ECLI:NL:RBROT:2023:10149

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 september 2023
Publicatiedatum
2 november 2023
Zaaknummer
C/10/662164 / FA RK 23-5161
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder en afwijzing verzoek tot benoeming van de oma vaderszijde tot voogdes

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 september 2023 een beschikking gegeven over de gezagsbeëindiging van de moeder over haar minderjarige kind, [voornaam minderjarige01]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen, omdat zij niet in staat is om de zorg en opvoeding van [voornaam minderjarige01] te dragen. De moeder, die kampt met persoonlijke problematiek, heeft zich bereid verklaard om de voogdij aan te nemen, maar de rechtbank oordeelt dat de wet geen basis biedt voor de benoeming van de oma vaderszijde als voogdes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder onvoldoende beschikbaar is voor [voornaam minderjarige01] en dat het kind al geruime tijd bij de oma en haar partner verblijft. De rechtbank heeft het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder toegewezen, maar het verzoek om de oma als voogdes te benoemen afgewezen, omdat de wettelijke vereisten daarvoor niet zijn vervuld. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/662164 / FA RK 23-5161
Datum uitspraak: 1 september 2023
Beschikking van de meervoudige kamer over de gezagsbeëindiging
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige01],
geboren op [geboortedatum01] 2021 in [geboorteplaats01] , hierna te noemen [voornaam minderjarige01] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[moeder01],
hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats01] ,
advocaat mr. B.S. van Haeften te 's-Gravenhage,
[vader01],
hierna te noemen de vader, wonende in [woonplaats02] ,
[oma vz01],
hierna te noemen: de oma vaderszijde (vz), wonende te [woonplaats03] ,
[persoon01],
hierna te noemen: de partner van de oma vz, wonende te
[woonplaats03] .
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 12 juli 2023;
  • het verweerschrift van mr. Van Haeften van 28 augustus 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 29 augustus 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 1 september 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de advocaat van de moeder, mr. Van Haeften;
- een vertegenwoordiger van de Raad, dhr. [naam01] ;
- een vertegenwoordiger van de GI, mw. [naam02] ;
- de pleegouders, oma vz en haar partner.
De moeder is niet verschenen. De rechtbank stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] .
2.2.
[voornaam minderjarige01] verblijft bij de oma vz en haar partner.
2.3.
Bij beschikking van 21 februari 2023 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] verlengd tot 10 maart 2024. De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een voorziening voor pleegzorg, te weten binnen het netwerk, bij de oma vz en haar partner, verlengd tot 10 maart 2024.
2.4.
De oma vz heeft zich bij brief van 22 juni 2023 bereid verklaard om de voogdij te aanvaarden.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt het gezag van de moeder te beëindigen. Tevens verzoekt de Raad – indien het gezag van de moeder wordt beëindigd – de oma vz tot voogdes over [voornaam minderjarige01] te benoemen, zodat zij samen met de vader het gezag over [voornaam minderjarige01] zal uitoefenen. De Raad verzoekt de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad licht het verzoek als volgt toe. De hoofdvraag is of het gezag van de moeder moet worden beëindigd. De moeder is niet in staat om invulling te geven aan de opvoeding en verzorging van [voornaam minderjarige01] . Zij wil heel graag voor [voornaam minderjarige01] zorgen, maar is daartoe onmachtig. De moeder overziet het niet. Dat is te wijten aan haar intelligentie. [voornaam minderjarige01] groeit op bij de pleegouders en dat gaat heel goed. Het perspectief van [voornaam minderjarige01] ligt niet meer bij de moeder. De vader heeft inmiddels zijn leven aardig op de rails. Met de steun van pleegouders is de vader in staat het gezag over [voornaam minderjarige01] uit te oefenen. Omdat de oma vz al langere tijd voor [voornaam minderjarige01] zorgt en dit zal blijven doen, vindt de Raad het passend om haar gezamenlijk met de vader met het gezag over [voornaam minderjarige01] te belasten. Ter zitting onderkent de Raad dat de wet voor het deel van het verzoek inzake het gezamenlijk gezag (nog) geen mogelijkheid biedt.

4.De standpunten

4.1.
