In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 oktober 2022 uitspraak gedaan in een arbeidsgeschil tussen [eiser01] en [gedaagde01], [gedaagde02] en [gedaagde03]. De zaak betreft een geschil over de betaling van een bedrag van € 660,00 dat door [gedaagde01] als voorschot op het loon voor de maand februari 2021 werd gekwalificeerd. [eiser01] heeft betoogd dat dit bedrag niet als voorschot kan worden aangemerkt, omdat er geen schriftelijke vastlegging van het voorschot is en dat de loonspecificaties niet kloppen. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat [gedaagde01] niet heeft gereageerd op de nadere stellingen van [eiser01] en dat het bewijs dat door [gedaagde01] is overgelegd onvoldoende is om te concluderen dat het bedrag van € 660,00 daadwerkelijk een voorschot op het loon betreft. Hierdoor is [eiser01] geslaagd in het leveren van tegenbewijs.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde01] niet gerechtigd was om het bedrag van € 660,00 te verrekenen met het loon over de maand mei 2021. De vordering van [eiser01] tot betaling van dit bedrag is toegewezen, evenals de wettelijke verhoging van 50% en de wettelijke rente. Daarnaast zijn de proceskosten aan de zijde van [eiser01] toegewezen, omdat [gedaagde01], [gedaagde02] en [gedaagde03] grotendeels ongelijk hebben gekregen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.