ECLI:NL:RBROT:2023:10180

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 september 2023
Publicatiedatum
2 november 2023
Zaaknummer
C/10/662150 / FA RK 23-5158
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag en benoeming van een voogd voor minderjarigen na ernstige bedreiging van hun ontwikkeling

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, uitgesproken op 29 september 2023, is het ouderlijk gezag van de ouders over de minderjarigen [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] beëindigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat beide ouders niet in staat zijn om de verantwoordelijkheden van een gezaghebbende ouder adequaat uit te voeren. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om beëindiging van het gezag, omdat de moeder in Syrië verblijft zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland en de vader niet als constante factor in het leven van de kinderen kan worden beschouwd. De kinderen hebben een belast verleden, zijn getuige geweest van huiselijk geweld en hebben te maken gehad met kindermishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om de zorg voor de kinderen op zich te nemen, wat leidt tot ernstige bedreiging van hun ontwikkeling.

De rechtbank heeft ook de rol van de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering als voogd over de kinderen benoemd. De GI heeft zich bereid verklaard om deze rol op zich te nemen, zodat de belangen van de kinderen gewaarborgd kunnen worden. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele hoger beroep procedures. De ouders hebben de mogelijkheid om binnen drie maanden na de uitspraak in hoger beroep te gaan tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/662150 / FA RK 23-5158
Datum uitspraak: 29 september 2023
Beschikking van de meervoudige kamer over de gezagsbeëindiging
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam -Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige01],
geboren op [geboortedatum01] 2008 in [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ), hierna te noemen [voornaam minderjarige01] ,
[minderjarige02],
geboren op [geboortedatum02] 2010 in [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ), hierna te noemen [voornaam minderjarige02] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[moeder01],
hierna te noemen de moeder, zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, thans verblijvende in Syrië,
advocaat mr. J.A. Smits, kantoorhoudende te Rotterdam,
[vader01],
hierna te noemen de vader, wonende in [woonplaats01] ,
advocaat mr. A.J.M. Vélu, kantoorhoudende te [moeder01] ,
de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 13 juli 2023;
  • de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 7 juli 2023, ambtshalve aan het dossier toegevoegd.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 1 september 2023. Daarbij waren aanwezig:
- [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] ;
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder, via een telefoonverbinding, met haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad, dhr. [naam01] ;
- een vertegenwoordiger van de GI, mw. [naam02] .
1.3.
Aangezien de vader en de moeder de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, maar wel de Arabische (Irakese) taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van dhr. L. Murad[naam tolk], tolk in de Arabische (Irakese)[[c]] taal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.
1.4.
De rechtbank heeft bijzondere toegang verleend aan de meerderjarige zussen van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] , [naam03] en [naam04] .
1.5.
De rechtbank heeft [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] naar hun mening gevraagd. [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] hebben hierover voorafgaand aan de zitting een apart gesprek gevoerd met de voorzitter van de meervoudige kamer. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter samengevat wat [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] hebben verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] .
2.2.
[voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] verblijven in een Uitwijkhuis van Enver.
2.3.
Bij beschikking van 7 juli 2023 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] verlengd tot 15 juli 2024. De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 15 juli 2024.
2.4.
De GI heeft zich bij brief van 12 juli 2023 bereid verklaard om de voogdij de aanvaarden.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt het gezag van de vader en de moeder te beëindigen en de GI tot voogdes over [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] te benoemen, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
De Raad handhaaft het verzoek ter zitting en licht het als volgt toe. De ouders geven geen invulling aan hun gezag. De moeder woont in Irak en is niet bereikbaar voor de kinderen. Tijdens het raadsonderzoek verliep het contact met de moeder via de meerderjarige zussen van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] . Het is fijn dat de moeder vandaag door middel van een telefoonverbinding de zitting bijwoont. De vader is geen constante factor in het leven van de jongens. De kinderen hebben veel meegemaakt, waardoor zij de nodige problematiek hebben. Er zou sprake zijn van trauma. In het kader van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing zou de nodige hulp starten met als doel de kinderen weer bij de vader laten wonen. De vader geeft aan dat dit nu niet mogelijk is. Daar komt bij dat de kinderen op dit moment niets met hun vader te maken willen hebben. Dat zijn heel zorgelijke signalen. Er moet duidelijkheid komen voor de kinderen. Als het gezag van de ouders wordt beëindigd, kunnen de kinderen toekomen aan hun eigen ontwikkeling. De kinderen leunen erg op hun twee meerderjarige zussen. De Raad vindt het op dit moment niet passend om de voogdij over [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] bij de zussen -die nog maar net meerderjarig en dus relatief jong zijn- te beleggen. Daarom wordt verzocht de GI tot voogdes te benoemen.

