3.1[persoon01] vordert – na wijziging van eis – dat [persoon02] bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. wordt veroordeeld om binnen veertien dagen na het wijzen van dit vonnis het afgeschreven bedrag van € 300.000,- terug in het bouwdepot te (laten) storten, danwel anderszins te bewerkstelligen dat het bouwdepot zal worden aangevuld met een bedrag van € 300.000,-,
een en ander op straffe van een dwangsom van € 1.500,- per dag of gedeelte daarvan dat [persoon02] niet integraal gehoor heeft gegeven aan deze veroordeling, met een maximum van € 150.000,-;
althans om in lijn daarmee een zodanige veroordeling uit te spreken als de voorzieningenrechter met inachtneming van de inhoud van de dagvaarding gerechtvaardigd acht;
II. een verbod opgelegd krijgt om in de toekomst zonder toestemming van [persoon01] betalingen te verrichten vanuit het bouwdepot,
een en ander op straffe van een dwangsom van €1.500,- per dag of gedeelte daarvan dat [persoon02] niet integraal gehoor heeft gegeven aan deze veroordeling, met een maximum van € 150.000,-;
althans om in lijn daarmee een zodanige veroordeling uit te spreken als de voorzieningenrechter met inachtneming van de inhoud van de dagvaarding gerechtvaardigd acht;
III. een verbod opgelegd krijgt om anderszins beschikkingshandelingen te verrichten jegens de Rabobank, ten aanzien van het perceel, ten aanzien van de nog te bouwen woning of enig ander onderdeel van de gemeenschap,
een en ander op straffe van een dwangsom van € 1.500,- per dag of gedeelte daarvan dat [persoon02] niet integraal gehoor heeft gegeven aan deze veroordeling, met een maximum van € 150.000,-,
althans om in lijn daarmee een zodanige veroordeling uit te spreken als de voorzieningenrechter met inachtneming van de inhoud van de dagvaarding gerechtvaardigd acht;
IV. wordt veroordeeld om binnen veertien dag na het wijzen van dit vonnis een bedrag van € 150.000,- aan [persoon01] over te maken, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van integrale betaling,
althans om in lijn daarmee een zodanige veroordeling uit te spreken tot betaling van een zodanig bedrag als de voorzieningenrechter met inachtneming van de inhoud van de dagvaarding gerechtvaardigd acht;
V. wordt veroordeeld om tot op het moment dat de verdeling van de gemeenschap heeft plaatsgevonden en [persoon01] niet langer hoofdelijk aansprakelijk is voor de hypothecaire geldlening waar het bouwdepot toe begrepen moet worden, genoegzame zekerheid te stellen jegens [persoon01] voor het door hem opgenomen bedrag van € 300.000,- waarvoor [persoon01] door de bank aangesproken kan worden, meer specifiek door een bankgarantie voor een bedrag van € 300.000,- te stellen met [persoon01] als begunstigde die [persoon01] kan afroepen op het moment dat zij door de bank zou worden aangesproken op nakoming van haar verplichtingen jegens de bank;
een en ander op straffe van een dwangsom van € 1.500,- per dag of gedeelte daarvan dat [persoon02] niet integraal gehoor heeft gegeven aan deze veroordeling, met een maximum van € 150.000,-,
althans om in lijn daarmee een zodanige veroordeling uit te spreken als de voorzieningenrechter met inachtneming van de inhoud van de dagvaarding gerechtvaardigd acht;
in het primaire, subsidiaire en meer subsidiaire geval:
VI. in de kosten van dit geding.