ECLI:NL:RBROT:2023:10063

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 oktober 2023
Publicatiedatum
31 oktober 2023
Zaaknummer
C/10/662121 / FA RK 23-5136 en C/10/666464 / JE RK 23-2351
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag en verlenging van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, uitgesproken op 5 oktober 2023, is de noodzaak van gezagsbeëindiging van de ouders over de minderjarige [voornaam minderjarige01] beoordeeld. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om te onderzoeken of beëindiging van het ouderlijk gezag noodzakelijk was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige, geboren in 2006, in een pleeggezin verblijft en dat er een ondertoezichtstelling loopt die op 17 november 2023 afloopt. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de vader heeft zich niet open gesteld voor contact met de GI en heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor de zorg van de minderjarige. De moeder heeft in het verleden problemen gehad, maar heeft recentelijk stappen ondernomen om haar leven op orde te krijgen en werkt samen met de GI. De rechtbank concludeert dat beëindiging van het gezag van de vader noodzakelijk is, terwijl het gezag van de moeder niet beëindigd hoeft te worden. Daarnaast heeft de rechtbank de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige verlengd tot 26 juli 2024, om de stabiliteit en continuïteit in zijn leven te waarborgen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummers: C/10/662121 / FA RK 23-5136 en C/10/666464 / JE RK 23-2351
Datum uitspraak: 5 oktober 2023
Beschikking van de meervoudige kamer over de noodzaak van gezagsbeëindiging
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige01],
geboren op [geboortedatum01] 2006 in [geboorteplaats01] , hierna te noemen [voornaam minderjarige01] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[moeder01],
hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats01] ,
advocaat mr. D. Abotay te Schiedam,
[vader01],
hierna te noemen de vader, wonende in [woonplaats01] ,
advocaat mr. W.H.J.W. de Brouwer te Rotterdam,
[pleegmoeder01] en [pleegvader01],
hierna te noemen de pleegouders, wonende te [woonplaats01] ,
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 13 juli 2023;
  • het verweerschrift van mr. Abotay, de advocaat van de moeder, binnengekomen bij de rechtbank op 28 augustus 2023;
  • de beschikking van deze rechtbank van 4 november 2022, ambtshalve toegevoegd aan het dossier;
  • het mondelinge verzoek van 1 september 2023, gevolgd door de schriftelijke uitwerking daarvan met bijlagen van de GI, binnengekomen bij de rechtbank op
3 oktober 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 1 september 2023. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met advocaat mr. Abotay;
  • mr. De Brouwer, de advocaat van de vader;
- een vertegenwoordiger van de Raad, dhr. [naam01] ;
- drie vertegenwoordigers van de GI, mw. mw. [naam02] , mw. [naam03] en mw. [naam04] ;
- de pleegouders.
De rechtbank heeft bijzondere toegang verleend aan mw. [naam05] , werkzaam bij Timon Pleegzorg.
De vader is niet verschenen. De rechtbank stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.
1.3.
De rechtbank heeft [voornaam minderjarige01] naar zijn mening gevraagd. [voornaam minderjarige01] heeft hierover een gesprek gevoerd met de voorzitter van de meervoudige kamer. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter samengevat wat [voornaam minderjarige01] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] .
2.2.
[voornaam minderjarige01] verblijft in een pleeggezin.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 4 november 2022 de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] verlengd tot 17 november 2023.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 4 november 2022 de machtiging verlengd [voornaam minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg tot 17 november 2023.
2.5.
De GI heeft de Raad gevraagd te onderzoeken of beëindiging van het ouderlijk gezag van de vader en moeder over [voornaam minderjarige01] noodzakelijk is. Op 7 juni 2023 is het onderzoek van de Raad afgerond. De Raad concludeert dat geen gezagsbeëindigende maatregel voor [voornaam minderjarige01] nodig is.
2.6.
De GI die de ondertoezichtstelling over [voornaam minderjarige01] uitvoert, heeft de Raad verzocht het oordeel van de rechtbank te vragen, of beëindiging van het ouderlijk gezag van de vader en de moeder over [voornaam minderjarige01] noodzakelijk is.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt te beoordelen of beëindiging van het gezag van de vader en de moeder over [voornaam minderjarige01] noodzakelijk is.
3.2.
De Raad licht het verzoek ter zitting als volgt toe. Het is niet in het belang van [voornaam minderjarige01] om het gezag van beide ouders of een van de ouders te beëindigen. Dat heeft onder meer te maken met de leeftijd van [voornaam minderjarige01] , zijn plek in het pleeggezin en het contact met de moeder. [voornaam minderjarige01] wil zich eigenlijk niet uitlaten over de gezagspositie van de ouders. Het is ingewikkeld dat [voornaam minderjarige01] bij de GI een andere boodschap overbrengt dan hij -volgens de interpretatie van de raadsonderzoeker- bij de Raad heeft gedaan. Uit het raadsrapport komt naar voren dat [voornaam minderjarige01] deze procedure bij de rechtbank erg spannend vindt. Omdat [voornaam minderjarige01] volgend jaar achttien jaar wordt, hoeft er nog maar één zitting plaats te vinden in het kader van een eventuele verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing. Wellicht kan de GI vandaag ter zitting mondeling een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling doen, zodat hier tijdens deze zitting ook op kan worden beslist. Op deze manier wordt [voornaam minderjarige01] niet meer belast met spanning rondom zittingen.

