ECLI:NL:RBROT:2023:10865

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 november 2023
Publicatiedatum
21 november 2023
Zaaknummer
71/183875-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het aanwezig hebben en vervoeren van harddrugs en deelname aan een criminele organisatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 november 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het aanwezig hebben en vervoeren van harddrugs, alsook van deelname aan een criminele organisatie. De verdachte is op heterdaad aangehouden met een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne en heroïne. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 16 maanden voorwaardelijk, en een geldboete van € 7.500. De verdediging voerde aan dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk was, omdat de verkregen data van Sky ECC en Anom onrechtmatig zou zijn verkregen. De rechtbank oordeelde dat de verkregen cryptocommunicatie rechtmatig was en dat er geen sprake was van een schending van het recht op een eerlijk proces. De rechtbank verwierp het beroep op niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie en concludeerde dat de verdachte schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 21 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werden er verbeurdverklaringen uitgesproken voor in beslag genomen voertuigen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 71/183875-21
Datum uitspraak: 17 november 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
Raadslieden mr. L. Rommy, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht en mr. J.C. Reisinger, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 3 november 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de aanpassing omschrijving tenlastelegging. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C. Goedegebuure heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 16 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en, daarnaast, tot een geldboete van € 7.500,=, subsidiair 150 dagen hechtenis.

4.Ontvankelijkheid officier van justitie

Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk is omdat feitelijk is gebleken van het bewust omzeilen en frustreren van een rechterlijke toetsing door het openbaar ministerie bij verkrijging van de Sky ECC data afkomstig van Sky-servers die zich in Frankrijk bevonden.
Daartoe is – samengevat - door de verdediging aangevoerd dat is gebleken dat de Nederlandse opsporingsdienst niet alleen technische assistentie verleende in Frankrijk, maar dat deze ook een sturende rol vervulde in het ontsluitings- en opsporingsproces in Frankrijk. De “interceptietool” die werd gebruikt om Sky data te hacken, is ontwikkeld en geplaatst door Nederlandse autoriteiten, zodat feitelijk sprake was van opsporing in Nederland. Daarom kan niet worden volstaan met verwijzing naar het interstatelijke vertrouwensbeginsel. Het Openbaar Ministerie heeft hierover onvoldoende openheid gegeven en onvoldoende informatie verstrekt, waardoor het wettelijk systeem in de kern is geraakt. De raadsman wijst op het zogenoemde Karman-criterium. Het Openbaar Ministerie heeft bovendien een Nederlandse rechter gepasseerd, nadat deze het belangrijkste onderdeel van een machtiging in de zin van artikel 126ug van het Wetboek van Strafvordering in het kader van het onderzoek naar Sky ECC afwees. De resultaten van deze operaties worden niet, en in elk geval niet in Nederland, (op rechtmatigheid) getoetst door een rechter. Volgens de raadsman is hiermee, kort gezegd, sprake van een beoogde of voorziene omzeiling van de rechtsbescherming door het Openbaar Ministerie.
Voorts is geen sprake van een eerlijk proces, omdat een volledige toetsing ontbreekt. Daardoor is sprake van een gebrek aan effectieve rechtsbescherming ter zake grondrechten – zoals het recht op privacy, zoals gewaarborgd door artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), en is geen sprake van eerbiediging van het recht op een eerlijk proces.
De raadsman wijst er daarbij op dat alle gebruikers van SkyECC (ongedifferentieerd) zijn geraakt door de hacks dan wel de “man in the middle”-aanvallen. Dit betreffen tienduizenden gebruikers per dienst, met honderdduizenden chats per dag en wekelijks meerdere terabytes aan data. Zulke dataverzameling betreft, naar de definitie van het EHRM, bulkinterceptie. Er is sprake geweest van een zeer vergaande inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van een groot aantal ongedefinieerde personen. Niet goed kan worden vastgesteld of aan de daarin weergegeven eisen is voldaan en dat er dus geen sprake is van deugdelijke toetsing door een rechter en dat dus sprake is van (naar de rechtbank inleest: schending van) artikel 8 EVRM en, bijgevolg, artikel 6 EVRM.
