ECLI:NL:RBROT:2023:10125

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 oktober 2023
Publicatiedatum
1 november 2023
Zaaknummer
10406573 CV EXPL 23-8150
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betwisting van betalingsverplichting uit overeenkomst van opdracht met betrekking tot onbetaalde factuur

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, gaat het om een geschil tussen ALM Groep B.V. en een gedaagde partij over een overeenkomst van opdracht. ALM vordert betaling van € 1.710,27, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, omdat de gedaagde partij een factuur niet volledig heeft betaald. De gedaagde erkent een betalingsverplichting, maar betwist de hoogte van het bedrag en de verschuldigdheid van buitengerechtelijke kosten. De procedure omvat verschillende processtukken, waaronder dagvaardingen en antwoorden van beide partijen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij in totaal € 350,- heeft afgelost, waardoor het resterende bedrag dat nog betaald moet worden € 1.360,27 bedraagt. De rechter heeft ook geoordeeld dat de gedaagde partij geen recht heeft op een betalingsregeling, omdat zij niet aan de voorwaarden heeft voldaan die door ALM zijn gesteld. Bovendien zijn de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat de aanmaning niet voldeed aan de wettelijke vereisten. De kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van het resterende bedrag, inclusief proceskosten, en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10406573 CV EXPL 23-8150
datum uitspraak: 20 oktober 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
ALM Groep B.V.,
vestigingsplaats: Vlaardingen,
eiseres,
gemachtigde: [gemachtigde01] ,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J. van Egmond.
De partijen worden hierna ‘ALM’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 13 maart 2023, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de repliek;
  • de dupliek, met bijlagen;
  • de akte (conclusie) van ALM, met bijlagen;
  • de akte (antwoordakte) van [gedaagde01] .