4.De standpunten

4.1.
De GI stelt zich op het standpunt dat een gezagsbeëindigende maatregel het geëigende middel is om recht te doen aan de situatie van [voornaam minderjarige01] . De doelen van de ondertoezichtstelling zijn behaald. Als de GI vraagt naar de gezagspositie van de ouders, vindt [voornaam minderjarige01] het lastig om daar een antwoord op te geven. Hij vertelt dan vooral over praktische zaken. [voornaam minderjarige01] kan er niet op vertrouwen dat zijn ouders het initiatief nemen om dingen, zoals schoolboeken of scooterrijlessen, te regelen. Dat levert spanning bij hem op. Ondanks de stappen die zijn gemaakt, is er sprake van blijvende lijdensdruk bij [voornaam minderjarige01] . [voornaam minderjarige01] weet zich staande te houden, maar dat vraagt veel van hem en van zijn omgeving. De betrokkenheid van Youz en pleegzorg is hard nodig. Daarnaast heeft [voornaam minderjarige01] veel baat bij de betrokkenheid van de GI. Met de moeder heeft de GI nu wel een samenwerkingsrelatie opgebouwd. Dat heeft lang geduurd. De moeder werkt mee om dingen te regelen voor [voornaam minderjarige01] en heeft zich ingespannen om een financiële bijdrage te kunnen leveren. Een samenwerking met de vader loopt steeds spaak. De vader wordt geïnformeerd over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige01] , maar hij kiest ervoor om niet zijn verantwoordelijkheid te nemen. De relatie tussen de vader en de pleegouders is niet te herstellen na alles wat er gebeurd is. De GI realiseert zich dat een beëindiging van het ouderlijk gezag heel ingrijpend is, maar stelt dat de maatregel nodig is om ruimte te maken voor onbelast contact tussen [voornaam minderjarige01] en de ouders.
De GI verzoekt om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] te verlengen tot aan zijn meerderjarigheid.
4.2.
De advocaat van de vader brengt naar voren dat de vader zich refereert aan het oordeel van de rechtbank wat betreft het verzoek tot beoordeling van de noodzaak tot beëindiging gezag. Hij wil niet in de strijd worden betrokken. Overigens zou de vader er geen problemen mee hebben als de moeder met het eenhoofdig gezag wordt belast.
Tijdens een korte schorsing van de mondelinge behandeling heeft de advocaat van de vader met de vader gesproken. De vader kan instemmen met een verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] .
4.3.
Namens en door de moeder is verweer gevoerd. Primair verzoekt de moeder om niet over te gaan tot beëindiging van het gezag van de ouders. Subsidiair verzoekt de moeder haar te belasten met het eenhoofdig gezag. De moeder ontkent niet dat er in het verleden dingen zijn voorgevallen, maar zij doet nu wat zij als ouder moet doen. Zij verleent medewerking en heeft contact met [voornaam minderjarige01] en de hulpverlening. Daarnaast luistert de moeder naar de adviezen van de hulpverlening. Vooruitlopend op een eventueel verlengingsverzoek van de GI, geeft de moeder aan dat zij daartegen geen verweer zal voeren. Het geeft [voornaam minderjarige01] de meeste rust als de situatie blijft zoals deze nu is.
4.4.
De pleegouders laten zich niet uit over de noodzaak van een beëindiging van het ouderlijk gezag. Dat is iets tussen de Raad en de GI. Het gaat best goed met [voornaam minderjarige01] , maar hij heeft het wel zwaar en veel aan zijn hoofd. Op vakantie kwam [voornaam minderjarige01] naar de pleegouders toe en vertelde hij dat hij er net achter was gekomen dat hij al een paar dagen nergens aan had gedacht. Zijn stresslevel is ontzettend hoog. [voornaam minderjarige01] krijgt van iedereen complimenten dat hij het zo goed doet, maar hij lijkt niet te weten hoe het is om ongecompliceerd te leven.
De pleegmoeder merkt op dat het raadsonderzoek niet prettig is verlopen. Het huisbezoek was niet zoals de pleegouders waren gewend. Daar komt bij dat er veel fouten in de rapportage staan. Ook herkennen de pleegmoeder en [voornaam minderjarige01] zich niet in de gespreksverslagen die zijn opgesteld door de Raad.

