ECLI:NL:RBROT:2023:10736

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
10530678 CV EXPL 23-15365
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betalingsachterstand premie autoverzekering en beëindiging verzekering door wanbetaling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 3 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen N.V. Unive Schade en een gedaagde die zelf procedeert. De eiser, Univé, vorderde betaling van achterstallige premies van een autoverzekering, die volgens hen beëindigd was vanwege wanbetaling. De gedaagde betwistte de vordering en stelde dat hij de verzekering tijdig had opgezegd en dat hij geen openstaande rekeningen meer had. De procedure omvatte verschillende processtukken, waaronder een dagvaarding en antwoorden van beide partijen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verzekering van de gedaagde liep van 1 juni tot 9 oktober 2022 en dat de gedaagde verantwoordelijk was voor het tijdig opzeggen van de verzekering. De rechter oordeelde dat de gedaagde nog een bedrag van € 246,22 aan Univé verschuldigd was, plus bijkomende kosten. De vordering van Univé werd gedeeltelijk toegewezen, en de gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten. De rechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat Univé het bedrag direct kan vorderen, ook al is er nog geen definitieve uitspraak in hoger beroep.

De beslissing van de kantonrechter is gebaseerd op de bewijsstukken die door Univé zijn overgelegd, waaruit blijkt dat de verzekering niet door de gedaagde was beëindigd, maar door Univé vanwege wanbetaling. De rechter heeft de argumenten van de gedaagde verworpen, omdat deze niet voldoende bewijs had geleverd om zijn stellingen te onderbouwen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van verzekerden om hun verzekeringen correct te beheren en tijdig op te zeggen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10530678 CV EXPL 23-15365
datum uitspraak: 3 november 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
N.V. Unive Schade,
vestigingsplaats: Assen,
eiseres,
gemachtigde: Flanderijn,
tegen
[gedaagde01] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Univé’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 9 mei 2023, met bijlagen;
  • het antwoord;
  • het aanvullende antwoord, met bijlagen;
  • de rolbeslissing van 11 augustus 2023;
  • de repliek, met bijlagen;
  • de dupliek.

