ECLI:NL:RBROT:2023:10795

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
20 november 2023
Zaaknummer
ROT 23/3198
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag energietoeslag op grond van de Participatiewet met betrekking tot fictief inkomen en studiefinanciering

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag om energietoeslag op grond van de Participatiewet (Pw) en de Beleidsregels energietoeslag Rotterdam 2022. De aanvraag werd door verweerder afgewezen met het besluit van 6 december 2022, en het bestreden besluit van 17 april 2023 handhaafde deze afwijzing. Eiser, een student die studiefinanciering ontving, diende op 4 november 2022 een aanvraag in, maar werd uitgesloten van de doelgroep voor de energietoeslag omdat hij studiefinanciering ontving. De rechtbank heeft op 26 oktober 2023 de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

Verweerder heeft in het bestreden besluit het bezwaar van eiser ongegrond verklaard, waarbij de motivering van het primaire besluit is aangepast. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht het normbedrag van € 932,87 aan studiefinanciering als inkomen heeft aangemerkt, ondanks dat eiser feitelijk minder ontving. De rechtbank verwijst naar vaste rechtspraak die stelt dat een student redelijkerwijs kan beschikken over middelen uit studiefinanciering ter hoogte van het normbedrag, ook al ontvangt hij dat bedrag niet daadwerkelijk. Eiser betoogde dat de toepassing van de Beleidsregels onjuist was, maar de rechtbank concludeert dat verweerder de aanvraag terecht heeft afgewezen omdat het inkomen van eiser in januari 2022 hoger was dan 140% van de voor hem geldende bijstandsnorm.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen recht heeft op de energietoeslag en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. M.V. van Baaren en is openbaar uitgesproken op 21 november 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/3198

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 november 2023 in de zaak tussen

[naam eiser], uit [plaatsnaam], eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, verweerder,

