In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 oktober 2023 uitspraak gedaan in een familiekwestie tussen een vrouw en een man, die beiden de Filipijnse nationaliteit bezitten, waarbij de vrouw verzocht om wijziging van de hoofdverblijfplaats van hun minderjarige dochter. De vrouw heeft haar verzoek tot wijziging van de zorgregeling ingetrokken, maar verzocht om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij haar te vestigen. De man heeft hiertegen verweer gevoerd. De rechtbank oordeelt dat een wijziging van de hoofdverblijfplaats van een kind alleen kan plaatsvinden als er feiten zijn die een bedreiging voor de ontwikkeling van het kind opleveren. De rechtbank concludeert dat er geen dergelijke feiten zijn en dat de minderjarige zich goed ontwikkelt in de huidige situatie bij de man. De vrouw heeft ook verzocht om de man te veroordelen tot betaling van de helft van het kindgebonden budget en de kinderbijslag, maar dit verzoek is afgewezen omdat een geldvordering via een dagvaarding moet worden ingeleid. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw afgewezen en bepaald dat elke partij zijn eigen proceskosten draagt.