4.De standpunten

4.1.
De GI sluit zich aan bij het standpunt van de Raad. Afgelopen jaren liep de GI tegen verschillende problemen aan. De vader is onbetrouwbaar in het contact met de hulpverlening. Als de vader toestemming heeft gegeven, komt hij daar op een later moment vaak op terug. Ook waren er problemen rondom de verlenging van de verblijfsvergunning van de kinderen. Het is niet duidelijk of de vader weigert te doen wat hij moet doen of niet begrijpt wat er van hem verwacht wordt ondanks de bijstand van een tolk. Naast dergelijke praktische zaken spelen er ook hevige emoties. De kinderen blijven aangeven dat zij op geen enkele manier openstaan voor contact met de vader. Dit gaat zover dat [voornaam minderjarige01] niet wil dat de vader inzicht krijgt in zijn bankrekening en daarom dus ook niet wil dat zijn vader een bankrekening voor hem opent. Daarom heeft hij nog geen bijbaantje. De GI heeft tot op heden tevergeefs onderzocht of contactherstel tot de mogelijkheden behoort. Met de moeder heeft de GI de afgelopen jaren geen betekenisvol contact kunnen krijgen. Er is gekeken of de kinderen bij familie konden worden geplaatst, bijvoorbeeld bij een zus in Duitsland of bij de jongvolwassen zussen [naam03] en [naam04] . Dat bleek echter niet haalbaar.
4.2.
Namens en door de moeder is verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. De vader, de moeder en de kinderen zijn op zeer traumatische wijze naar Nederland gekomen. De relatie tussen de vader en de moeder is beëindigd. In 2019 is de moeder vervolgens met de kinderen onder valse voorwendselen (door tussenkomst van familie) teruggegaan naar Irak. De vader zat op dat moment in de gevangenis. Vervolgens heeft de moeder alles gedaan om ervoor te zorgen dat de kinderen weer terug naar Nederland konden, zodat voorkomen kon worden dat de kinderen zouden worden uitgehuwelijkt. De moeder is uitgehuwelijkt binnen de familie. Binnen die relatie had de moeder niet de vrijheid om contact met de kinderen te hebben. Ongeveer veertig dagen geleden is die relatie beëindigd, waardoor de moeder weer de mogelijkheid heeft om te bellen. De moeder kan (nog) niet naar Nederland komen. Toch stelt de moeder dat het heel belangrijk is dat de moeder haar gezag behoudt. Het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder is namelijk emotioneel beladen, gelet op de zeer traumatische ervaringen die de kinderen al hebben opgedaan. Hoewel gesteld kan worden dat aan alle wettelijke criteria wordt voldaan, moet in deze zaak worden gekeken naar het hele verhaal. De kinderen vinden het belangrijk dat de moeder wordt betrokken bij wat er in hun leven gebeurt. De moeder zegt toe dat zij 24 uur per dag telefonisch beschikbaar zal zijn voor contact met de GI. Zij acht zichzelf nu in staat om invulling te geven aan haar gezag. Er wordt verzocht om het verzoek ten aanzien van de moeder aan te houden voor een half jaar om de moeder de mogelijkheid te geven om te bezien of zij in die periode naar Nederland kan komen. Zij weet op dit moment echter niet wanneer dat zou kunnen of hoe zij dat moet organiseren.
4.3.
Namens en door de vader wordt verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. De vader wordt door de Raad neergezet als ‘slechte vader’, maar hij herkent zich niet in dat beeld. Daarnaast heeft de vader het gevoel dat de kinderen hem worden ontnomen en dat hij hen volledig kwijt raakt wanneer zijn gezag wordt beëindigd. Er moet meer worden ingezet op contactherstel tussen de vader en de kinderen en op een terugplaatsing van de kinderen bij de vader. Er zijn geen concrete voorbeelden waaruit blijkt dat de vader tekort is geschoten als gezaghebbende ouder. Hij heeft altijd meegewerkt. Toen de moeder met de kinderen was teruggekeerd naar Irak, heeft de vader alles op alles gezet om de kinderen weer naar Nederland te halen.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter het gezag van een ouder beëindigen, indien:
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
5.1.
[voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] hebben een belast verleden. De kinderen zijn met hun ouders en zussen vanuit Irak naar Nederland gevlucht, zijn getuige geweest van huiselijk geweld en slachtoffer van kindermishandeling. Nadat de kinderen opnieuw vanuit Irak naar Nederland zijn gekomen, hebben zij van december 2020 tot april 2021 bij de vader verbleven. Vanwege verwaarlozing in de thuissituatie bij de vader zijn de kinderen bij een crisisopvang geplaatst. Sinds juni 2021 verblijven de kinderen in een uitwijkhuis van Enver. De moeder verblijft op dit moment nog in Irak. Lange tijd was het voor de kinderen niet mogelijk om op welke manier dan ook contact met haar te hebben; alleen de zussen hadden contact met haar.