5.De mening van [voornaam minderjarige01]

heeft aan de voorzitter van de meervoudige kamer verteld dat hij het ouderlijk gezag een te groot onderwerp vindt om iets over te zeggen. [voornaam minderjarige01] sport veel om te ontspannen. Hij gaat naar de sportschool of gaat een rondje hardlopen.
Eens in de drie weken gaat [voornaam minderjarige01] naar Youz. De gesprekken bij Youz helpen hem heel erg.
vindt het fijn dat de GI betrokken is

6.De mening van de informant

Mevrouw [naam05] van Timon Pleegzorg stelt dat het onderzoek naar een gezagsbeëindigende maatregel jaren te laat is gekomen. Op het moment dat de begeleiding van Pleegzorg in het vrijwillig kader niet meer mogelijk bleek en de GI betrokken raakte, heeft Pleegzorg bij de GI aangegeven dat een gezagsbeëindigende maatregel moest worden overwogen. Op dat moment zaten de ouders ontzettend in de weerstand.
Over het verslag van haar gesprek met de Raad dat in het raadsrapport is geplaatst, geeft mevrouw [naam05] aan dat dit niet de versie is die zij heeft goedgekeurd. De moeder houdt heel veel van [voornaam minderjarige01] en heeft het beste met hem voor. [voornaam minderjarige01] wil soms aan de moeder uitleggen wat hij lastig vindt in het contact met haar. De moeder wil daar dan rekening mee houden, maar dat lukt haar niet altijd. Het contact met de vader loopt al jaren ontzettend moeilijk. [voornaam minderjarige01] heeft zich daar in eerste instantie heel erg voor ingespannen. De vader legt de verantwoordelijkheid steeds bij [voornaam minderjarige01] .
[voornaam minderjarige01] heeft een structuur opgebouwd in zijn leven met school, sporten en werken. Als die structuur ontbreekt, stort [voornaam minderjarige01] in. Toen [voornaam minderjarige01] de overstap maakte naar het mbo en zijn scooterrijbewijs wilde gaan halen, werd hij geconfronteerd met het feit dat zijn ouders niet (financieel) voor hem konden of wilden zorgen.