Verder wijst de raadsman er op dat sprake is van schending van het Unierecht. De verkrijging en overigens de verwerking van SkyECC- data vallen onder de werkingssfeer van het Unierecht, in bijzonder Richtlijn 2016/680. Net als voor Richtlijn 2002/58 geldt dat bij de verkrijging van privacygevoelige informatie en van persoonsgegevens, voldaan moet worden aan het ‘evenredigheidsbeginsel’. Ook moet er sprake zijn van proportionaliteit.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de cryptocommunicatie rechtmatig is verkregen en weerspreekt dat er sprake is geweest van doelbewuste misleiding in de voorfase van het onderzoek. De officier van justitie heeft in dat verband gewezen op een arrest van de Hoge Raad van 13 juni 2023 (ECLI:NL:HR:2023:913). De Hoge Raad heeft daarin overwogen dat de betrouwbaarheid van de data, verkregen uit het buitenland, in beginsel vaststaat. Er is dan ook geen aanleiding het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat op basis van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging als een in artikel 359a Sv voorzien rechtsgevolg slechts in uitzonderlijke gevallen in aanmerking komt. Daarvoor is alleen plaats ingeval het vormverzuim daarin bestaat dat een zodanig ernstige inbreuk op het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak is gemaakt, dat er geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM. Het moet dan gaan om een ernstige en onherstelbare inbreuk op het recht op een eerlijk proces die niet op een aan de eisen van een behoorlijke en effectieve verdediging beantwoordende wijze is of kan worden gecompenseerd. Daarbij moet die inbreuk het verstrekkende oordeel kunnen dragen dat “
the proceedings as a whole were not fair".
In dit concrete geval stelt de rechtbank vast dat het bewijs in belangrijke mate bestaat uit cryptocommunicatie. De rechtbank ziet geen aanleiding om uit te gaan van een wezenlijk andere vaststelling van de gang van zaken rondom de verkrijging van de SkyECC-data in de deze zaak, dan zoals weergegeven in de beantwoording van de prejudiciële vragen door de Hoge Raad van 13 juni 2023. Niet is gebleken dat het onderzoek in Frankrijk niet in overeenstemming met de aldaar geldende regels heeft plaatsgevonden. Aan een toetsing in het kader van artikel 359a Sv komt de rechtbank in zoverre niet toe.
Conclusie
De rechtbank verwerpt het beroep op niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

5.Waardering van het bewijs

Standpunt verdediging
Op dezelfde gronden als hiervoor weergegeven, heeft de verdediging aangevoerd dat de SkyECC en Anom data dienen te worden uitgesloten van het bewijs, zodat vrijspraak dient te volgen voor alle aan de verdachte ten laste gelegde feiten.
De raadsman voert verder een rechtmatigheidsverweer voor wat betreft de verwerking van de data. De raadsman wijst erop dat het Nederlandse recht niet voldoet aan de kwaliteitseisen die van die wet worden verlangd door het Handvest EU en de Richtlijn 2016/680 omdat er geen wet bestaat voor de uitgevoerde verwerking van de ‘bulkdata’. Nu niet voldaan is aan het vereiste ‘voorzien bij wet’ ontbreekt een effectieve rechtsbescherming. Voor zover die waarborg zou kunnen worden gevonden in artikel 126uba Sv is de raadsman van mening dat een machtiging ex artikel 126uba van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) hier niet gebruikt kan worden. Mocht artikel 126uba Sv wel zien op de verwerking van de data, wijst de raadsman erop dat dit artikel wordt gebruikt ter verwerking van ‘bulkdata’, waaronder ook de data van personen zonder enige verdenking. De raadsman constateert dat, naar nationaal recht, sprake is geweest van vormverzuimen. De raadsman acht hier sprake van een ernstige schending van een strafvorderlijk voorschrift of rechtsbeginsel, en pleit voor bewijsuitsluiting.
Subsidiair heeft de verdediging ten gronde nog het volgende aangevoerd:
  • ten aanzien van feit 1: niet kan worden vastgesteld dat de verdachte cocaïne heeft opgehaald. Onder de verdachte of in de loods zijn geen verdovende middelen aangetroffen. Daarom dient vrijspraak te volgen.
