In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 november 2023 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen Stichting Trivire en twee gedaagden, aangeduid als [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De eiseres, Stichting Trivire, heeft een vordering ingesteld wegens een forse huurachterstand van € 3.197,- tot en met juni 2023, en heeft daarnaast de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning geëist. De gedaagden zijn niet verschenen, met uitzondering van [gedaagde 2], die zich zelf heeft verdedigd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde 1] niet in de procedure is verschenen, waardoor verstek tegen hem is verleend.
De feiten van de zaak zijn als volgt: [gedaagde 1] en [gedaagde 2] huren sinds 9 juni 2022 een woning van Trivire, maar hebben de woning niet feitelijk bewoond. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagden in gebreke zijn gebleven met hun verplichtingen uit de huurovereenkomst, wat heeft geleid tot de huurachterstand. [gedaagde 2] heeft weliswaar betwist dat zij in de woning heeft gewoond, maar de kantonrechter oordeelt dat zij desondanks huur verschuldigd is op basis van de ondertekende huurovereenkomst.
De vorderingen van Trivire zijn toegewezen. De kantonrechter heeft de huurovereenkomst ontbonden en de gedaagden veroordeeld om de woning binnen veertien dagen te ontruimen. Tevens zijn de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Trivire het vonnis kan handhaven, ook als de gedaagden in hoger beroep gaan.