De GI sluit zich aan bij het verzoek van de Raad. Op veel verschillende manieren is gezocht naar mogelijkheden om [voornaam minderjarige01] bij de moeder te laten wonen; van ouderkindhuizen tot een perspectiefonderzoek. Wat de moeder kan bieden, is niet voldoende om de zorg voor [voornaam minderjarige01] te kunnen dragen. De moeder is niet in staat om invulling te geven aan het gezag. Dat heeft te maken met de persoonlijke problematiek van de moeder. Zij heeft een verstandelijke beperking. Daarnaast kampt de moeder met hechtingsproblematiek en trauma’s. Zij kan het geheel niet overzien en verandert regelmatig van standpunt. Op het moment dat het de moeder teveel wordt, treedt zij volledig uit contact. De moeder is dan niet bereikbaar voor de hulpverlening of de pleegouders. Volgende week gaat de moeder verhuizen naar een plek waar zij langere tijd kan blijven. Dan zal ook haar traumabehandeling starten.
Inmiddels is de aanvaardbare termijn voor [voornaam minderjarige01] verstreken. Het moet voor alle betrokkenen duidelijk zijn dat het perspectief van [voornaam minderjarige01] bij de oma vz en haar partner ligt. De GI verwacht dat de vader, met hulp van de oma vz, prima in staat is om het gezag alleen uit te oefenen. Desondanks gaat de voorkeur van de GI uit naar een benoeming van de oma vz als voogdes. De oma vz is immers de verbindende factor binnen dit systeem.
4.2.
Namens de moeder brengt mr. Van Haeften – in aanvulling op haar verweerschrift – het volgende naar voren. Voor de moeder is het duidelijk dat [voornaam minderjarige01] bij de oma vz zal blijven wonen. Ook weet de moeder dat zij nu niet in staat is om voor [voornaam minderjarige01] te zorgen. Toch is de moeder van mening dat beëindiging van haar gezag niet noodzakelijk is. Uit de stukken blijkt niet dat de moeder gezagsbeslissingen heeft geblokkeerd of dat [voornaam minderjarige01] klem zit tussen de ouders. De moeder wil graag betrokken blijven bij belangrijke beslissingen over [voornaam minderjarige01] . Zij acht zichzelf in staat om weloverwogen beslissingen te nemen. Er is geen sprake van psychische klachten. Omdat geen wettelijke mogelijkheid bestaat om oma vz mede met het gezag te belasten, zou een beëindiging van het gezag van de moeder betekenen dat alleen de vader met het gezag over [voornaam minderjarige01] is belast. In het raadsrapport staat echter dat de Raad zich afvraagt of de vader wel beseft wat eenhoofdig gezag inhoudt.
4.3.
De oma vz geeft ter zitting aan dat het contact met de moeder heel wisselend verloopt. De afspraak is dat de moeder [voornaam minderjarige01] elke twee weken een uur ziet. Helaas komt de moeder regelmatig niet opdagen. Zij meldt zich dan vaak pas kort van tevoren af. Zo heeft de moeder [voornaam minderjarige01] onlangs een maand niet gezien; vervolgens laat zij dan weten dat zij hem weer wil zien. De moeder reageert soms helemaal niet op de berichten die de oma vz haar stuurt. De oma vz vindt het wel heel belangrijk dat [voornaam minderjarige01] weet wie zijn moeder is. Het is daarom fijn als Horizon pleegzorg betrokken blijft om de contacten tussen de moeder en [voornaam minderjarige01] te begeleiden.
4.4.
De vader brengt ter zitting naar voren dat het goed met hem gaat. De zorg voor [voornaam minderjarige01] ligt vooral bij de oma vz. Hij ziet [voornaam minderjarige01] twee keer in de week. Toen de vader vakantie had, zag hij [voornaam minderjarige01] bijna de hele week. De vader wil dat de situatie voorlopig blijft zoals deze nu is.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter het gezag van een ouder beëindigen, indien:
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
5.2.
[voornaam minderjarige01] verblijft sinds 21 juni 2022 bij de oma vz en haar partner. De rechtbank is van oordeel dat voldoende is onderbouwd dat het de moeder, ondanks intensieve ondersteuning van het Babyhuis, niet lukt om [voornaam minderjarige01] de zorg te bieden die hij nodig heeft. De moeder is door haar persoonlijke problematiek onvoldoende beschikbaar voor [voornaam minderjarige01] . De Raad en de GI stellen en onderbouwen in voldoende mate dat de moeder niet in staat is om binnen een voor [voornaam minderjarige01] aanvaardbaar te achten termijn de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige01] te dragen. Uit de overgelegde stukken van de Raad en de GI en hetgeen de oma vz en de vader naar voren brengen, komt duidelijk naar voren dat de moeder niet binnen de aanvaardbare termijn gezagsbeslissingen voor en over [voornaam minderjarige01] kan nemen. De moeder heeft moeite met het onderhouden van contact met de andere belangrijke mensen om [voornaam minderjarige01] heen. De moeder reageert niet adequaat op pogingen tot contact van de oma vz. Ook is de moeder soms periodes niet bereikbaar voor de GI of de hulpverlening. Dit heeft ertoe geleid dat de moeder al geruime tijd geen invulling geeft aan haar rol als gezaghebbende ouder.