  • Ten aanzien van feit 4: met uitzondering van de kilo cocaïne die in de woning van de verdachte is aangetroffen, zijn er verder nergens verdovende middelen aangetroffen. Uit de chatberichten kan niet zonder meer worden afgeleid dat het steeds om verdovende middelen gaat, te meer nu niet alle chatberichten zijn ontsleuteld en daardoor de context ontbreekt. Dat maakt het berichtenverkeer onbetrouwbaar, zodat de berichten ook om die reden niet voor het bewijs kunnen worden gebezigd. De verdediging bepleit daarom ook vrijspraak voor het onder 4 ten laste gelegde.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de cryptocommunicatie als bewijs mag worden gebruikt. Zij heeft in dat verband ter onderbouwing gewezen op het eerdergenoemde arrest van de Hoge Raad van 13 juni 2023.
Verder heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat de accounts te koppelen zijn aan de verdachte. Uit het feit dat de verdachte op heterdaad is aangetroffen met cocaïne in zijn auto (feit 2) en bij de verdachte thuis cocaïne is aangetroffen, in samenhang bezien met de berichten waaruit blijkt dat de verdachte slechts contact had met de medeverdachte – die op zijn beurt weer contact had met andere Sky/ANOM gebruikers die zich bezig hielden met de handel in verdovende middelen - concludeert het openbaar ministerie dat in de chatberichten steeds gedoeld wordt op verdovende middelen.
Beoordeling
Allereerst is de vraag aan de orde of de chatberichten dienen te worden uitgesloten van het bewijs.
Sky-ECC
Door mr. Reisinger zijn eerder schriftelijke verzoeken gedaan die, onder andere, betrekking hebben op Sky-ECC. Zoals reeds in de eerdere tussenbeslissingen van de rechtbank in deze zaak – en in veel andere beslissingen van deze en andere rechtbanken en gerechtshoven in soortgelijke zaken – is overwogen maakt het interstatelijk vertrouwensbeginsel dat de rechtbank ervan uit gaat dat de verkrijging en verstrekking van de Sky-ECCdata rechtmatig is. De rechtbank verwijst naar hetgeen de Hoge Raad in eerdergenoemd arrest over de toepasselijkheid van het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft geoordeeld. Dat betekent dat de rechtbank er op mag vertrouwen dat de interceptie door de Franse autoriteiten van de Sky-ECC data op basis van een toereikende wettelijke grondslag en in overeenstemming met artikel 8 van het EVRM heeft plaatsgevonden.
Anom
De rechtbank gaat in onderhavige zaak voorshands ook in het geval van de Anom-data eveneens uit van de toepasselijkheid van het interstatelijke vertrouwensbeginsel. Het gaat in het geval van Anom weliswaar – anders dan bij Sky-ECC - om informatie verkregen van de Amerikaanse opsporingsdiensten en dus niet van een land dat is aangesloten bij het EVRM. Het vertrouwensbeginsel komt echter ook tot uiting in de verdragen die Nederland heeft gesloten met de Verenigde Staten en geldt niet in mindere mate dan binnen de Europese Unie. Nu de rechtbank van dit vertrouwensbeginsel uitgaat, moet de rechtbank uitgaan van de rechtmatige totstandkoming van die informatie. Dit zou enkel anders zijn, wanneer er sterke aanwijzingen zijn dat die informatie onrechtmatig is verkregen. Die aanwijzingen ziet de rechtbank niet en die zijn ook niet door de verdediging voldoende onderbouwd naar voren gebracht. Gesteld is bovendien niet dat de verdachte daarvan niet de gebruiker is geweest. Er is voor de rechtbank bij de huidige stand van zaken dan ook geen begin van aannemelijkheid dat de overgedragen informatie onrechtmatig is verkregen.
