ECLI:NL:RBROT:2023:10652

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 november 2023
Publicatiedatum
15 november 2023
Zaaknummer
10447659 CV EXPL 23-10306
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming van de woning wegens huurachterstand met inachtneming van het belang van een minderjarige

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting De Leeuw van Putten en een gedaagde, die een woning huurt in Spijkenisse. De eiseres, Stichting De Leeuw van Putten, heeft de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning gevorderd vanwege een huurachterstand van de gedaagde. De huurachterstand was opgelopen tot € 7.336,87, en de eiseres heeft ook buitengerechtelijke incassokosten van € 527,52 gevorderd. De gedaagde heeft aangevoerd dat zij door persoonlijke omstandigheden, waaronder bankrekeningfraude, niet in staat was om de huur te betalen en heeft geprobeerd een betalingsregeling te treffen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 13 oktober 2023 is de gedaagde niet verschenen, terwijl de eiseres wel vertegenwoordigd was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand ernstig genoeg was om de huurovereenkomst te ontbinden, maar heeft ook rekening gehouden met het belang van de minderjarige die bij de gedaagde woont. De rechter heeft geoordeeld dat de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning gerechtvaardigd zijn, maar heeft de ontruimingstermijn vastgesteld op 14 dagen na betekening van het vonnis, met de mogelijkheid voor de gedaagde om de woning niet eerder dan op 30 november 2023 te ontruimen.

De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, de gebruiksvergoeding en de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De rechter heeft de gedaagde ook aangemoedigd om opnieuw hulp te zoeken bij schuldhulpverlening.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10447659 CV EXPL 23-10306
datum uitspraak: 10 november 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting De Leeuw van Putten,
vestigingsplaats: Spijkenisse,
eiseres,
gemachtigde: Flanderijn Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
aanvankelijk bijgestaan door mr. ing. A.T. Tilburg, die zich heeft onttrokken.
De partijen worden hierna ‘De Leeuw van Putten’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 5 april 2023, met bijlagen;
  • antwoord;
  • de brief van 3 oktober 2023 van De Leeuw van Putten, met bijlagen;
  • het e-mailbericht van 9 oktober 2023 van de voormalige gemachtigde van [gedaagde01] .
1.2.
Op 13 oktober 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren namens De Leeuw van Putten aanwezig: mevrouw [naam01] (incassomedewerkster) en mr. R.H.D. van Dam namens de gemachtigde. [gedaagde01] is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet op de mondelinge behandeling verschenen.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde01] huurt een woning aan de [adres01] in Spijkenisse van De Leeuw van Putten. De huur is op dit moment € 621,95 per maand. [gedaagde01] moet de huur elke maand vooraf betalen.

3.Het geschil

3.1.
De Leeuw van Putten eist samengevat:
  • de huurovereenkomst te ontbinden en [gedaagde01] te veroordelen om het gehuurde te ontruimen;
  • [gedaagde01] te veroordelen aan haar te betalen € 3.637,22 met rente, de lopende huur vanaf 1 april 2023 tot het einde van de huurovereenkomst en vanaf dat moment een gebruiksvergoeding;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit € 3.109,70 aan huur tot en met de maand maart 2023 en buitengerechtelijke incassokosten van € 527,52 (inclusief btw).
3.2.
De Leeuw van Putten baseert de eis op het volgende. [gedaagde01] heeft een huurachterstand laten ontstaan. Deze huurachterstand rechtvaardigt dat de huurovereenkomst wordt ontbonden.
3.3.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. [gedaagde01] is door persoonlijke omstandigheden niet in staat geweest om de huur te betalen. Als slachtoffer van bankrekeningfraude had zij vanaf oktober 2022 onvoldoende saldo om de huur te betalen, hierdoor is de huurachterstand ontstaan. [gedaagde01] heeft zich inmiddels gewend tot de gemeentelijke schuldhulpverlening, het is echter niet gelukt een betalingsregeling te treffen.