2.Het geschil en de beoordeling

Waar gaat het om?
2.1.
ALM en [gedaagde01] hebben een overeenkomst van opdracht met elkaar gesloten uit hoofde waarvan ALM werkzaamheden heeft verricht en [gedaagde01] daarvoor moet betalen. Zij verschillen van mening over de hoogte van de betalingsverplichting, de mogelijkheid om in termijnen te betalen en de vraag of [gedaagde01] ook buitengerechtelijke kosten verschuldigd is geworden.
De eis van ALM en het verloop van de procedure
2.2.
In deze procedure vordert ALM betaling van € 1.710,27 met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De reden hiervan is dat zij werkzaamheden voor [gedaagde01] heeft verricht, terwijl [gedaagde01] de factuur niet volledig heeft betaald. ALM vordert verder dat [gedaagde01] wordt veroordeeld in de proces- en nakosten.
2.3.
[gedaagde01] is het niet helemaal eens met de vordering. Zij bevestigt dat zij nog een bedrag aan ALM moet betalen, maar inmiddels heeft zij meerdere aflossingen gedaan. Verder mocht [gedaagde01] in het verleden altijd in termijnen betalen en dat wil zij nu ook doen. ALM is echter niet akkoord gegaan met de door haar voorgestelde betalingsregeling van € 50,- per maand, terwijl ALM bij het sluiten van de overeenkomst al wist dat [gedaagde01] niet alles in één keer kon betalen. Vanwege haar financiële situatie is [gedaagde01] niet in staat om een hoger maandbedrag te voldoen. Verder is [gedaagde01] het niet eens met de buitengerechtelijke incassokosten, omdat ALM in haar aanmaningen geen correcte ingangsdatum van de betalingstermijn heeft genoemd. Tot slot verzoekt [gedaagde01] om compensatie van de proceskosten.
2.4.
ALM heeft op het antwoord van [gedaagde01] gereageerd en aangegeven geen vertrouwen te hebben in een betalingsregeling, te meer omdat [gedaagde01] het door haar toegezegde maandbedrag van € 50,- al niet betaalt. Ook is het niet waar dat partijen in het verleden altijd een betalingsregeling met elkaar hebben getroffen. Verder heeft [gedaagde01] diverse aanmaningen ontvangen en moet zij dus wel degelijk buitengerechtelijke kosten betalen.
2.5.
[gedaagde01] heeft op de repliek van ALM gereageerd. Het klopt dat zij twee keer geen € 50,- heeft afgelost, maar later heeft zij dit alsnog gedaan. In totaal heeft zij al € 400,- afgelost.
2.6.
ALM heeft op de dupliek van [gedaagde01] gereageerd en herhaald dat zij geen vertrouwen heeft in een betalingsregeling. De eerste betaling van € 50,- is pas acht maanden na het uitbrengen van de dagvaarding gedaan en [gedaagde01] lost niet elke maand € 50,- af. Ook klopt het niet dat partijen altijd een betalingsregeling treffen, omdat meerdere zaken direct door de partner of familieleden van [gedaagde01] zijn betaald en de voorschotnota ook in één keer is voldaan. Verder heeft ALM op 25 augustus 2022 een 14-dagenbrief gestuurd die aan de wettelijke vereisten voldoet.
2.7.
[gedaagde01] heeft op de akte van ALM gereageerd en aangevoerd dat zij juist al vóór het uitbrengen van de dagvaarding is gaan aflossen. De reden dat de voorschotnota wel in één keer is betaald, is dat zij gebonden was aan een (bezwaar)termijn. Zij betwist de ontvangst van de 14-dagenbrief van 25 augustus 2022 en herhaalt dat er geen correcte ingangsdatum van de betalingstermijn wordt genoemd.
2.8.
De kantonrechter concludeert dat [gedaagde01] nog € 1.360,27 met rente aan ALM moet betalen en zal hierna toelichten hoe tot deze beslissing tot stand is gekomen.
De betalingsverplichting van [gedaagde01]
de bedragen die [gedaagde01] al heeft betaald
2.9.
Bij de vaststelling van de hoogte van de hoofdsom (€ 1.710,27) heeft ALM rekening gehouden met twee aflossingen van € 50,- door [gedaagde01] , namelijk op 4 november
2022en 5 december
2022, en deze bedragen in mindering gebracht op het factuurbedrag van € 1.810,27. Deze betalingen zijn al vóór het uitbrengen van de dagvaarding (op 13 maart
2023) verricht en ALM vordert in de dagvaarding dan ook het restant van € 1.710,27..
2.10.
Uit de door partijen overgelegde stukken blijkt dat [gedaagde01] vervolgens op 13 maart 2023, 11 april 2023, 30 april 2023 (2 keer), 24 mei 2023, 30 juni 2023 en 28 juli 2023 € 50,- heeft betaald (totaal € 350,-). Aan hoofdsom resteert daarom: (€ 1.710,27 minus € 350,- =) € 1.360,27. Daarbij is de kantonrechter er van uit gegaan dat partijen het er over eens zijn dat die betalingen volledig in mindering strekken op de (resterende) hoofdsom en niet eerst op de kosten en de rente (artikel 6:44 BW) nu ALM de eerdere betalingen ook direct in mindering heeft gebracht op de hoofdsom.
rente
2.11.
ALM vordert rente over de (resterende) hoofdsom (€ 1.710,27) vanaf “de vervaldatum” tot aan de dag van volledige betaling. Uit haar stellingen blijkt dat met “de vervaldatum” wordt bedoeld: 14 dagen na de factuurdatum (van 1 juli 2022). De rente wordt daarom toegewezen over € 1.710,27 vanaf 15 juli 2022 op de wijze zoals hierna vermeld in de beslissing, omdat ALM genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde01] dat niet heeft betwist.
buitengerechtelijke incassokosten
2.12.
ALM heeft pas recht op deze vergoeding als een brief is gestuurd waarin [gedaagde01] de kans heeft gekregen om binnen de in de wet genoemde termijn alsnog zonder extra kosten te betalen (artikel 6:96 lid 6 BW). Nog los van de vraag of [gedaagde01] de brief van 25 augustus 2022 wel heeft ontvangen, staat in deze brief een termijn die niet voldoet aan de wet. De in artikel 6:96 lid 6 BW bedoelde veertiendagentermijn vangt namelijk (pas) aan ná de dag waarop de aanmaning door de schuldenaar is ontvangen. [1] In de overgelegde brief wordt [gedaagde01] verzocht het bedrag “binnen 14 dagen” te voldoen. Dat is dus te kort. De vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt daarom afgewezen.
betalingsregeling
2.13.
ALM is niet verplicht mee te werken aan een betalingsregeling en kan als opdrachtnemer aan een eventuele regeling voorwaarden stellen, wat zij in dit geval heeft gedaan door [gedaagde01] de mogelijkheid te geven het bedrag in drie termijnen te voldoen. [gedaagde01] heeft vanwege haar financiële situatie niet aan die voorwaarden kunnen voldoen. Dat kan niet aan ALM worden tegengeworpen en kan dan ook niet leiden tot het afwijzen van de vordering.
2.14.
Verder geldt dat de kantonrechter aan partijen geen betalingsregeling kan opleggen. Het is aan partijen om – indien gewenst – zelf afspraken daarover te maken.
Proceskosten
2.15.
[gedaagde01] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). Zij is terecht gedagvaard, omdat ALM op dat moment een opeisbare vordering op haar had. Dat partijen daarna geen overeenstemming over een betalingsregeling hebben kunnen bereiken, maakt niet dat de proceskosten gecompenseerd moeten worden.
2.16.
De kantonrechter stelt de proceskosten aan de kant van ALM tot vandaag vast op € 107,32 aan dagvaardingskosten, € 365,- aan griffierecht en € 497,50 aan salaris voor de gemachtigde (2,5 punten x € 199,-). Dit is totaal € 969,82. Voor kosten die ALM maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] ook een bedrag betalen van € 99,50 (½ punt x € 199,-). Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853). De wettelijke rente wordt toegewezen.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.17.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan ALM te betalen € 1.360,27 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over € 1.710,27 vanaf 15 juli 2022 en vervolgens het saldo dat aan hoofdsom, exclusief kosten, telkens, na elke debetmutatie, heeft uitgestaan, tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, die aan de kant van ALM tot vandaag worden vastgesteld op € 969,82 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag dat volledig is betaald;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en in het openbaar uitgesproken.
43416

Voetnoten