Uitspraak
[naam vastgoedbedrijf] .uit Vlaardingen (vergunninghoudster)
De vergunde verruiming van de openingstijden houdt in dat in het medisch centrum op werkdagavonden maximaal vier behandelkamers in gebruik mogen zijn en dat op koopavonden (vrijdagen) en de weekenden maximaal twee behandelkamers in gebruik mogen zijn. Uit het bestreden besluit in samenhang met de aanvraag en de daarbij behorende stukken blijkt dat het medisch centrum in de avond van 18.00 tot 21.00 uur geopend mag zijn en op zaterdag van 10.00 tot 16.00 uur.
De rechtbank blijft bij zijn eerdere afwijzing van de verzoeken en ziet ook geen aanleiding om de daarna ingekomen verzoeken van de huisartsen en hun B.V.’s toe te wijzen. Vergunninghoudster heeft er ter zitting op gewezen dat [naam vastgoedbedrijf] en de (para)medische zorgverleners uiteenlopende belangen kunnen hebben wat betreft het instellen van hoger beroep. Dit leidt niet tot een ander oordeel. Daarbij is van belang dat op grond van artikel 8:104, eerste lid, van de Awb een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep kunnen instellen. De (para)medische zorgverleners kunnen onafhankelijk van [naam vastgoedbedrijf] . hoger beroep instellen en in die procedure zal de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State beoordelen of zij inderdaad als belanghebbende kunnen worden aangemerkt.
Belanghebbendheid eisers
De beroepsgrond slaagt niet.
De toename van het aantal verkeersbewegingen als gevolg van de vergunde verruiming van de openingstijden bedraagt volgens verweerder maximaal 10 auto’s per uur en is daarmee volgens hem niet van invloed op de verkeersveiligheid. Eisers hebben ook deze conclusie niet gemotiveerd bestreden.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de gevolgen voor het woon- en leefklimaat zo beperkt zijn, dat niet hoeft te worden gevreesd voor een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat.
De beroepsgrond slaagt niet.
Uit de stukken blijkt dat verweerder de noodzaak van avond- en weekendopenstelling van wel heeft betrokken in zijn belangenafweging. Hij heeft onder meer gesteld dat van vergunninghoudster meerdere documenten zijn ontvangen waaruit blijkt dat avond- en weekendopenstelling van de praktijk vanuit de zorgverzekeraars als eis wordt gesteld en ook een meerwaarde heeft. Ter zitting heeft verweerder echter gesteld dat een belang voor vergunninghoudster ook los van eisen van de zorgverzekeraars gegeven is, nu het medisch centrum al overdag geëxploiteerd mag worden. Verweerder heeft gesteld dat avond- en/of weekendopenstelling voor verschillende zorgverleners in het medisch centrum wenselijk is, onder meer om betere service aan hun patiënten en cliënten te kunnen verlenen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de communicatie van verweerder tijdens de besluitvormingsprocedure op dit punt niet duidelijk genoeg geweest. Voor zover verweerder heeft gesteld dat avond- en weekendopenstelling van het medisch centrum noodzakelijk is vanwege de eisen van zorgverzekeraars, heeft hij die noodzaak bovendien onvoldoende onderbouwd. Het resultaat van de besluitvorming is naar het oordeel van de rechtbank echter niet in strijd met artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo. In dit geval zijn de gevolgen van de verruiming van de openingstijden voor het woon- en leefklimaat van omwonenden zeer beperkt (zie overweging 9.3 van deze uitspraak). Verweerder kon de aangevraagde verruiming van de openingstijden alleen al daarom in redelijkheid in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening achten, ook zonder nadere afweging tussen de noodzaak van de verruiming van de openingstijden en de ruimtelijke effecten. De omgevingsvergunning is daarom niet in strijd met artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo verleend.
De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
Artikel 4:21. De aanvraag wordt ondertekend en bevat ten minste:
(…)
Artikel 8:261. De bestuursrechter kan tot de sluiting van het onderzoek ter zitting ambtshalve, op verzoek van een partij of op hun eigen verzoek, belanghebbenden in de gelegenheid stellen als partij aan het geding deel te nemen.
(…)
a. een uitspraak als bedoeld in artikel 8:66, eerste lid, of artikel 8:67, eerste lid, van de rechtbank,
(…)
(…)
(…)
(…)
het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van bij die bouwwerken aansluitend terrein, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, het uitsluitend betreft een logiesfunctie voor werknemers of de opvang van asielzoekers of andere categorieën vreemdelingen;
(…)