7.De beoordeling

Ten aanzien van de noodzaak beëindiging van het gezag van de vader en de moeder

7.1.
Op 28 oktober 2022 heeft de Raad een verzoek van de GI ontvangen tot onderzoek naar een gezagsbeëindiging van de ouders van [voornaam minderjarige01] . Na afronding van het onderzoek op 7 juni 2023 heeft de Raad geconcludeerd dat het niet in het belang van [voornaam minderjarige01] is om het gezag van beide ouders of een van de ouders te beëindigen. De Raad gaat daarom niet over tot een verzoek tot beëindiging van het gezag van de ouders van [voornaam minderjarige01] . De GI is het niet eens met de conclusie van de Raad. Ingevolge artikel 1:267, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de gecertificeerde instelling dan de Raad voor de Kinderbescherming verzoeken het oordeel van de rechtbank te vragen of beëindiging van het gezag noodzakelijk is. In dat geval kan de rechtbank de beëindiging van het gezag ambtshalve uitspreken.
7.2.
Op grond van artikel 1:266, eerste lid, BW kan de rechter het gezag van een ouder beëindigen, indien:
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
7.3.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige01] een belast verleden kent. Hij is in zijn nog jonge leven geconfronteerd met de echtscheiding van de ouders, GGZ-problematiek van de moeder en alcohol- en drugsproblematiek van de vader. Dit maakt dat [voornaam minderjarige01] zich -thuis bij de ouders- onvoldoende veilig heeft kunnen voelen. Vanaf november 2017 heeft [voornaam minderjarige01] eens in de twee weken een weekend bij het pleeggezin en doordeweeks bij de vader verbleven. In juni 2018 is [voornaam minderjarige01] met toestemming van beide ouders volledig bij het pleeggezin gaan wonen. In het pleeggezin ontwikkelt [voornaam minderjarige01] zich goed. Alle betrokkene zijn het er over eens dat het perspectief van [voornaam minderjarige01] bij de pleegouders ligt.
7.4.
De GI stelt dat een gezagsbeëindiging noodzakelijk is om voor [voornaam minderjarige01] de rust en ruimte te creëren die nodig zijn om kind te kunnen zijn en onbelast contact met de ouders mogelijk te maken. Beëindiging van het gezag van de ouders zal duidelijkheid bieden over hun juridische positie en verplichtingen. Volgens de GI brengt de huidige (gezags)situatie veel onzekerheid en stress met zich mee voor [voornaam minderjarige01] . Ter zitting heeft de Raad, na alle standpunten het hebben aangehoord, aangegeven dat zij kunnen meegaan in een gezagsbeëindiging van de vader.
7.5.
Ten aanzien van het gezag van de vader overweegt de rechtbank het volgende. De vader heeft enkele maanden na de beslissing tot ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] aangegeven dat hij niet openstaat voor contact met de GI. Tot op heden heeft de vader dit contact dan ook afgehouden. Ook voor de hulpverlening houdt de vader de deur dicht. Het contact tussen de vader en de pleegouders is ernstig verstoord, nadat de vader zich in 2020 meerdere keren dreigend heeft geuit richting de pleegouders. Met [voornaam minderjarige01] heeft de vader al lange tijd geen contact. De vader schrijft in zijn brief van 30 mei 2023 aan de Raad dat hij het contact met [voornaam minderjarige01] wil herstellen, maar hij lijkt daar enkel op zijn eigen voorwaarden aan te willen meewerken. In gesprek met de voorzitter van de meervoudige kamer heeft [voornaam minderjarige01] verteld dat hij graag met de vader in gesprek wil om een en ander uit te praten. De vader zou echter alleen openstaan voor contact via de mail. De vader verleent geen medewerking en/of toestemming als er belangrijke zaken rondom [voornaam minderjarige01] moeten worden geregeld. De vader lijkt de verantwoordelijkheid voor zaken als contactherstel bij [voornaam minderjarige01] neer te leggen. Hierdoor ervaart [voornaam minderjarige01] een gevoel van teleurstelling, wantrouwen en onveiligheid. De pleegouders en pleegzorg geven aan dat [voornaam minderjarige01] veel spanning en stress van de situatie ervaart.
