ECLI:NL:RBROT:2023:10459

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 november 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
10-098671-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag door het steken in de nek met een mes

Op 9 november 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 8 april 2023, waarbij de verdachte, na een woordenwisseling met het slachtoffer [slachtoffer01], een mes heeft gepakt en het slachtoffer in de nek heeft gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, met een mes in zijn hand, een slaande beweging heeft gemaakt in de richting van het slachtoffer, wat heeft geleid tot een steekverwonding. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde met voorwaardelijk opzet om het slachtoffer van het leven te beroven. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 30 maanden geëist, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, en de rechtbank heeft deze eis grotendeels overgenomen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die schade heeft geleden door het incident. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, met een totaalbedrag van € 3.265,- aan schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-098671-23
Datum uitspraak: 9 november 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
[detentieadres01] ,
raadsman mr. J.G.D. Rutten, advocaat te Hilversum.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 oktober 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.H.A. de Bruijne heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de ten laste gelegde poging doodslag;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in haar rapport van 16 oktober 2023, aangevuld met een gebiedsverbod voor de straat waar het slachtoffer woont.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Onder verwijzing naar een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (ECLI:NL:RBZWB:2023:1254) is bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat niet kan worden bewezen dat de verdachte een actieve stekende beweging heeft gemaakt in de richting van het slachtoffer.
Daarnaast kan niet worden bewezen dat de verdachte vol opzet op de dood van het slachtoffer heeft gehad. Hooguit zou kunnen worden bewezen dat de verdachte voorwaardelijk opzet op de ten laste gelegde poging toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
4.1.2.
Beoordeling
Wat is er gebeurd?
Op zaterdagavond 8 april 2023 stond het slachtoffer [slachtoffer01] (hierna: [slachtoffer01] ) met zijn vriend [naam01] (hierna: [naam01] ) wat te drinken op straat bij het Medisch Centrum Zuidwijk in Rotterdam. Op enig moment kwam de verdachte daar aangereden in zijn auto. Omdat [naam01] een kennis is van de verdachte, is hij bij hen gaan staan. Tussen [slachtoffer01] en de verdachte ontstond vervolgens ruzie nadat [slachtoffer01] opmerkingen had gemaakt over de verdachte die had staan wildplassen. Tijdens die ruzie heeft [slachtoffer01] de verdachte hond genoemd. Daarop volgde een discussie en op een zeker moment is de verdachte naar zijn auto gelopen om een mes te pakken dat hij in zijn linker achterbroekzak heeft gestopt. Daarna heeft hij zich opnieuw bij [slachtoffer01] en [naam01] gevoegd. Uit de camerabeelden blijkt dat er wederom ruzie ontstaat tussen de verdachte en [slachtoffer01] , waarbij [naam01] herhaaldelijk tevergeefs heeft getracht om de verdachte bij [slachtoffer01] weg te houden, doch de verdachte duwde [naam01] telkens weg. Na ongeveer drie minuten maakt de verdachte een slaande beweging met zijn linkerhand in de richting van [slachtoffer01] terwijl hij [slachtoffer01] met zijn rechterarm vast pakt. De mannen verdwijnen vechtend uit beeld. [slachtoffer01] is daarna gevlucht en hij heeft om hulp gevraagd door aan te bellen bij verschillende woningen. In de hals van [slachtoffer01] is aan de rechterzijde een snijverwonding aangetroffen en aan de linkerzijde van de hals een steekverwonding.
Heeft de verdachte gestoken?
Bij het Medisch Centrum zijn camerabeelden veiliggesteld welke zijn uitgekeken en beschreven in een proces-verbaal van bevindingen. Op deze camerabeelden is zichtbaar dat de verdachte om 20:33 uur een slaande beweging in de richting van [slachtoffer01] maakte met zijn linkerhand. Vlak voordat zij op datzelfde tijdstip vechtend uit beeld verdwijnen, is duidelijk zichtbaar dat de verdachte een mes in zijn linkerhand heeft waarbij het lemmet uit zijn vuist omhoog steekt in de richting van het hoofd van [slachtoffer01] .