(gemachtigde: mr. J.F. Jim).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag om energietoeslag op grond van de Participatiewet (Pw) en de Beleidsregels energietoeslag Rotterdam 2022 (Beleidsregels).
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 6 december 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 17 april 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 26 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiser was student en ontving studiefinanciering op grond van de Wet Studiefinanciering 2000 (Wsf 2000). Daarnaast heeft hij inkomsten uit een (bij)baan. Eiser heeft op 4 november 2022 een aanvraag om energietoeslag ingediend. Met het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen omdat eiser student is, studiefinanciering ontvangt en daarmee niet behoort tot de doelgroep van de energietoeslag.
3. Met het bestreden besluit heeft verweerder, in afwijking van het advies van de Algemene Bezwaarschriftencommissie (de commissie), het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. De motivering van het primaire besluit is gewijzigd, in die zin dat de uitsluitingsgrond van studenten die studiefinanciering ontvangen, niet van toepassing is op eiser. In bezwaar is namelijk gebleken dat eiser vanaf 1 september 2022 geen studiefinanciering meer ontving. Bij het beoordelen van eisers aanvraag is verweerder daarom uitgegaan van het inkomen dat eiser in januari 2022 ontving. Verweerder heeft zich, in tegenstelling tot het advies van de commissie, overeenkomstig artikel 33, tweede lid, van de Pw op het standpunt gesteld dat een
fictiefinkomen gehanteerd moet worden naar de maximale norm op grond van de Wsf 2000. De commissie adviseerde om uit te gaan van de studiefinanciering waarover eiser
daadwerkelijkbeschikte, voor zover dat lager lag dan het toepasselijke normbedrag studiefinanciering. Het toepasselijke normbedrag voor eiser (student hoger onderwijs) is € 932,87. Het totale inkomen van eiser bedroeg in januari 2022
€ 2.053,47 (waarvan € 1.120,60 salaris). Dit is hoger dan 140% van de voor eiser geldende bijstandsnorm. Verweerder heeft geen bijzondere omstandigheden gezien om op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht af te wijken van de Beleidsregels.
4. Eiser betoogt dat artikel 2 van de Beleidsregels onjuist is toegepast. Daartoe stelt hij dat in artikel 2 van de Beleidsregels niet wordt gesproken over ‘inkomen waarover beschikt kan worden’. Gelet hierop zou het volgens eiser moeten gaan om de
feitelijkebeschikking over het inkomen van meer dan 140% van de bijstandsnorm. Eiser wijst er verder op dat in de Memorie van Toelichting bij de invoering van artikel 35, vierde en vijfde lid, van de Pw de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen spreekt van “beschikken” en niet van “kunnen beschikken” over inkomen. Eiser meent dat het uitgaan van het daadwerkelijke beschikbare inkomen beter past bij de ratio achter de eenmalige energietoeslag. Wanneer wordt uitgegaan van inkomen dat niet uitgegeven kan worden aan de energierekening, kunnen alsnog financiële problemen ontstaan. Eiser heeft in januari 2022 beschikt over een totaalbedrag van € 1.220,60 (inclusief € 100,- studiefinanciering). Dit is minder dan 140% van de voor eiser geldende bijstandsnorm van
€ 1.455,-.
5. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage die bij deze uitspraak hoort.
6.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht het van toepassing zijnde normbedrag van € 932,87 aan studiefinanciering als inkomen aangemerkt. Verweerder heeft in de Beleidsregels aansluiting gezocht bij het inkomensbegrip uit de Pw. Op grond van artikel 31, eerste lid jo. artikel 33, tweede lid, van de Pw diende verweerder het in artikel 3.18 van de Wsf genoemde normbedrag voor levensonderhoud, zijnde
€ 932,87, als inkomsten in aanmerking te nemen. Dat eiser feitelijk maar € 100,- heeft geleend aan studiefinanciering en niet het normbedrag, maakt dat niet anders. Op grond van vaste rechtspraak geldt dat een student redelijkerwijs kan beschikken over middelen uit studiefinanciering met een omvang van het maandelijkse normbedrag voor de kosten van levensonderhoud, ook al ontving de student die bedragen feitelijk niet (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van beroep van 5 april 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:867). Verder volgt uit deze rechtspraak dat de omstandigheid dat het afsluiten van zo'n lening ertoe zou hebben geleid dat de schulden van een student toenemen, er niet aan af doet dat de student redelijkerwijs over het bedrag van de lening kon beschikken. Uit het vorengaande volgt dat verweerder het inkomen van eiser heeft vastgesteld op de manier zoals dat in de Pw en de Beleidsregels is voorgeschreven. De rechtbank ziet in het door eiser aangevoerde geen reden om af te wijken van de wettelijke bepalingen.
6.2.
Uit het bovenstaande volgt dat verweerder de aanvraag van eiser heeft mogen afwijzen omdat zijn inkomen in januari 2022 hoger was dan 140% van de voor hem geldende bijstandsnorm.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen recht heeft op de eenmalige energietoeslag. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.V. van Baaren, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. Sahin, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 november 2023.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Participatiewet
Op grond van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet (Pw) – voor zover hier relevant – heeft de alleenstaande recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn. Op grond van het vierde lid kan, in afwijking van het eerste lid, bijzondere bijstand ook aan een alleenstaande worden verleend in de vorm van een eenmalige energietoeslag, zonder dat wordt nagegaan of die alleenstaande of dat gezin in dat jaar een sterk gestegen energierekening had.
Op grond van artikel 33, tweede lid, van de Pw wordt het inkomen uit studiefinanciering op grond van de Wsf 2000 in aanmerking genomen naar het van toepassing zijnde normbedrag voor de kosten van levensonderhoud, genoemd in artikel 3.18 van de Wsf 2000 en indien een toeslag als bedoeld in artikel 3.5. van die wet is toegekend, het bedrag aan toeslag, genoemd in artikel 3.18 van die wet.
Beleidsregels energietoeslag Rotterdam 2022
Op grond van artikel 1 – voor zover hier relevant – wordt in de Beleidsregels onder inkomen verstaan totaal van inkomen van het huishouden uit of in verband met arbeid, sociale zekerheidsuitkeringen, onderneming, verhuur, studiefinanciering naar het normbedrag als bedoeld in artikel 33, tweede lid, van de Pw en partneralimentatie;
Op grond van artikel 2, eerste lid, kan het college het huishouden dat in de maand januari van het jaar 2022 over inkomen beschikt, dat niet meer bedraagt dan 140% van de op het huishouden van toepassing zijnde bijstandsnorm, genoemd in artikel 21 of 22 van de wet, op aanvraag een energietoeslag ter hoogte van € 800,- toekennen.