ECLI:NL:RBROT:2022:994

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 februari 2022
Publicatiedatum
14 februari 2022
Zaaknummer
10/326585-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf voor openlijk in vereniging geweld plegen tijdens rellen op de Coolsingel te Rotterdam

Op 10 februari 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die betrokken was bij de rellen op 19 november 2021 op de Coolsingel in Rotterdam. De verdachte werd beschuldigd van openlijk in vereniging geweld plegen tegen politievoertuigen. Tijdens de rellen, die aanvankelijk begonnen als een demonstratie tegen coronamaatregelen, escaleerde de situatie snel. De verdachte heeft actief deelgenomen aan het geweld door onder andere een tafelblad en een brandblusser naar politieauto's te gooien. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld, wat leidde tot zijn veroordeling.

De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en een vrijheidsbeperkende maatregel. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van het openlijk geweld. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de eerdere veroordelingen van de verdachte en zijn houding tijdens de zitting, waar hij geen spijt toonde voor zijn daden.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 10 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 5.000 aan de benadeelde partij, Politie Eenheid Rotterdam, voor de materiële schade aan de politievoertuigen. De rechtbank wees de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk, en bepaalde dat de wettelijke rente vanaf 19 november 2021 verschuldigd is.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/326585-21
Datum uitspraak: 10 februari 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in Justitieel Complex Schiphol te Badhoevedorp,
raadsman mr. C.L van Oostveen, advocaat te Den Haag.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 25 en 27 januari 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.E.I. Steen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar;
  • oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr), te weten dat de verdachte zich met ingang van heden gedurende een periode van 2 jaar niet zal bevinden binnen een straal van 1 kilometer van de Coolsingel in Rotterdam, met bevel dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 1 week, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
  • dat zal worden bevolen dat de op te leggen maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

