ECLI:NL:RBROT:2022:9959

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 september 2022
Publicatiedatum
17 november 2022
Zaaknummer
10009960 CV EXPL 22-22366
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van verzekeringspremie door zorgverzekeraar

In deze zaak heeft VGZ Zorgverzekeraar N.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde01] voor het betalen van een openstaande verzekeringspremie. De vordering betreft een bedrag van € 634,60, dat door [gedaagde01] niet is betaald, en is beperkt tot € 500,00 om hogere griffiekosten te voorkomen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een zorgverzekeringsovereenkomst tussen VGZ en [gedaagde01] bestaat, waarbij [gedaagde01] verplicht was om maandelijks premie en eigen risico te betalen. Ondanks aanmaningen heeft [gedaagde01] geen volledige betaling verricht, wat heeft geleid tot deze rechtszaak. Tijdens de procedure heeft [gedaagde01] erkend dat hij de vordering niet kon betalen en heeft hij aangegeven een betalingsregeling te willen treffen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering tot € 500,00 toewijsbaar is, aangezien [gedaagde01] de verschuldigdheid van de bedragen niet heeft betwist. De buitengerechtelijke incassokosten en rente zijn niet meer gevorderd door VGZ, gezien de beperking van de vordering. De proceskosten zijn vastgesteld op € 332,74, die [gedaagde01] moet betalen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10009960 CV EXPL 22-22366
datum uitspraak: 23 september 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
VGZ Zorgverzekeraar N.V.,
vestigingsplaats: Arnhem,
eiseres,
gemachtigde: Inkassier Gerechtsdeurwaarder en Incasso,
tegen
[gedaagde01] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
zonder gemachtigde.
De partijen worden hierna ‘VGZ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 10 juni 2022, met bijlagen;
  • de aantekeningen van het op de rolzitting van 23 juli 2022 door [gedaagde01] gegeven mondelinge antwoord.

2..De feiten

2.1.
Tussen VGZ als zorgverzekeraar en [gedaagde01] als verzekeringnemer is een zorgverzekeringsovereenkomst tot stand gekomen als bedoeld in de Zorgverzekeringswet.
2.2
Uit hoofde van deze overeenkomst is [gedaagde01] gehouden om maandelijks premie en daarnaast een bedrag aan eigen risico te betalen.
2.3
Door en namens VGZ is [gedaagde01] aangemaand om tot betaling van openstaande bedragen over te gaan.

3..Het geschil

3.1.
VGZ eist samengevat:
  • [gedaagde01] te veroordelen aan haar te betalen € 500,00 met rente;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
VGZ baseert de eis op het volgende.
VGZ legt nakoming van de betalingsverplichting die voortvloeit uit de met [gedaagde01] gesloten zorgverzekeringsovereenkomst aan haar vordering ten grondslag. VGZ heeft de uit hoofde van de verzekering door [gedaagde01] verschuldigde bedragen bij hem in rekening gebracht. Van deze bedragen heeft [gedaagde01] € 634,60 onbetaald gelaten. De betalingsachterstand heeft betrekking op de premies over de maanden juni 2021, augustus 2021, oktober 2021, december 2021 en maart 2022 en een tweetal declaraties van 11 maart 2022 inzake zorgkosten voor eigen rekening. Ondanks dat [gedaagde01] schriftelijk is aangemaand, is geen (volledige) betaling ontvangen. VGZ was hierdoor genoodzaakt haar vordering uit handen te geven. VGZ heeft het volgende te vorderen:
Hoofdsom: € 634,60
Wettelijke rente tot 1 juni 2022: € 7,24
Buitengerechtelijke incassokosten:
€ 96,04
Totaal: € 737,88
Voldaan:
€ 105,47 -/-
Totaal: € 632,41
Om haar moverende redenen beperkt VGZ haar vordering vooralsnog tot een bedrag van
€ 500,-, maar reserveert uitdrukkelijk haar rechten voor het resterende deel. Met deze beperking wordt een hoger bedrag aan griffiegeld voorkomen.
3.3.
[gedaagde01] erkent de vordering. Hij heeft een onderneming waarmee het de afgelopen jaren niet goed is gegaan. Daardoor kon hij de vordering niet betalen. [gedaagde01] wil graag een betalingsregeling treffen.

4..De beoordeling

4.1.
[gedaagde01] heeft de verschuldigdheid van de gevorderde premiebedragen en de declaraties inzake zorgkosten voor eigen rekening niet betwist. Het gevorderde, in hoogte beperkte bedrag van € 500,-, zal daarom worden toegewezen.
buitengerechtelijke incassokosten en rente
4.2.
Doordat VGZ haar vordering tot een bedrag van € 500,00 heeft beperkt worden de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente feitelijk niet meer gevorderd. Deze vorderingen heven daarom niet meer te worden beoordeeld.
4.3.
Op grond van artikel 6:29 BW is de kantonrechter niet bevoegd om zonder instemming van VGZ een betalingsregeling vast te stellen. Voor het treffen van een betalingsregeling moet [gedaagde01] daarom contact opnemen met de gemachtigde van VGZ.
proceskosten
4.4.
[gedaagde01] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van VGZ tot vandaag vast op € 129,74 aan dagvaardingskosten, € 128,00 aan griffierecht en € 75,-- aan salaris voor de gemachtigde (1 punt x € 75,00 tarief). Dit is totaal € 332,74.
Voor kosten die VGZ maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] ook een bedrag betalen van
€ 37,50 (1/2 punt x € 75,-- tarief met een maximum van € 124,-). Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853).
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.5.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan VGZ te betalen € 500,00 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, aan de kant van VGZ tot vandaag vastgesteld op € 332,74;
verstaat dat de in de verschotten begrepen dagvaardingskosten zijn te verhogen met de btw daarover;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.L. spierings en in het openbaar uitgesproken.
426