2.De beoordeling

Waar gaat het om?
2.1.
[gedaagde01] heeft een autoverzekering gehad bij Univé. Hij moest € 194,40 per maand aan verzekeringspremie aan Univé betalen. Volgens Univé is er een betalingsachterstand ontstaan en heeft zij de verzekering daarom beëindigd per 9 oktober 2022. In deze procedure eist Univé betaling van de achterstallige premies van € 440,60 met bijkomende kosten, waarbij zij haar vordering beperkt tot € 500,00 (onder reservering van het overige). Univé vordert verder dat [gedaagde01] wordt veroordeeld in de proceskosten.
2.2.
[gedaagde01] is het niet eens met de vorderingen. De auto heeft alleen van 6 juli tot 6 september 2022 op zijn naam gestaan. [gedaagde01] heeft de verzekering telefonisch opgezegd per begin september 2022. Univé heeft daarna nog een maandtermijn ingehouden en vervolgens een bedrag aan [gedaagde01] teruggestort. [gedaagde01] ging ervan uit dat deze creditering de eindafrekening betrof en dat hij alle openstaande rekeningen had voldaan.
2.3.
Univé heeft op het (aanvullende) antwoord van [gedaagde01] gereageerd en aangegeven dat de verzekering is afgesloten per 1 juni 2022 en niet pas per 6 juli 2022. [gedaagde01] heeft alleen de premie over de maanden juli en augustus 2022 betaald. Verder is de verzekering niet door [gedaagde01] beëindigd, maar op initiatief van Univé vanwege wanbetaling.
2.4.
[gedaagde01] heeft op de repliek van Univé gereageerd. Partijen hebben telefonisch besproken dat de verzekering zou ingaan op 6 juli 2022. Hij herhaalt dat er een creditering heeft plaatsgevonden en dat hij er daarom vanuit ging dat hij geen geld meer aan Univé verschuldigd was. [gedaagde01] is niet bereid te betalen voor diensten waar hij geen gebruik van heeft gemaakt.
[gedaagde01] moet nog een bedrag aan Univé betalen
2.5.
De vorderingen van Univé worden gedeeltelijk toegewezen in die zin dat [gedaagde01] nog € 246,22 met bijkomende kosten aan Univé moet betalen. Ook moet hij de kosten van deze procedure betalen. Hierna wordt deze beslissing toegelicht.
De looptijd van de verzekering
2.6.
Uit de stellingen en stukken van Univé blijkt dat de auto verzekerd was vanaf 1 juni tot 9 oktober 2022. Als dit niet klopt, is het aan [gedaagde01] om feiten en/of omstandigheden aan te voeren en eventueel te bewijzen waaruit blijkt wat dan wel de juiste looptijd van de verzekering was. Zowel voor wat betreft de ingangsdatum als de beëindigingsdatum is [gedaagde01] daarin niet geslaagd. De redenen daarvoor zijn als volgt.
2.7.
Op de door Univé overgelegde aanvraagbevestiging en in de begeleidende brief bij het polisblad wordt 1 juni 2022 als ingangsdatum van de verzekering vermeld. De enkele stelling van [gedaagde01] dat partijen telefonisch zouden hebben afgesproken dat de verzekering per 6 juli 2022 zou ingaan, is onvoldoende om van deze laatstgenoemde datum uit te kunnen gaan. [gedaagde01] heeft namelijk geen stukken ingediend waaruit blijkt dat partijen een afspraak hebben gemaakt die afwijkt van hetgeen in de aanvraagbevestiging en voornoemde brief staat, waardoor de kantonrechter uitgaat van de juistheid van de door Univé overgelegde stukken en haar stellingen op dit punt.
2.8.
Van een opzegging van de verzekering door [gedaagde01] per begin september is ook niet gebleken. Dat er daarover een telefoongesprek zou hebben plaatsgevonden wordt door Univé betwist en [gedaagde01] heeft geen stukken ingediend waaruit blijkt dat dat wel het geval is. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat de verzekering op initiatief van Univé is beëindigd per 9 oktober 2022, zoals blijkt uit de overgelegde correspondentie.
2.9.
Dat de auto alleen vanaf 6 juli tot 6 september 2022 op naam van [gedaagde01] heeft gestaan, maakt niet dat hij de verzekeringspremie alleen over deze periode verschuldigd is. Het is namelijk zijn verantwoordelijkheid om een juiste ingangsdatum aan de verzekeraar door te geven en om de verzekering op te zeggen bij verkoop van de auto. Als hij dat niet heeft gedaan, is dat een omstandigheid die voor zijn rekening en risico komt.
2.10.
Gelet op het voorgaande is [gedaagde01] de verzekeringspremie verschuldigd vanaf 1 juni 2022 tot 9 oktober 2022, zijnde de periode waarin de auto bij Univé verzekerd was.
Wat moet [gedaagde01] nog betalen?
hoofdsom
2.11.
Zoals Univé stelt bij repliek ziet haar vordering op de verzekeringspremie over de maanden juni, september en (1 tot en met 9) oktober 2022. Uit de betalingsbewijzen die [gedaagde01] heeft ingediend, blijkt echter dat hij de premie voor september op 17 september 2022 heeft betaald. Univé heeft geen stukken ingediend waaruit het tegendeel blijkt, zoals bewijs van een eventuele stornering. De kantonrechter gaat er gelet op het voorgaande vanuit dat alleen de premie voor de maand juni en 1 tot en met 9 oktober 2022 onbetaald zijn gebleven. Het bedrag dat [gedaagde01] nog aan Univé verschuldigd is, bedraagt daarom € 246,22 (de vordering van € 440,60 minus de premie voor september 2022 van € 194,40).
buitengerechtelijke incassokosten
2.12.
Als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt € 48,40 inclusief btw toegewezen. Aan alle voorwaarden om een vergoeding voor deze kosten te krijgen is voldaan (artikel 6:96 BW). Wel worden de buitengerechtelijke incassokosten alleen berekend over € 246,22, het bedrag dat is toegewezen aan hoofdsom.
rente
2.13.
De rente wordt toegewezen over € 246,22 (de toegewezen hoofdsom) vanaf 24 november 2022 (de verzuimdatum), omdat Univé genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat er wettelijke rente moet worden betaald en [gedaagde01] dat niet heeft betwist.
Proceskosten
2.14.
[gedaagde01] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). Op het moment van dagvaarden had [gedaagde01] immers een achterstand in de premiebetalingen en hij is dan ook terecht gedagvaard.
2.15.
De kantonrechter stelt de proceskosten aan de kant van Univé tot vandaag vast op € 130,48 aan dagvaardingskosten, € 128,00 aan griffierecht en € 160,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 80,00). Dit is totaal € 418,48. Voor kosten die Univé maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] ook een bedrag betalen van € 40,00 (½ punt x € 80,00). Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist. [1]
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.16.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Univé te betalen € 294,62 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over € 246,22 vanaf 24 november 2022 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, die aan de kant van Univé tot vandaag worden vastgesteld op € 418,48;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
43416

Voetnoten

1.Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853