ECLI:NL:RBROT:2023:10650

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
15 november 2023
Zaaknummer
10722964 VV EXPL 23-485
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonvordering in kort geding tussen werknemer en werkgever met betrekking tot achterstallig loon en vakantiegeld

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 8 november 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser01], een vrachtwagenchauffeur, en zijn werkgever, Prince Cargo Netherlands B.V. [eiser01] heeft zich op 3 juli 2023 ziekgemeld en eist betaling van zijn loon over de maanden juli, augustus en september 2023, alsook vakantiegeld over de jaren 2021, 2022 en 2023. Hij stelt dat er nooit een schriftelijke arbeidsovereenkomst is gesloten, terwijl Prince Cargo aanvoert dat er sprake is van een oproepovereenkomst en dat [eiser01] niet ziek was. De kantonrechter oordeelt dat er geen schriftelijke overeenkomst is en dat [eiser01] recht heeft op doorbetaling van zijn loon tijdens ziekte, conform artikel 7:629 BW. De kantonrechter wijst de vorderingen van [eiser01] toe, inclusief de wettelijke verhoging en buitengerechtelijke incassokosten, en verplicht Prince Cargo om salarisstroken te verstrekken over de gehele periode van de arbeidsovereenkomst. De proceskosten worden ook aan Prince Cargo opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10722964 VV EXPL 23-485
datum uitspraak: 8 november 2023
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. B.B. Kuppens,
tegen
Prince Cargo Netherlands B.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
gedaagde,
vertegenwoordigd door: de heer [naam01] (indirect bestuurder).
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘Prince Cargo’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
- de dagvaarding van 12 oktober 2023, met bijlagen.
1.2.
Op 25 oktober 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig: [eiser01] , vergezeld van zijn partner en bijgestaan door zijn gemachtigde, en de heer [naam01] .

