisspecificaties over de maanden juli tot en met oktober 2023 te overhandigen, met een dwangsom van € 50,- per dag bij niet-naleving. De proceskosten werden vastgesteld op € 615,-, te betalen aan de gemachtigde van de eiser. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en alle andere vorderingen werden afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 10733883 / VV EXPL 23-49
datum uitspraak: 9 november 2023
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser],
woonplaats: [woonplaats 1],
eiser,
gemachtigde: mr. M. El Idrissi,
tegen
[gedaagde], die handelt onder de naam
[handelsnaam],
woonplaats: [woonplaats 2],
gedaagde,
die niet is verschenen.
De partijen worden hierna ‘[eiser]’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
- de dagvaarding van 15 oktober 2023, met bijlagen.
1.2.
Op 26 oktober 2023 is de zaak tijdens een zitting besproken. [eiser] was daarbij aanwezig, bijgestaan door mr. M. El Idrissi en door [naam] (tolk in de taal Syrisch-Arabisch). [gedaagde] is niet verschenen.

2.De vordering

2.1.
[eiser] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde]:
I. te bevelen en te veroordelen om [eiser] te laten oproepen voor het verrichten van arbeid, op straffe van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 250,-, te betalen voor iedere dag (een deel van de dag daaronder begrepen) dat [gedaagde] in gebreke is geheel of ten dele aan het vonnis te voldoen, alsmede voor iedere dag (een deel van de dag daaronder begrepen) dat het verzuim voortduurt;
II. te bevelen en te veroordelen om het (achterstallig) salaris van [eiser], zijnde de betaling van het netto-equivalent van het bruto maandsalaris van € 1.934,40, tot het moment dat de arbeidsovereenkomst is beëindigd, te voldoen en op de bankrekening van [eiser] te storten;
III. te bevelen en te veroordelen om aan [eiser] te betalen de maximale wettelijke verhoging (50%) wegens vertraging over het aan hem toekomende loon op grond van artikel 7:625 BW;
IV. te bevelen en te veroordelen om aan [eiser] de salarisspecificaties over de maand juli 2023 en de opvolgende maanden, tot datum beëindiging dienstverband, te overhandigen op straffe van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 250,-, te betalen voor iedere dag (een deel van de dag daaronder begrepen) dat [gedaagde] in gebreke is geheel of ten dele aan het vonnis te voldoen, alsmede voor iedere dag (een deel van de dag daaronder begrepen) dat het verzuim voortduurt;
V. te bevelen en te veroordelen om aan [eiser] te betalen de wettelijke rente over de hiervoor (onder II en III) gevorderde bedragen vanaf het moment dat deze verschuldigd zijn;
VI. te veroordelen in de kosten van deze procedure.
2.2.
[eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat hij per 1 juni 2023 in dienst is bij [gedaagde] op basis van een arbeidsovereenkomst voor de bepaalde tijd van zes maanden, voor 40 uur per week. Volgens [eiser] heeft [gedaagde] alleen het loon over de maand juni 2023 betaald, en heeft [eiser] daarna geen loon meer ontvangen.

3.De beoordeling

3.1.
[gedaagde] is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet in de procedure verschenen, zodat tegen hem verstek zal worden verleend.
3.2.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de eisende partij hierbij zoveel spoed heeft dat deze de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten (artikel 254 lid 1 Rv). Uit de stellingen van [eiser] volgt dat deze spoed aanwezig is. De eis wordt toegewezen omdat deze niet onrechtmatig of ongegrond is, voor wat betreft de (door)betaling van (achterstallig) salaris met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente.
3.3.
[gedaagde] zal veroordeeld worden om [eiser] binnen drie dagen na betekening van dit vonnis op te roepen voor het verrichten van arbeid. De gevorderde dwangsom als [gedaagde] hier niet aan voldoet, wijst de kantonrechter toe tot een bedrag van € 250,- per dag met een maximum van € 2.000,-.
3.4.
Wat de salarisspecificaties betreft zal alleen een dwangsom worden verbonden aan verstrekking van de salarisspecificaties van de maanden juli tot en met oktober 2023, omdat de maand november 2023 nog niet is verstreken. De gevorderde dwangsom wijst de kantonrechter toe tot een bedrag van € 50,- per dag met een maximum van € 2.000,-.
3.5.
[eiser] krijgt gelijk. [gedaagde] moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiser] tot vandaag vast op € 86,- aan griffierecht en € 529,- aan salaris voor de gemachtigde. Dit is totaal € 615,-. Omdat [eiser] procedeert op basis van een toevoeging blijven de verschotten beperkt tot het griffierecht en zal het salaris direct aan de gemachtigde van [eiser] voldaan moeten worden. De kantonrechter merkt hierbij nog op dat bij [eiser] gelet op de toevoeging een te hoog bedrag aan griffierecht in rekening is gebracht. De kantonrechter zal de griffier vragen dit aan te passen en het eventueel teveel betaalde bedrag terug te storten.
Voor kosten die [eiser] maakt na deze uitspraak moet [gedaagde] een bedrag betalen van € 132,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853).
3.6.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
verleent verstek tegen de niet-verschenen [gedaagde];
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om [eiser] binnen drie dagen na betekening van dit vonnis op te roepen voor het verrichten van arbeid, op straffe van een dwangsom van € 250,- voor iedere dag of een gedeelte daarvan dat [gedaagde] in gebreke is geheel of ten dele hieraan te voldoen, met een maximum van € 2.000,-;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen het (achterstallig) salaris, zijnde de betaling van het netto-equivalent van het bruto maandsalaris van € 1.934,40, tot het moment dat de arbeidsovereenkomst is beëindigd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid tot aan de dag van volledige betaling;
4.4.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen de maximale wettelijke verhoging (50%) wegens vertraging over het aan hem toekomende loon op grond van artikel 7:625 BW, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid tot aan de dag van volledige betaling;
4.5.
veroordeelt [gedaagde] om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis aan [eiser] te overhandigen de salarisspecificaties over de maanden juli tot en met oktober 2023, op straffe van een dwangsom van € 50,-, te betalen voor iedere dag of een gedeelte daarvan dat [gedaagde] in gebreke is geheel of ten dele hieraan te voldoen, met een maximum van € 2.000,-;
4.6.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te overhandigen de salarisspecificaties vanaf de maand november 2023 tot de datum van beëindiging van de arbeidsovereenkomst;
4.7.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van [eiser] tot vandaag worden vastgesteld op € 615,-, welk bedrag rechtstreeks aan de gemachtigde van [eiser] dient te worden voldaan;
4.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.9.
wijst al het anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. E. van Schouten en in het openbaar uitgesproken.
31688