4..Waardering van het bewijs

Standpunt verdediging.
Aangevoerd is dat de verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat geen sprake is van openlijk geweld. Een samenwerkingsverband in die zin dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking ontbreekt. De enkele aanwezigheid in elkaars nabijheid in een bepaalde sfeer is daarvoor onvoldoende.
Beoordeling
Van 'in vereniging' plegen van geweld in de zin van art. 141, eerste lid, Sr is sprake indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt, is dus niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die 'in vereniging' geweld pleegt (ECLI:NL:HR:2011:BO9823). Van nauwe en bewuste samenwerking kan echter ook sprake zijn bij een meer diffuus samenstel van uiteenlopende gerichte geweldshandelingen, dat plaatsvindt binnen een ongestructureerd, mogelijk spontaan samenwerkingsverband met een eigen – soms moeilijk doorzichtige – dynamiek (ECLI:NL:HR:2016:1320).
In het onderhavige geval is op de zich in het dossier bevindende camerabeelden te zien dat een enorme mensenmassa zich op een gegeven moment richt tegen de op de Bulgersteyn geparkeerd staande politievoertuigen en deze begint te vernielen. De verdachte maakte deel uit van de groep demonstranten die zich bezighield met het plegen van dat geweld en vormde daarvan een belangrijk onderdeel: hij heeft een tafelblad op en door de ruiten van de voertuigen gegooid, geschopt tegen een politieauto en een fiets en een brandblusser tegen een politieauto gegooid. Geoordeeld wordt dat de rol van de verdachte veel verder is gegaan dan zijn enkele aanwezigheid in de groep en dat hij binnen de groep waarvan hij deel uitmaakte ook een voldoende significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij, op 19 november 2021 te Rotterdam
openlijk, te weten op/aan de Bulgersteyn, in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen goederen, te weten
politievoertuigen, te weten
-een Mercedes Vito met kenteken [kentekennummer 1] en
-een Volkswagen Touran met kenteken [kentekennummer 2] en
-een Mercedes B klasse met kenteken [kentekennummer 3]
door
- een tafelblad te gooien door/tegen/op een ruit van
voornoemde Mercedes Vito, en
-te trappen/schoppen tegen een geopend bestuurdersportier van voornoemde
Mercedes Vito, en
-een fiets gooien tegen de voorruit van voornoemde
Volkswagen Touran, en
-een brandblusser te gooien door de voorruit van
voornoemde Volkswagen Touran, en
-meermalen met een tafelblad te slaan op één of meer
ruiten van voornoemde Mercedes B klasse,
terwijl hij, verdachte deze goederen opzettelijk heeft vernield.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen, terwijl de schuldige opzettelijk goederen vernielt.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Op vrijdagavond 19 november 2021 werd via verschillende social media een demonstratie aangekondigd tegen de coronamaatregelen. Aanvankelijk gaven slechts enkele tientallen mensen gehoor aan deze oproep, maar binnen een half uur groeide dit groepje uit tot een menigte van naar schatting van de politie zo’n duizend man, hoofdzakelijk in het zwart gekleed en met gezichtsbedekking op. De grote menigte en de dreigende sfeer was de reden om naast de politie ook ME in te zetten.
De ontstane situatie werd achteraf door meerdere agenten omschreven als een ‘oorlogsgebied’: er werd voortdurend zwaar vuurwerk afgestoken, er werden branden gesticht en mensen belaagden de agenten en andere hulpverleners met stenen en andere harde voorwerpen. Zelfs toen de politie trachtte een veilige situatie te creëren voor de brandweer opdat deze kon blussen, bleven mensen gericht stenen gooien in de richting van de agenten en de brandweerlieden. Dat resulteerde erin dat de brandweer haar pogingen om te blussen moest staken. De agenten hebben waarschuwingsschoten gelost en zich zelfs genoodzaakt gezien om gericht te schieten.
Toen de politie op een gegeven moment door de rellende menigte gedwongen werd zich terug te trekken, hebben zij vier politievoertuigen moeten achterlaten. De uitzinnige menigte heeft zich vervolgens op die voertuigen gestort: men trapte en schopte tegen de auto’s en bussen, er werden onder meer fietsen, verkeersborden en tafels gebruikt om de voertuigen kapot te slaan en er werd brand in gesticht.
Uit beschrijvingen van aanwezige agenten komt een ontluisterend beeld naar voren: zij hebben letterlijk doodsangsten uitgestaan en begrijpen nog steeds niet waar de tegen de politie geuite haat van de menigte, die als een golf van agressie over hen en hun voertuigen heen spoelde, vandaan kwam. Ze hebben lichamelijke en psychische klachten ervaren, variërend van blauwe plekken, spierpijn en slecht slapen tot zenuwschade en blijvende gehoorschade.
De verdachte heeft deelgenomen aan deze rellen door een tafelblad op en door de ruiten van politieauto’s te gooien, door te schoppen tegen een politieauto en door een fiets en een brandblusser door de voorruit van een politieauto te gooien. Dat rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 december 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten. De verdachte pleegde het onderhavige feit relatief kort na een eerdere veroordeling voor een geweldsdelict en binnen de proeftijd van de hem daarvoor opgelegde deels voorwaardelijke straf.
Ook heeft de rechtbank een rapport van Reclassering Nederland ontvangen, waaruit onder meer het volgende naar voren komt.
Op grond van het onderhavige delict in combinatie met de eerdere veroordelingen lijkt sprake te zijn van een delictpatroon. Vergeefs is geprobeerd de verdachte te motiveren voor een behandeling gericht op agressieregulatie en zo te werken aan gedragsverandering. De verdachte weigert toestemming om met referenten te spreken, waardoor het niet goed mogelijk is om een goed beeld van de verdachte te krijgen. De verdachte staat niet open voor een nieuw reclasseringstoezicht.
De rechtbank ziet de inhoud van het reclasseringsrapport bevestigd in de houding van de verdachte tijdens de terechtzitting, waar de verdachte heeft verklaard dat hij geen spijt heeft van wat hij heeft gedaan en dat hij daar ook nu nog steeds volledig achter staat. De door hem gepleegde geweldshandelingen waren gericht tegen de coronamaatregelen en een ieder die de verdachte hiervoor verantwoordelijk acht, waaronder kennelijk ook de politie. De door de verdachte uitgesproken verwachting dat als de rellen nog een paar dagen doorgegaan waren, de overheid het coronabeleid wel zou hebben aangepast, geven blijk van het volstrekt ontbreken van ieder respect voor welke overheidsinstantie dan ook.