4.De beoordeling

Huurachterstand
4.1.
De Leeuw van Putten heeft ter zitting onweersproken gesteld dat de huurachterstand verder is opgelopen en tot en met de maand oktober 2023 € 7.336,87 bedraagt. [gedaagde01] wordt veroordeeld om dit bedrag aan De Leeuw van Putten te betalen.
Buitengerechtelijke incassokosten en rente
4.2.
De buitengerechtelijke incassokosten van € 527,52 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW). De rente wordt toegewezen, omdat De Leeuw van Putten genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde01] dat niet heeft betwist.
Ontbinding huurovereenkomst
4.3.
De huurder is verplicht om de huur op tijd te betalen. Dat heeft [gedaagde01] niet gedaan. Daarom vraagt De Leeuw van Putten de huurovereenkomst te ontbinden. De rechter wijst dit alleen toe als de huurachterstand ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te beëindigen. Meestal zal een achterstand van meer dan drie maanden genoeg zijn, maar de rechter moet alle omstandigheden afwegen. Van belang is bijvoorbeeld ook of de huur weer wordt betaald en of de achterstand (deels) is ingelopen. [1]
4.4.
Ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding bedroeg de huurachterstand (ongeveer) vijf maanden en tijdens deze procedure is de huurachterstand alleen maar opgelopen. Sinds januari 2023 zijn er geen betalingen meer verricht. De rechtvaardigt in beginsel de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. Daarbij is nog het volgende van belang. Uit het antwoord blijkt dat [gedaagde01] in het gehuurde woont met haar kind van 14 jaar. Volgens artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVKR) moet bij een beslissing als de onderhavige, die immers betrekking heeft op de woonruimte van de minderjarige, het belang van het kind een eerste overweging zijn. Het spreekt voor zich dat een (ontbinding van de huurovereenkomst en) ontruiming heel ingrijpend is voor de minderjarige. Daarom is het (onder meer) van belang om te weten of in geval van een (dreigende) ontruiming alternatieve adequate huisvesting voorhanden is. In het e-mailbericht van 9 oktober 2023 van mr. Tilburg – waarmee hij zich onttrekt als gemachtigde van [gedaagde01] – staat dat enige mededeling die mr. Tilburg van [gedaagde01] heeft gekregen, was dat [gedaagde01] de huur met ingang van 1 december 2023 via opzegging zou gaan beëindigen. Hoewel hieruit niet met zekerheid kan worden afgeleid dat [gedaagde01] en haar kind per 1 december 2023 andere woonruimte hebben, wordt die suggestie wel gewekt. Anders zou er immers geen reden zijn om zelf op te zeggen. De mondelinge behandeling was mede bedoeld om hierover nadere inlichtingen te verkrijgen. Helaas is [gedaagde01] niet verschenen. Tegen deze achtergrond komt de kantonrechter tot het oordeel dat niet is gebleken dat de belangen van het kind zich verzetten tegen een ontbinding van de huurovereenkomst. De overige door [gedaagde01] genoemde persoonlijke en financiële omstandigheden staan, hoe vervelend deze ook zijn, ook niet in de weg aan ontbinding. Deze omstandigheden ontheffen haar niet van haar betalingsverplichting(en).
4.5.
Met betrekking tot de vraag welke ontruimingstermijn in dit geval in acht moet worden genomen, wordt vooropgesteld dat het gebruikelijk is om een ontruimingstermijn van 14 dagen te hanteren. Gelet op de in 4.4 geschetste omstandigheden ziet de kantonrechter aanleiding om, in het belang van de in het gehuurde wonende minderjarige, de ontruimingstermijn te bepalen op 14 dagen na betekening van dit vonnis, met dien verstande dat het [gedaagde01] wordt toegestaan de woning niet eerder dan op 30 november 2023 te ontruimen.
4.6.
[gedaagde01] moet een gebruiksvergoeding van € 621,95 per maand betalen tot en met de maand waarin zij de woning met al haar spullen heeft verlaten (artikel 7:225 BW). Voor het verhogen van de gebruiksvergoeding gelden dezelfde regels als voor het verhogen van de huur (artikel 7:248 BW).
Ten overvloede
4.7.
De voormalige gemachtigde van [gedaagde01] heeft in het antwoord te kennen gegeven dat [gedaagde01] heeft geprobeerd een betalingsregeling te treffen, maar dat dit niet is gelukt, en dat haar vriend waarschijnlijk een (forse) betaling op de huurachterstand zal gaan verrichten. Als [gedaagde01] een betalingsregeling wil treffen, geldt het volgende. Gelet op het bepaalde in artikel 6:29 BW is de kantonrechter niet gerechtigd om een betalingsregeling vast te stellen zonder de toestemming van De Leeuw van Putten. Die toestemming is in deze procedure niet gegeven. Voor het eventueel treffen van een betalingsregeling met De Leeuw van Putten wordt [gedaagde01] verwezen naar de gemachtigde van De Leeuw van Putten.
4.8.
[gedaagde01] wordt verder in overweging gegeven (opnieuw) hulp in te roepen. Zij kan zich met dit vonnis weer tot schuldhulpverlening wenden en/of zo nodig beschermingsbewind aanvragen.
Proceskosten
4.9.
[gedaagde01] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van De Leeuw van Putten tot vandaag vast op € 130,49 aan dagvaardingskosten, € 487,00 aan griffierecht en € 464,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 232,00). Dit is totaal € 1.081,49. Voor kosten die De Leeuw van Putten maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] een bedrag betalen van € 116,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist. [2]
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.10.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan De Leeuw van Putten te betalen € 7.336,87 aan huurachterstand tot en met de maand oktober 2023, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 3.109,70 vanaf 5 april 2023 tot de dag dat volledig is betaald;
5.2.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen en veroordeelt [gedaagde01] de woning aan de [adres01] in Spijkenisse binnen twee weken na betekening van dit vonnis, maar niet eerder dan op 30 november 2023, te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde01] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van De Leeuw van Putten te stellen;
5.3.
veroordeelt [gedaagde01] aan De Leeuw van Putten te betalen € 621,95 per maand, met de verhoging die is toegestaan, met ingang van de maand november 2023 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt;
5.4.
veroordeelt [gedaagde01] aan De Leeuw van Putten te betalen € 527,52 aan buitengerechtelijke incassokosten;
5.5.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, die aan de kant van De Leeuw van Putten tot vandaag worden vastgesteld op € 1.081,49;
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en in het openbaar uitgesproken.
54214

Voetnoten

1.Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810
2.Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853