In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 10 november 2023, wordt het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Molenlanden beoordeeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning, die door de heffingsambtenaar was vastgesteld op € 712.000,-. Eiser betoogde dat deze waarde te hoog was en stelde dat de waarde € 670.000,- zou moeten zijn. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de WOZ-waarde gehandhaafd blijft.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. Dit is gedaan aan de hand van een systematische vergelijking met andere woningen waarvan marktgegevens beschikbaar zijn. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende toelichting heeft gegeven over de toegepaste methoden en dat de vergelijkingsobjecten bruikbaar waren voor de waardering. Eiser's argumenten over de hoogte van de waarde en de toegepaste indexeringspercentages werden niet overtuigend bevonden.
De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning op een juiste manier heeft vastgesteld en dat de beroepsgrond van eiser niet slaagt. Eiser krijgt geen terugbetaling van het griffierecht en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.