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
[eiser01] is per 1 december 2021 als vrachtwagenchauffeur gaan werken voor Prince Cargo. Voor deze werkzaamheden is volgens [eiser01] nooit een schriftelijke overeenkomst gesloten. [eiser01] heeft zich op 3 juli 2023 ziekgemeld. Per 1 oktober 2023 heeft hij ontslag genomen. Vanaf de maand juli 2023 heeft [eiser01] geen loon meer ontvangen. [eiser01] eist daarom betaling van zijn loon over de maanden juli, augustus en september 2023, vermeerderd met de wettelijke verhoging. Daarnaast eist hij betaling van zijn (achterstallig) vakantiegeld over de jaren 2021, 2022 en 2023, vermeerderd met de wettelijke verhoging. Ook eist [eiser01] afgifte van salarisstroken, en dat Prince Cargo wordt veroordeeld tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente.
2.2.
Volgens Prince Cargo moeten de eisen worden afgewezen. Er is sprake van een oproepovereenkomst. Bovendien was [eiser01] niet ziek, hij kon gedurende deze periode wel bij andere werkgevers solliciteren. [eiser01] is nu bij de concurrent aan het werk. Tot slot is [eiser01] Prince Cargo ook een bedrag verschuldigd, dit bedrag moet van de eis worden afgetrokken. Uiteindelijk zijn partijen hierdoor niets meer aan elkaar verschuldigd.
Juridisch kader in kort geding
2.3.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat [eiser01] heeft bij toewijzing van de eis worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor Prince Cargo als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
Spoedeisend belang
2.4.
De eis in kort geding kan alleen worden toegewezen als [eiser01] daarbij een spoedeisend belang heeft. Dat is het geval, omdat het hier gaat om een loonvordering die naar zijn aard een spoedeisend karakter heeft.
Geen schriftelijke (oproep)overeenkomst
2.5.
Prince Cargo heeft aangevoerd dat partijen, in tegenstelling tot wat [eiser01] heeft aangevoerd, wel een schriftelijke overeenkomst hebben gesloten. Zij heeft echter geen schriftelijke overeenkomst overgelegd, zodat de kantonrechter niet kan vaststellen of haar stelling klopt. Prince Cargo heeft daarnaast aangevoerd dat tussen partijen een oproepovereenkomst is overeengekomen. Ook dit heeft zij niet met stukken onderbouwd.
2.6.
Voor nader onderzoek of nadere bewijslevering leent een kort geding zich niet. De kantonrechter gaat er daarom in dit kort geding vanuit dat geen schriftelijke (oproep)overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen.
Omvang arbeidsovereenkomst
2.7.
Tussen partijen is niet in geschil dat sprake is van een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 BW. Omdat niet is gebleken dat een schriftelijke overeenkomst is gesloten, moet de omvang van de arbeidsovereenkomst op een andere manier worden vastgesteld. [eiser01] heeft hiertoe een beroep gedaan op het rechtsvermoeden zoals dat is neergelegd in artikel 7:610b BW. In dit artikel is bepaald dat wanneer een arbeidsovereenkomst ten minste drie maanden heeft gehuurd, de bedongen arbeid in enige maand wordt vermoed een omvang te hebben gelijk aan de gemiddelde omvang van de arbeid per maand in de drie voorafgaande maanden. [eiser01] heeft bij de berekening van de omvang van de arbeidsovereenkomst als uitgangspunt genomen dat hij vanaf december 2021 50 tot 60 uur per week werkte, en dat hij daarvoor iedere maand een bedrag van (2.392,31 + 250,00) € 2.642,31 netto aan loon ontving. Prince Cargo heeft dit niet betwist, zodat de kantonrechter in dit kort geding van deze arbeidsomvang uitgaat.
Werknemer arbeidsongeschikt wegens ziekte
2.8.
Tussen partijen staat vast dat [eiser01] zich op 3 juli 2023 heeft ziekgemeld. Naar aanleiding van deze ziektemelding was het aan Prince Cargo om een bedrijfsarts in te schakelen om de ziekmelding door [eiser01] te beoordelen en partijen van advies te voorzien over re-integratiemogelijkheden. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Prince Cargo aangevoerd dat zij maar een kleine onderneming is, en dat zij daarom niet de middelen heeft een bedrijfsarts in te schakelen. Dat Prince Cargo een kleine onderneming is, maakt echter niet dat zij geen bedrijfsarts hoeft in te schakelen bij ziekte. Prince Cargo is op grond van (onder meer) artikel 14 van de Arbeidsomstandighedenwet verplicht om een bedrijfsarts of arbodienst in te schakelen. Dat Prince Cargo dat niet heeft gedaan, komt voor haar rekening en risico. Bij gebrek aan een oordeel dat [eiser01] arbeidsgeschikt is, wordt er in rechte vanuit gegaan dat [eiser01] arbeidsongeschikt is als gevolg van ziekte. Daarmee heeft [eiser01] in beginsel recht op doorbetaling van zijn loon tijdens ziekte op grond van artikel 7:629 BW.
Loonvordering
achterstallig loon
2.9.
[eiser01] vordert op grond van artikel 7:629 lid 1 BW betaling van (achterstallig) loon over de maanden juli, augustus en september 2023. Hij maakt aanspraak op doorbetaling van 100% van het loon, omdat in artikel 16 van de cao beroepsgoederen-vervoer en verhuur van mobiele kranen is bepaald dat de werknemer die arbeidsongeschikt is een aanvulling ontvangt op de wettelijke loondoorbetalingsverplichting van artikel 7:629 BW tot 100%, gedurende in ieder geval 52 weken. Prince Cargo heeft de toepasselijkheid van de cao niet betwist. Wel heeft zij aangevoerd dat dit loon niet meer hoeft te worden betaald omdat Prince Cargo ook nog een vordering heeft op [eiser01] . De kantonrechter begrijpt dit verweer als een beroep op verrekening. Prince Cargo heeft haar vordering echter niet met stukken onderbouwd, zij heeft ook geen eis in reconventie ingesteld. [eiser01] heeft bovendien betwist dat Prince Cargo nog een vordering op hem heeft. Voor nader onderzoek of nadere bewijslevering leent een kort geding zich niet. Het beroep op verrekening zal daarom worden gepasseerd.