Unierecht
Ook over toepasselijkheid van het Unierecht (Richtlijn 2016/680) zijn door de Hoge Raad in de prejudiciële beslissing vragen beantwoord. Voornoemde Richtlijn is geïmplementeerd door de wijziging van de Wet politiegegevens en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. Van strijd met enige relevante bepaling is de rechtbank niet gebleken. Ook overigens is de rechtbank van enige strijd met Unierechtelijke bepalingen (zoals opgenomen in het Handvest) en voor zover deze vanwege het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden getoetst, niet gebleken.
Het verweer voor wat betreft de verwerking van de data wordt eveneens verworpen. In de prejudiciële beslissing heeft de Hoge Raad overwogen dat artikel 126dd Sv ook van toepassing is op gegevens die zijn verkregen door toepassing van buitenlandse opsporingsbevoegdheden die overeenkomen met die genoemd in artikel 126dd Sv. Voorts zijn de Wet Politiegegevens en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens op het bewaren en verwerken van de data van toepassing. Daarnaast kan het Openbaar Ministerie gebonden zijn aan de voorwaarden met betrekking tot het gebruik van gegevens die aan een aan de rechter-commissaris gevraagde machtiging zijn verbonden. Het gebruik van de door Frankrijk verstrekte data is aan voorwaarden is verbonden middels de (onverplicht) verzochte 126uba Sv machtiging. De in de machtiging opgenomen voorwaarden strekken er toe dat het gebruik van de data aan voorwaarden is verbonden waarmee tevens een zekere waarborg is gegeven tegen schending van het bepaalde in artikel 8 EVRM door het gebruik van de data.
Tussenconclusie en beoordeling voorwaardelijke verzoeken
De rechtbank ziet gezien het voorgaande geen aanleiding tot uitsluiting van de SkyECC-data en de ANOM-data, zodat deze door de rechtbank zullen worden gebruikt voor het bewijs. De in dat verband geformuleerde voorwaardelijke verzoeken van de verdediging wijst de rechtbank af. De rechtbank verwijst in dat verband mede naar de eerdere tussenbeslissingen op dit punt, en neemt die beslissingen over.
Bewijsoverwegingen
Nu de chatberichten tot het bewijs kunnen dienen, stelt de rechtbank op grond van de bewijsmiddelen vast dat zowel het Sky-account “E4ENI3” als het ANOM-account “Modelmeet” aan de verdachte is toe te schrijven. Door de verdediging is dit ook niet betwist. De rechtbank is van oordeel dat het de verdachte is geweest die de belastende chatgesprekken met deze accounts heeft gevoerd. Dat blijkt uit (de combinatie van) de inhoud van de gedeelde berichten. Ook geldt dat de telefoon waarop het account Modelmeet is geïnstalleerd, is gekoppeld aan het woonadres van de verdachte. Tot slot zijn er overeenkomsten tussen de geconstateerde GPS-locaties waarop zich die telefoon heeft bevonden.
Met betrekking tot het onder feit 1 ten laste gelegde, overweegt de rechtbank als volgt. In de desbetreffende loods in Honselersdijk zijn geen verdovende middelen aangetroffen. Wel is vastgesteld dat daar kort tevoren een zeecontainer is gelost, dat diverse auto’s in en rond de loods af en aan reden, dat de drugshond daarna in de loods bijzondere aandacht had, waardoor er indicaties waren dat verdovende middelen in de loods aanwezig waren geweest. Ook is gezien dat een bus, op naam van de verdachte, kort voor het binnentreden in de loods bij de loods wegreed. Tevens wordt steun gevonden in de inhoud van berichten, die onderling zijn gedeeld, met informatie bedoeld voor de ophalers. Er worden onder meer foto’s gedeeld van het uithalen van de container. Uit de foto’s blijkt dat het om een container gaat, afkomst uit Ecuador, die eerder is ontvreemd bij de APM Terminals aan de Maasvlakte. In berichten tussen de verdachte en de medeverdachte wordt gesproken over het ophalen van kilogrammen “wit” eon over een toegangscode (gelijk aan het serienummer van een vijf euro biljet). Dit alles in onderlinge samenhang bezien maakt dat de rechtbank van oordeel is dat dat het om 162 kilo cocaïne ging en dat de verdachte een van degenen is geweest die die hoeveelheid aanwezig heeft gehad en ook heeft vervoerd.