5.2.
Namens de moeder is aangevoerd dat er een kentering is gekomen in haar situatie, waardoor zij nu wel in staat geacht moet worden de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen, zij het aanvankelijk op afstand, althans dat zij dat binnen aanvaardbare termijn zal kunnen. De rechtbank stelt echter vast dat uit de reactie van de moeder tijdens de mondelinge behandeling blijkt dat zij op dit moment nog geen concrete ontwikkelingen of omstandigheden kan aanwijzen waaruit blijkt dat dat zo is. In de door haar gestelde periode van veertig dagen waarin dat tot aan de mondelinge behandeling zou zijn veranderd, heeft de moeder de GI of de Raad niet weten te bereiken of op de hoogte weten te stellen van die verandering. Tegen het licht van het te verwachten besef bij de moeder van een aanstaande – deze – zitting bevestigt dat de observatie van de rechtbank dat de moeder feitelijk niet in contact is met Nederland. Namens de moeder is verder naar voren gebracht dat het niet moeders intentie of wens is geweest om in de situatie terecht te komen waarin zij zich nu bevindt, maar de rechtbank ziet dat niet als een omstandigheid die relevant is voor de vraag of de moeder in staat is om haar gezagstaken te vervullen. Tot slot overweegt de rechtbank dat de stelling van de moeder dat het gevoelsmatig van wezenlijk belang zou zijn voor [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] dat zij het gezag behoudt, onvoldoende onderbouwd is. Allereerst wijst de rechtbank erop dat het ouderlijk gezag niet alleen gevoelsmatig maar ook van zeer praktisch belang is voor de kinderen, terwijl in de uitvoering van het gezag op dit moment de lacunes en hiaten duidelijk naar voren komen. Gelet daarop stelt de rechtbank vast dat het de moeder feitelijk niet lukt om uitvoering te geven aan de verantwoordelijkheden van een gezaghebbende ouder. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat uit de kindgesprekken met [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] het door de moeder gestelde sterke gevoel niet naar voren is gekomen.
5.3.
Namens de vader is aangevoerd dat het gezag van de vader niet moet worden beëindigd, omdat de kloof tussen de vader en de kinderen daardoor alleen maar groter zal worden. [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] hebben sinds de uithuisplaatsing inderdaad geen contact met de vader. Zij geven echter op dit moment heel stellig aan niet open te staan voor contactherstel. Daarnaast geven de Raad en de GI aan dat de vader afspraken onvoldoende nakomt, niet op tijd handelt of geen toestemming verleend, waardoor praktische - waaronder medische - zaken voor de kinderen niet of pas op het allerlaatste moment kunnen worden geregeld. Gelet daarop stelt de rechtbank vast dat het de vader nu feitelijk niet lukt om voldoende uitvoering te geven aan de verantwoordelijkheden van een gezaghebbende ouder.
5.4.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a, BW is voldaan en zal het verzoek tot beëindiging van het gezag van de vader en de moeder toewijzen.
Omdat de beëindiging van het gezag van de vader en de moeder ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid, BW een voogd over hen te benoemen. De rechtbank is van oordeel dat de GI moet worden belast met de voogdij. De GI kan vanuit een neutrale en onafhankelijke positie de belangen van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] behartigen, toezien op de ontwikkeling van de kinderen en (indien nodig) stappen ondernemen aangaande de verblijfplek van de kinderen. De GI heeft zich bereid verklaard de voogdij op zich te nemen.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
beëindigt het ouderlijk gezag van [vader01] , geboren op [geboortedatum03] 1973 in [geboorteplaats02] ( [geboorteland01] ) en [moeder01] , geboren op [geboortedatum04] 1978 in [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) over [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] ;
6.2.
benoemt tot voogdes over genoemde minderjarigen de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, gevestigd te Rotterdam;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
verzoekt de griffier om krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een aantekening te maken van deze beslissing in het centraal gezagsregister.
Deze beschikking is gegeven door mr. T. van den Akker, voorzitter, tevens kinderrechter, en mrs. M. van Kuilenburg en A.J. van Dijk, kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken op 29 september 2023, in aanwezigheid van mr. M.M.C. van der Knaap als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.