Een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering/schending van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)?
Aangevoerd is dat sprake is van schending van artikel 22 van de Ambtsinstructie, omdat niet gemotiveerd is aangegeven waaruit de noodzaak bestond om transportboeien bij de verdachte aan te brengen. De handboeien zijn onrechtmatig aangelegd en het nadeel dat de verdachte daarvan heeft geleden, is veroorzaakt door dit onherstelbare vormverzuim. Daarmee is ook sprake geweest van schending van artikel 8 van het EVRM, het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Dit verzuim en deze schending dienen te worden gecompenseerd door strafvermindering.
Beoordeling.
De rechtbank oordeelt dat voor het aanleggen van handboeien tijdens het transport van de verdachte voldoende reden was omdat de verdachte bekend is als geweldpleger en hij in het verleden veroordeeld is voor wapenbezit.
Van een vormverzuim als door de verdediging gesteld is dan ook geen sprake.
Gelet op het bovenstaande komt de rechtbank tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit, in het bijzonder tegen de achtergrond van de rellen waarbij het plaatsvond en de houding die de verdachte heeft getoond tegenover zijn aandeel hierin, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse gevangenisstraf. Een deel van de voorgenomen straf zal voorwaardelijk worden opgelegd, om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de verdachte de vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen en de rechtbank wijst de door de officier van justitie daartoe gedane vordering af.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
8.
Vordering benadeelde partij Politie Eenheid Rotterdam/schadevergoedingsmaatregel.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd Politie Eenheid Rotterdam ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van
€ 57.740,95 aan materiële schade, te weten:
een bedrag € 13.663,72 wegens schade aan het voertuig [kentekennummer 1] ;
een bedrag van € 16.000,00 wegens schade aan het voertuig met het kenteken [kentekennummer 2] ;
een bedrag van € 28.077,23 wegens schade aan het voertuig met het kenteken [kentekennummer 3] .
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, nu sprake is van het in
vereniging met anderen geweld plegen, de verdachte niet alleen maar wel mede
verantwoordelijk is te houden voor het veroorzaken van de gestelde schade en heeft, gelet
op de rol van de verdachte tijdens het openlijk geweld, geconcludeerd tot toewijzing van de
vordering tot een bedrag van € 20.000,00.
Hij heeft verzocht om aan de verdachte ter zake van het aan de benadeelde partij toe te wijzen bedrag de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van strafrecht op te leggen.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair het standpunt ingenomen dat, gelet op de bepleite vrijspraak, de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk is.
Subsidiair heeft de verdediging, gelet op de rol van de verdachte ten aanzien van de toegebrachte schade, matiging van het toe te wijzen bedrag bepleit.
Beoordeling
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht aan de benadeelde partij.
De rechtbank acht, gelet op de rol die aan de verdachte bij het plegen van het openlijk geweld tegen de in de tenlastelegging genoemde voertuigen kan worden toegeschreven in relatie tot de totale schade die aan de voertuigen is toegebracht, een vergoeding aan materiële schade van € 5.000,00 op haar plaats.
De benadeelde partij zal in het meer of anders gevorderde niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 9 november 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij (ten dele) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet aan de benadeelde partij Politie Eenheid Rotterdam een schadevergoeding betalen van € 5.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
3 (drie) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij Politie Eenheid Rotterdam, te betalen een bedrag van
€ 5.000,00 (zegge: vijfduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 19 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van Politie Eenheid Rotterdam te betalen
€ 5.000,00(hoofdsom,
zegge: vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 november 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 5.000,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
60 dagen;de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. J.C. Tijink en M. Timmerman, rechters,
in tegenwoordigheid van J.P. van der Wijden, griffier,
en uitgesproken op 10 februari 2022.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij, op of omstreeks 19 november 2021 te Rotterdam, althans in Nederland,
openlijk, te weten op/aan de Bulgersteyn, in elk geval op of aan de openbare weg
en/ of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen één of meer goed(eren), te weten één of meer
politievoertuig(en), te weten
-een Mercedes Vita met kenteken [kentekennummer 1] en/of
-een Volkswagen Touran met kenteken [kentekennummer 2] en/of
-een Mercedes B klasse met kenteken [kentekennummer 3]
althans één of meer politievoertuig(en), door
-een tafelblad, althans een hard voorwerp, te gooien door/tegen/op een ruit van
voornoemde Mercedes Vita, althans een politievoertuig en/ of
-te trappen/schoppen tegen een geopend bestuurdersportier van voornoemde
Mercedes Vita, althans een politievoertuig en/of
-een fiets, althans een hard voorwerp, te gooien tegen de voorruit van voornoemde
Volkswagen Touran, althans een politievoertuig en/of
-een brandblusser, althans een hard voorwerp, te gooien door de voorruit van
voornoemde Volkswagen Touran, althans een politievoertuig en/ of
-(meermalen) met een tafelblad, althans een hard voorwerp, te slaan op één of meer
ruit(en) van voornoemde Mercedes B klasse, althans een politievoertuig,
terwijl hij, verdachte deze goederen opzettelijk heeft vernield;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 november 2021 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk en wederrechtelijk één of meer politievoertuig(en) te weten
-een Mercedes Vita met kenteken [kentekennummer 1] en/of
-een Volkswagen Touran met kenteken [kentekennummer 2] en/of
-een Mercedes B klasse met kenteken [kentekennummer 3]
in elk geval enig goed,
dat/ die geheel of ten dele aan de Nationale Politie,
in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft vernield, beschadigd en/ of onbruikbaar gemaakt;