De rechtbank leidt hieruit af dat de verdachte, met een mes in zijn hand, een (slaande) beweging heeft gemaakt in de richting van [slachtoffer01] en hem daarbij, gelet op het letsel, ook heeft geraakt. Een dergelijke beweging maken met een mes in de hand waarvan het lemmet uit de vuist omhoog steekt, valt naar het oordeel van de rechtbank onder steken. Hierbij is van belang dat [slachtoffer01] zelf ook heeft verklaard dat hij in zijn nek is gestoken door de verdachte en wordt er in de letselbeschrijving gesproken over een steekverwonding.
De beschreven situatie in het door de verdediging aangehaalde vonnis van de rechtbank Zeeland West-Brabant wijkt daarmee af van de situatie in onderhavige zaak.
Ook staat voldoende vast dat bij dat steken verdachtes opzet, in de zin van voorwaardelijk opzet, was gericht op een poging om [slachtoffer01] van het leven te beroven.
Daarbij wordt allereerst acht geslagen op de aard van het letsel dat is ontstaan (een steekverwonding in de nek van 2-3 centimeter diepte), terwijl algemeen bekend is dat er een aanmerkelijke kans is dat daardoor vitale bloedvaten worden geraakt waardoor iemand zou kunnen komen te overlijden. Verder is van belang dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte wegloopt van [slachtoffer01] om in zijn auto een mes te pakken, dat mes in zijn broekzak stopt, dat de verdachte weer terug loopt naar [slachtoffer01] en opnieuw het gesprek aangaat met [slachtoffer01] , dat de verdachte op enig moment het mes uit zijn broekzak pakt en enkele minuten achter zijn rug houdt, terwijl de verdachte steeds bozer wordt. Uiteindelijk is het de verdachte die als agressor een slaande beweging maakt met zijn linkerhand in de richting van [slachtoffer01] in welke hand hij het mes vasthoudt. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van dat handelen heeft de verdachte de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer01] zou kunnen komen te overlijden, ook welbewust aanvaard.
4.1.3.
Conclusie
Een poging tot doodslag kan wettig en overtuigend worden bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 8 april 2023 te Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer01] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer01] met een mes, in de nek en/of keel, heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
poging tot doodslag.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft, terwijl hij onder invloed van alcohol was, het slachtoffer in zijn nek gestoken met een mes nadat er een woordenwisseling was ontstaan over het wildplassen door de verdachte. Het slachtoffer heeft een steekverwonding in zijn nek opgelopen. Het letsel dat de verdachte heeft veroorzaakt bij [slachtoffer01] is gelukkig beperkt gebleven, maar dat is niet te danken aan het handelen van de verdachte, die als de agressor van deze gebeurtenissen wordt gezien en daarbij [slachtoffer01] ook dodelijk had kunnen verwonden.
De verdachte heeft op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer01] . Geweldsuitbarstingen zoals deze, in het openbaar, vergroten gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving en bij de slachtoffers in het bijzonder. Dat blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring die namens hem door zijn raadsman is voorgedragen tijdens de behandeling ter terechtzitting. [slachtoffer01] heeft daarin onder meer gezegd dat hij nooit had verwacht dat hij zomaar op een dag met messteken in zijn nek op straat zou liggen, smekend om hulp en vechtend voor zijn leven. Tot op de dag van vandaag heeft hij last van flashbacks en angstaanvallen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
9 oktober 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Stichting Verslavingsreclassering GGZ heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 16 oktober 2023. Dit rapport houdt het volgende in.
Wij constateren meerdere risico verhogende factoren. In het sociale netwerk van de verdachte is alcoholgebruik de norm, terwijl er niet altijd corrigerend wordt opgetreden als de verdachte na het nuttigen van alcohol in de auto aan het verkeer deelneemt. De verdachte ziet zelf geen probleem in dit alcoholgebruik, dat eerder alcoholmisbruik te noemen is. In het ten laste gelegde zien wij na alcoholgebruik verminderde vaardigheid in het oplossen van persoonlijke problemen met anderen.
Daarnaast zien wij veel beschermende factoren. De verdachte heeft van jongs af aan een gunstige ontwikkeling laten zien. Hij is zelfredzaam en hij heeft belangrijke zaken zoals huisvesting, inkomen uit arbeid, financiën en zijn relatie met partner en familie in het leven voor elkaar.
