In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een kort geding tussen J&C Fine Food B.V. (eiseres) en Marcan Vastgoed B.V. (gedaagde) over de opschorting van de betalingsverplichting van J&C voor een gehuurde ruimte. J&C huurt sinds 8 november 2018 een ruimte van Marcan en heeft recentelijk ook een aangrenzende ruimte gehuurd die op 2 oktober 2023 is opgeleverd. Marcan heeft echter in 2020 het huurcontract opgezegd, wat J&C niet heeft geaccepteerd. J&C heeft een procedure aangespannen om de opschorting van de huurbetalingen te verzoeken, omdat zij van mening is dat de beëindiging van het huurcontract door Marcan een onvoorziene omstandigheid is die haar huurgenot beperkt. Marcan daarentegen betwist de spoedeisendheid van de eis en stelt dat J&C geen recht heeft op opschorting van de huurbetalingen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 17 oktober 2023 is de zaak besproken, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de eis van J&C niet kan worden toegewezen in kort geding, omdat het hier gaat om een verzoek om een verklaring voor recht, wat niet in kort geding kan worden behandeld. De rechter heeft ook vastgesteld dat J&C de proceskosten moet betalen, omdat zij ongelijk heeft gekregen. De proceskosten zijn vastgesteld op € 793,00 aan salaris voor de gemachtigde van Marcan, met de mogelijkheid van bijkomende kosten na de uitspraak. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard voor wat betreft de proceskostenveroordeling.