Het onder feit 2 ten laste gelegde, waarbij de verdachte op 19 augustus 2021 op heterdaad is aangehouden met 15 kilo verdovende middelen in zijn bus, acht de rechtbank op basis van de wettige bewijsmiddelen, zonder nadere motivering, wettig en overtuigend bewezen.
Ook het onder feit 4 ten laste gelegde acht de rechtbank op basis van de inhoud van de berichten en de bij de verdachte op 19 augustus 2021 ook daadwerkelijk aangetroffen verdovende middelen wettig en overtuigend bewezen De verdachte heeft via aan hem toe te schrijven accounts veelvuldig en over een langere periode contact had met medeverdachte [medeverdachte01] , die op zijn beurt weer contact onderhield met andere Sky-gebruikers, over het vervoeren van verdovende middelen.
5.1.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Feit 1
hij op 1 maart 2021 te Honselersdijk, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk
heeft vervoerd
en
opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 162 kilogram van een materiaal
bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet.
Feit 2
hij op 19 augustus 2021 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander
opzettelijk
heeft vervoerd, en
opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 14 kilogram van een materiaal
bevattende cocaïne en
ongeveer 1 kilogram van een materiaal
bevattende heroïne
zijnde cocaïne en heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Feit 3
hij in de periode van 21 juni 2020 tot en met 7 juni 2021,
te Rotterdam, althans in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van
natuurlijke personen, te weten (onder andere) verdachte en medeverdachte
[medeverdachte01] en/of andere Sky-gebruikers en/of andere ANOM-gebruikers,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven
als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid en/of 10a eerste lid.
Feit 4
hij in de periode van 29 juli 2020 tot en met 7 juni 2021 in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderenopzettelijk
heeft vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 295 kilogram (206 kilo uit Sky-data en 89 kilo uit Anom-data) van een materiaal bevattende heroïne
en
ongeveer 288 kilogram (237 kilo uit Sky-data en 51 kilo uit Anom-data) van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde heroïne en cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1:
medeplegen van handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Feit 2:
medeplegen van handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
medeplegen van handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Feit 3:
Het deelnemen aan en organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10 derde en vierde lid van de Opiumwet.
Feit 4:
Medeplegen van handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
medeplegen van handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft in een periode van meer dan jaar samen met anderen in georganiseerd verband meerdere keren hoeveelheden cocaïne en heroïne aanwezig gehad en vervoerd. De grote hoeveelheden harddrugs duiden op de georganiseerde en professionele handel in cocaïne- en heroïne, waarbij de verdachte als vervoerder een essentiële rol gehad in de keten van de handel in harddrugs. Cocaïne en heroïne zijn niet alleen zeer schadelijk voor de volksgezondheid, maar werken ook verslavend met alle gevolgen van dien voor de maatschappij. De harddrugshandel gaat bovendien gepaard met zeer gewelddadige criminaliteit, die de maatschappij ontwricht en regelmatig tot ernstige incidenten leidt.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
9 oktober 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
8.3.2.
Rapportage en verklaring van de deskundige op de terechtzitting
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
29 augustus 2023. Dat rapport is op de terechtzitting toegelicht door een deskundige van de reclassering. Uit het rapport, de toelichting van deze deskundige en de verklaring van verdachte over zijn persoonlijke omstandigheden op de terechtzitting blijkt onder meer het volgende.
De verdachte is als gevolg van de verdenking zijn woning kwijtgeraakt. Een structurele oplossing voor huisvesting bleef over een langere periode uit. Inmiddels heeft de verdachte wel weer een woning betrokken die voor hem en zijn partner geschikt is en die zij ook kunnen behouden.
Ook is de verdachte ernstig ziek. Verdachte heeft een ernstige vorm van suikerziekte, waardoor ernstig nierfalen is ontstaan. Zijn gezondheid gaat steeds verder achteruit. Hij staat op de wachtlijst voor een noodzakelijke niertransplantatie. Zijn ziektebeeld brengt mee dat hij een zeer intensieve medische begeleiding nodig heeft.