2.10.
Gelet op de hierboven genoemde omstandigheden zal het geëiste bedrag van € 2.642,31 aan netto loon worden toegewezen over de maanden juli, augustus en september 2023, met dien verstande dat Prince Cargo wordt veroordeeld om het bruto-equivalent van de gevorderde loonbedragen aan [eiser01] te betalen. Prince Cargo heeft daarnaast niet weersproken dat zij over de maanden mei en juni 2023 de nabetaling van het loon van € 250,00 niet heeft voldaan, zodat [eiser01] in deze maanden een te laag bedrag aan loon heeft ontvangen. Ook deze eis tot betaling van (het bruto-equivalent) van in totaal € 500,00 netto wordt daarom toegewezen.
extra ritten
2.11.
[eiser01] eist ook betaling van de zes extra door hem gereden ritten. Voor iedere rit zou hij € 60,00 netto ontvangen, zodat [eiser01] in totaal een bedrag van € 360,00 vordert. Prince Cargo heeft deze vordering - buiten de stelling dat [eiser01] ook nog een bedrag aan Prince Cargo is verschuldigd, zie 2.9. - niet betwist, zodat (het bruto-equivalent van) dit bedrag kan worden toegewezen.
Conclusie
2.12.
Prince Cargo moet nog een bedrag van het bruto-equivalent van € 8.786,93 netto aan achterstallig loon betalen.
Vakantiegeld
2.13.
[eiser01] heeft onweersproken gesteld dat het vakantiegeld over de jaren 2021, 2022 en 2023 nog (deels) moet worden voldaan. [eiser01] eist daarom betaling van dit vakantiegeld. Prince Cargo heeft niet betwist dat hij dit vakantiegeld nog moet betalen, zodat de eis tot betaling van het vakantiegeld kan worden toegewezen.
2.14.
Als gevolg van een kennelijke verschrijving wordt een lager bedrag (€ 2.169,58) geëist dan in het lichaam van de dagvaarding is vermeld. De kantonrechter begrijpt op basis van de in alinea 38 van de dagvaarding opgenomen berekening dat [eiser01] heeft bedoeld het bedrag te vorderen dat daar staat vermeld. Dit bedrag van € 2.380,97 wordt daarom toegewezen, met dien verstande dat Prince Cargo wordt veroordeeld om het bruto-equivalent van dit bedrag aan [eiser01] te betalen.
Wettelijke verhoging
2.15.
Op grond van artikel 7:625 lid 1 BW heeft [eiser01] recht op de wettelijke verhoging vanwege het niet (tijdig) betalen van het loon. Prince Cargo heeft niet weersproken dat zij gehouden is deze wettelijke verhoging te betalen omdat zij het loon te laat heeft betaald. Gelet op alle omstandigheden van het geval ziet de kantonrechter aanleiding de wettelijke verhoging zoals bedoeld in artikel 7:625 BW te matigen tot 30%.
Buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente
2.16.
De buitengerechtelijke incassokosten van € 886,68 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW). De wettelijke rente over het achterstallig loon (inclusief het vakantiegeld) en de wettelijke verhoging is toewijsbaar, op de wijze zoals hierna bij de beslissing vermeld.
Salarisstroken
2.17.
[eiser01] stelt dat hij nooit salarisstroken (bruto-netto specificaties) heeft ontvangen. Dit is door Prince Cargo niet weersproken. De kantonrechter wijst de eis tot het verstrekken van salarisstroken daarom toe over de gehele periode van de arbeidsovereenkomst tussen partijen. Dit betekent dat Prince Cargo de salarisstroken moet verstrekken vanaf de maand december 2021 tot en met de maand september 2023.
Proceskosten
2.18.
Prince Cargo krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiser01] tot vandaag vast op € 132,42 aan dagvaardingskosten, € 244,00 aan griffierecht en € 529,00 aan salaris voor de gemachtigde. Dit is in totaal € 905,42. Voor kosten die [eiser01] maakt na dit vonnis moet Prince Cargo een bedrag betalen van € 132,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist. [1]
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.19.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt Prince Cargo om aan [eiser01] te betalen het bruto-equivalent van € 8.786,93 netto aan achterstallig loon over de periode mei tot en met september 2023, vermeerderd met de wettelijke verhoging zoals bedoeld in artikel 7:625 BW van 30% en vermeerderd met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over het aldus verhoogde bedrag vanaf de opeisbaarheid van de salarisbetalingen tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt Prince Cargo om aan [eiser01] te betalen € 2.380,97 netto aan vakantiegeld, vermeerderd met de wettelijke verhoging zoals bedoeld in artikel 7:625 BW van 30% en vermeerderd met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over het aldus verhoogde bedrag vanaf de opeisbaarheid van de salarisbetalingen tot de dag dat volledig is betaald;
3.3.
veroordeelt Prince Cargo om aan [eiser01] te betalen € 886,68 aan vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten;
3.4.
veroordeelt Prince Cargo om aan [eiser01] deugdelijke salarisspecificaties (bruto-netto specificaties) te verstrekken over de gehele periode van de arbeidsovereenkomst tussen partijen;
3.5.
veroordeelt Prince Cargo in de proceskosten, die aan de kant van [eiser01] tot vandaag worden vastgesteld op € 905,42;
3.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.7.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M. van Breevoort en in het openbaar uitgesproken.
54214

Voetnoten

1.Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853