Om risico's te beperken is het nodig dat de verdachte zijn inzicht in alcoholgebruik vergroot, met name voor wat betreft de grens tussen sociaal gebruik en destructief misbruik van alcohol. Gelet op de responsiviteit past hierbij het justitiële kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd en door de reclassering zijn geadviseerd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij01] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.307,- aan materiële schade en een vergoeding van € 8.500,- aan immateriële schade.
De materiële schade bestaat uit de volgende posten:
  • € 385,- eigen risico van de zorgverzekering;
  • € 405,- reparatie van het beschadigde scherm van een mobiele telefoon;
  • € 360,- beschadigde en met bloed besmeurde kleding;
  • € 333,- huishoudelijke hulp;
  • € 804,- persoonlijke verzorging;
  • € 20,- reiskosten.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de materiële schade tot een bedrag van € 765,- (de posten eigen risico zorgverzekering, kleding en de reiskosten) en matiging van de gevorderde immateriële schade tot een bedrag van € 7.000,-. Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering.
8.2.
Standpunt verdediging
Onder verwijzing naar de vrijspraak die is bepleit voor het ten laste gelegde, is primair geconcludeerd tot de niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in zijn vordering. Subsidiair heeft de verdediging verzocht om de officier van justitie te volgen in haar conclusie met betrekking tot de gevorderde materiële schade.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks schade is toegebracht. De posten die zien op het eigen risico van de zorgverzekering, de kleding van de benadeelde partij en de gemaakte reiskosten zijn door de verdediging niet weersproken, zodat de vordering met betrekking tot die posten zal worden toegewezen.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van dat deel van die vordering thans ontoereikend zijn. Nader onderzoek naar de gegrondheid van de vordering en de omvang daarvan zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van deze posten (reparatie telefoonscherm, huishoudelijke hulp, persoonlijke verzorging) een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft een vergoeding gevorderd van € 8.500,- in verband met immateriële schade.
Ten aanzien van de vordering voor immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Artikel 6:106 BW geeft een limitatieve opsomming van de gevallen waarin deze bepaling recht geeft op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen. In het artikel wordt onder b. genoemd aantasting in de persoon:
1) door het oplopen van lichamelijk letsel.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen. Daarmee heeft de benadeelde partij recht op vergoeding van de rechtstreeks toegebrachte immateriële schade.
Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 2.500,-. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. Nader onderzoek naar de omvang van de vordering zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 8 april 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 3.265,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
10 (tien) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich na uitnodiging melden bij Stichting Verslavingsreclassering GGZ (Fivoor-Reclassering) aan de Marconistraat 2 te Rotterdam, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal deelnemen aan de gedragsinterventie Leefstijltraining of een andere gedragsinterventie die gericht is op verslaving en middelengebruik. De reclassering bepaalt welke training daartoe is aangewezen. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
3. de veroordeelde zal, indien de reclassering dit nodig vindt, meewerken aan onderzoek/ambulante behandeling van Fivoor forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener. Het onderzoek/de behandeling start tijdens de proeftijd en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering in overleg met de zorgverlener verantwoord vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
4. de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum02] te [geboorteplaats02] ( [geboorteplaats03] ), gedurende de proeftijd, of zoveel korter als het Openbaar Ministerie noodzakelijk vindt;
5. de veroordeelde zal zich niet bevinden in de [straatnaam01] te [plaats02] , gedurende de proeftijd, of zoveel korter als het Openbaar Ministerie verantwoord vindt;
6. de veroordeelde zal meewerken aan controle van het gebruik van alcohol om het middelengebruik te kunnen beheersen. De reclassering kan urineonderzoek, ademonderzoek (blaastest) en, met instemming van de veroordeelde, de alcoholband gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] , te betalen een bedrag van
€ 3.265,- (zegge: drieduizend tweehonderd vijfenzestig euro), bestaande uit € 765,- aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 8 april 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij01] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij01] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij01] te betalen
€ 3.265,-(hoofdsom,
zegge: drieduizend tweehonderd vijfenzestig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 april 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 3.265,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
42 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. van Althuis, voorzitter,
en mrs. N.M. Ketelaar en G.A.J.M. van Vugt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 8 april 2023 te Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer01] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer01] meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een scherp/puntig voorwerp, in de nek en/of keel, in ieder geval het lichaam, heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.