5.3.
De moeder bestrijdt dit niet maar stelt dat onvoldoende onderbouwd wordt waarom daaraan voor haar de consequentie van gezagsbeëindiging verbonden zou moeten worden. De moeder zou geen gezagsbeslissingen blokkeren en [voornaam minderjarige01] zou niet klem of verloren raken tussen de ouders. De rechtbank stelt echter vast dat de moeder daarmee onvoldoende oog heeft voor het criterium waaraan dit verzoek getoetst moet worden. Dat is niet het criterium dat de wet geeft voor eenhoofdig gezag na een scheiding, zoals genoemd in artikel 1:251a, eerste lid, onder a, BW: het risico op klem of verloren raken. Het gaat in deze zaak om de zekerheid die [voornaam minderjarige01] nodig heeft aangaande het uitoefenen van gezag.
5.4.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a, BW is voldaan en zal het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder toewijzen.
5.5.
De beëindiging van het gezag van de moeder zal ertoe leiden dat voortaan het gezag door de vader alleen wordt uitgeoefend. De Raad betwijfelt of de vader de verantwoordelijkheid kan dragen om de moeder op de hoogte te houden en haar kan blijven betrekken bij het leven van [voornaam minderjarige01] . Omdat de oma vz volgens de Raad op dit moment al het voortouw neemt bij het nemen van gezagsbeslissingen en zij met beide ouders (goed) contact heeft, vindt de Raad het passend om de oma vz mede met het gezag over [voornaam minderjarige01] te belasten.
5.6.
Ter zitting is al besproken dat de wet geen basis biedt voor een dergelijk verzoek. Op grond van artikel 1:253t, eerste lid, BW kan de rechtbank weliswaar de ouder met gezag en een ander dan de ouder die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat hen gezamenlijk met het gezag over het kind belasten. Uit het tweede lid van voornoemd artikel volgt echter dat een dergelijk verzoek slecht wordt toegewezen, indien de ouder en de ander op de dag van het verzoek gedurende ten minste een aaneengesloten periode van een jaar onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek gezamenlijk de zorg voor het kind hebben gehad, en de ouder die het verzoek doet op de dag van het verzoek gedurende ten minste een aaneengesloten periode van drie jaren alleen met het gezag belast is geweest. Daarvan is geen sprake. Bovendien kan de rechtbank een beslissing op een verzoek als bedoeld in artikel 1:253t BW slechts nemen als dat verzoek is gedaan door de vader met gezag en de oma vz gezamenlijk. Dat is in onderhavige zaak niet het geval nu het verzoek afkomstig is van de Raad. Gelet op voorgaande, zal de rechtbank het verzoek tot benoeming van de oma vz tot voogdes over [voornaam minderjarige01] afwijzen.
5.7.
Ten overvloede merkt de rechtbank ten aanzien van de zorgen die zijn geuit over de situatie die nu ontstaan waarin de vader eenhoofdig gezag heeft, terwijl [voornaam minderjarige01] bij de oma vz verblijft, het volgende op. In een dergelijke situatie waarbij er zorgen zijn, biedt de wet met maatregelen als een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing passende maatregelen. Er is in deze zaak reeds sprake van een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] . Deze maatregelen lopen nog tot maart 2024. Daarmee worden de zorgen over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige01] in voldoende mate afgewend. Daarnaast merkt de rechtbank op dat het toe- of afwijzen van het verzoek van de Raad om gezagsbeëindiging van de moeder geen gevolgen heeft voor de huidige situatie waarin de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige01] nu is vormgegeven met deze maatregelen. Daarom is de rechtbank aan die stelling van de moeder voorbijgegaan.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
beëindigt het ouderlijk gezag van [moeder01] , geboren op [geboortedatum02] 2000 in [geboorteplaats01] over [voornaam minderjarige01] ;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst het overig verzochte af;
6.4.
verzoekt de griffier om krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een aantekening te maken van deze beslissing in het centraal gezagsregister.
De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 1 september 2023 door mr. M. van Kuilenburg, voorzitter, tevens kinderrechter, en mrs. A.J. van Dijk en T. van den Akker, kinderrechters, in aanwezigheid van mr. M.M.C. van der Knaap als griffier, en op schrift gesteld op 29 september 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.