De deskundige acht zowel het ondergaan van detentie als het uitvoeren van een taakstaf voor de verdachte fysiek niet haalbaar.
8.3.3.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank ziet, zoals ook is geadviseerd door de reclassering, aanleiding om een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk op te leggen. De verdachte heeft door het verlies van zijn woning de gevolgen van zijn handelen al ten dele ondervonden en hij heeft bij het plegen van de feiten een - ten opzichte van zijn medeverdachte(n) - beperktere rol gehad. Desalniettemin rechtvaardigen de feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Gelet echter op de medische toestand van de verdachte, acht de rechtbank het ondergaan van (verdere) detentie niet opportuun. De rechtbank zal volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf, waarvan het onvoorwaardelijke deel niet langer is dan de duur van de reeds door verdachte ondergane voorlopige hechtenis. Daarbij is ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM.
De rechtbank ziet geen aanleiding om aan het voorwaardelijke strafdeel bijzondere voorwaarden te verbinden. Het opleggen van bijzondere voorwaarden is niet door de reclassering geadviseerd en niet door de officier van justitie gevorderd en de rechtbank ziet daarvoor ook ambtshalve geen aanleiding.
De rechtbank ziet evenmin aanleiding om naast deze deels voorwaardelijke gevangenisstraf aan de verdachte een geldboete op te leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaringen, passend en geboden.

9.In beslag genomen voorwerpen

9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de op de lijst van inbeslaggenomen goederen onder 3 vermelde personenauto Mercedes Benz Vito, kenteken [kenteken01] , te onttrekken aan het verkeer en de op de op voornoemde lijst onder 19 vermelde personenauto Mercedes Benz Viano, kenteken [kenteken02] , verbeurd te verklaren.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht om teruggave van deze voertuigen aan de verdachte.
9.2.
Beoordeling
De in beslag genomen Mercedes Benz Viano, kenteken [kenteken02] zal worden verbeurd verklaard.
Een of meer van de bewezen feiten zijn met betrekking tot dit voorwerp begaan.
De in beslag genomen Mercedes Benz Vito, kenteken [kenteken01] zal worden onttrokken aan het verkeer.
Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de het algemeen belang, nu in voornoemde auto een verborgen ruimte – geschikt voor het vervoeren van bijvoorbeeld verdovende middelen – is aangetroffen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 47, en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 11b van de Opiumwet.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
21 (eenentwintig) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 2: een personenauto Mercedes Benz Viano, kenteken [kenteken02] ;
- verklaart onttrokken aan het verkeer: een personenauto Mercedes Benz Vito, kenteken [kenteken01] ;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Poppe-Gielesen, voorzitter,
en mrs. L.J.M. Janssen en D.G.J. Roset, rechters,
in tegenwoordigheid van J.P. van der Wijden, griffier,
en uitgesproken op 17 november 2023.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst aanpassing omschrijving tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Feit 1 (Zaaksdossier 162 kilogram)
hij op of omstreeks 1 maart 2021 te Honselersdijk, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, v
opzettelijk
heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 162 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet;
Feit 2 (Zaaksdossier 11)
hij op of omstreeks 19 augustus 2021 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, en/of verkocht
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 14 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne en/of
ongeveer 1 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende heroïne
zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 3 (Zaaksdossier 11B)
hij in of omstreeks de periode van 21 juni 2020 tot en met 7 juni 2021,
te Rotterdam, althans in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van
natuurlijke personen, te weten (onder andere) verdachte en medeverdachte
[medeverdachte01] en/of andere Sky-gebruikers en/of andere ANOM-gebruikers,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven
als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid en/of 10a eerste lid;
Feit 4 (Zaaksdossier 11B en zaaksdossier Dolfijn)
hij op of omstreeks in de periode van 29 juli 2020 tot en met 7 juni 2021 te Rotterdam
althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 295 kilogram (206 kilo uit Sky-data en 89 kilo uit Anom-data) heroïne, in elk
geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne
en/of
ongeveer 288 kilogram (237 kilo uit Sky-data en 51 kilo uit Anom-data) cocaïne, in elk
geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.