7.6.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat beëindiging van het gezag van de vader noodzakelijk is. Er wordt voldaan aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a, BW. De rechtbank zal daarom ambtshalve de beëindiging van het gezag van de vader uitspreken.
7.7.
Ten aanzien van het gezag van de moeder overweegt de rechtbank het volgende. De moeder erkent dat zij in het verleden niet altijd beschikbaar is geweest voor [voornaam minderjarige01] , vanwege eigen problematiek. De afgelopen tijd heeft de moeder hard gewerkt op haar leven op orde te krijgen. Dit wordt in de stukken bevestigd door CoachPoint. De moeder staat open voor een samenwerking met de GI en de pleegzorgwerker. Sinds oktober 2021 vinden (half) begeleide bezoeken plaats tussen de moeder en [voornaam minderjarige01] . Ook hebben zij contact met elkaar via WhatsApp. Wel wordt gezien dat de moeder in het contact met [voornaam minderjarige01] nog weleens voorbij kan gaan aan de wensen en behoeften van [voornaam minderjarige01] . De moeder stelt dat [voornaam minderjarige01] belangrijke zaken met haar bespreekt en dat hij haar (indien nodig) om toestemming vraagt. De GI erkent dat de moeder meewerkt om dingen voor [voornaam minderjarige01] te regelen. Hierbij valt te denken aan de inschrijving op school of het openen van een bankrekening voor [voornaam minderjarige01] .
7.8.
Dit maakt dat de rechtbank van oordeel is dat beëindiging van het gezag van de moeder niet noodzakelijk is.
Ten aanzien van het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01]
7.9.
Omdat het ouderlijk gezag van de vader zal worden beëindigd, zal de moeder alleen het gezag over [voornaam minderjarige01] uitoefenen en komt de rechtbank niet toe aan benoeming van een voogd. Wel dient de rechtbank zich nu te buigen over het mondelinge verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] te verlengen tot aan zijn meerderjarigheid. De GI heeft ter zitting (subsidiair) verzocht om deze maatregelen te verlengen, zodat kan worden voorkomen dat [voornaam minderjarige01] opnieuw wordt belast met de spanningen rondom een zitting. De ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing lopen immers op 17 november 2023 af. Allebei de ouders hebben aangegeven in te stemmen met een verlenging. Vaststaat dat het perspectief van [voornaam minderjarige01] niet meer bij een van de ouders ligt. [voornaam minderjarige01] zal verder opgroeien in het huidige pleeggezin. Om deze plaatsing te bestendigen is een verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing nodig. Een overstap naar het vrijwillig kader is volgens de GI niet mogelijk als gevolg van incidenten die hebben plaatsgevonden, waardoor het onderlinge vertrouwen tussen de ouders en de pleegouders is geschaad. Bovendien heeft [voornaam minderjarige01] aangegeven dat hij de betrokkenheid van de GI prettig vindt.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 BW. Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265c, tweede lid, BW. De rechtbank zal daarom de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] verlengen tot aan zijn meerderjarigheid, te weten tot 26 juli 2024.

8.De beslissing

De rechtbank:
Ten aanzien van de noodzaak tot beëindiging van het gezag van ouders:
8.1.
beëindigt ambtshalve het ouderlijk gezag van [vader01] , geboren op [geboortedatum02] 1968 te [geboorteplaats02] over [voornaam minderjarige01] ;
8.2.
wijst af het anders of meer verzochte;
Ten aanzien van het verzoek tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing:
8.3.
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] tot 26 juli 2024;
8.4.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een voorziening voor pleegzorg tot 26 juli 2024;
8.5.
verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J. van Dijk, voorzitter, tevens kinderrechter, en mrs. T. van den Akker en J.S. van den Berge, kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken op
5 oktober 2023, in aanwezigheid van mr. M.M.C. van der Knaap als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.