17.7.De rechtbank is met verweerder van oordeel dat er geen noodzaak bestaat om in de omgevingsvergunning op te nemen dat de parkeerplaatsen in stand gehouden moeten worden. In het geval immers niet meer aan voorschrift 6 van de omgevingsvergunning wordt voldaan, zal verweerder om handhaving kunnen worden verzocht.
De rechtbank is in dit kader voorts van oordeel dat verweerder terecht in het bestreden besluit II heeft gemeld dat voor zover met of vanwege het vorenstaande is afgeweken van de bij de aanvraag behorende ruimtelijke onderbouwing, dan heeft te gelden dat hetgeen in deze vergunning is verwoord prevaleert boven hetgeen in de ruimtelijke onderbouwing is verwoord.
18. Ten aanzien van de wijziging(en) van het bestreden besluit II, zoals verwoord in het bestreden besluit III, acht de rechtbank van belang dat de voorzieningenrechter in haar meergenoemde uitspraak van 29 mei 2018, op basis van het rapport van Van der Nat, heeft overwogen dat de openingstijden van het medisch centrum in de omgevingsvergunning onvoldoende duidelijk zijn bepaald. Dit kan mede gevolgen hebben voor de bepaling van de parkeerbehoefte en is in die zin ruimtelijk relevant. De enkele opmerking in het bestreden besluit II dat het medisch centrum in de regel in gebruik is in de dagperiode op werkdagen is geen voorschrift en laat te veel ruimte open voor uitzonderingen op die regel, zodat niet duidelijk is wanneer sprake is van een overtreding, met name niet nu ook in de aanvraag de openingstijden niet beperkt zijn tot de dagperiode op werkdagen. De voorzieningenrechter achtte het daarom noodzakelijk dat verweerder een handhaafbaar voorschrift in de omgevingsvergunning zal opnemen ten aanzien van de openingstijden van het medisch centrum.
19. Verweerder heeft bij het bestreden besluit III gevolg gegeven aan de voornoemde uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 mei 2018. Daarbij heeft verweerder besloten tot het wijzigen van de voorschriften die zijn verbonden aan het bestreden besluit II, waarbij de voorschriften, voor zover van belang, thans als volgt luiden.
“3. behandeling van patiënten / cliënten in het medisch centrum mag gelijktijdig in maximaal 15 kamers plaatsvinden, waarbij avond- en nachtopenstelling, zijnde tussen 18.00 en 06.00 uur, alsmede weekendopenstelling niet is toegestaan, met uitzondering van maximaal 4 behandelkamers op maandag t/m donderdag tot 21.00 uur, maximaal 2 behandelkamers op vrijdag tot 21.00 uur en maximaal 2 behandelkamers op zaterdag tussen 10.00 en 16.00 uur;
4. ter plaatse mag niet meer dan één apotheek gevestigd zijn, waarbij avond- en nachtopenstelling, zijnde tussen 18.00 en 06.00 uur, alsmede weekendopenstelling niet is toegestaan en dat de apotheek (dat gebruik) in oppervlakte niet mag worden vergroot ten opzichte van de oppervlakte welke volgt uit de bij de aanvraag behorende tekeningen;
5. dat de op de tekeningen bij de aanvraag aangegeven oefenruimte uitsluitend mag worden
gebruikt ten behoeve van fysiotherapie en gebruik als een sportschool niet is toegestaan. Avond en nachtopenstelling, zijnde tussen 18.00 en 06.00 uur, alsmede weekendopenstelling zijn niet toegestaan. Dit is slechts anders indien de op grond van artikel 3 van deze voorschriften toegelaten behandeling van een individuele patiënt/cliënt niet in de daargenoemde behandelkamer(s) plaatsvindt, maar in plaats daarvan in de oefenruimte. De oefenruimte (dat gebruik) mag in oppervlakte niet worden vergroot ten opzichte van de oppervlakte welke volgt uit de bij de aanvraag behorende tekeningen.”
20.1.1.Eisers voeren aan dat in het bestreden besluit III de openingstijden ineens zijn verruimd, ondanks dat door verweerder en vergunninghoudster steeds bij hoog en bij laag is gesteld en beweerd dat er geen avond- en weekendopeningen zullen zijn. Ook uit de overwegingen van de voorzieningenrechter in haar uitspraak van 29 mei 2018 volgt duidelijk dat door verweerder en vergunninghoudster uitdrukkelijk is gesteld dat het niet de bedoeling is dat het medisch centrum structureel in de avond en in het weekend is geopend. Thans volgt uit voorschrift 3 dat er sprake is van een structurele avond- en weekendopenstelling voor meerdere behandelkamers. Bovendien geldt dat, gelet op de bewoordingen van voorschrift 3 [behandeling van patiënten], het niet is uitgesloten dat bijeenkomsten van zorgverleners in de avonduren zullen worden toegestaan, hetgeen ook kan leiden tot een aanzienlijke parkeerdruk.
20.1.2.Eisers stellen zich daarnaast op het standpunt dat met voorschrift 5 via een slinkse omweg avondopenstelling van de fysiotherapie wordt gerealiseerd. Hierdoor wordt de mogelijkheid geboden dat de fysiotherapeuten patiënten kunnen ontvangen als de in punt 3 genoemde behandelkamers niet worden gebruikt. Dit achten eisers flagrant in strijd met de aan de bewoners voorgehouden “incidentele” avondopenstelling, waarbij wordt gedacht aan noodgevallen en niet aan een openstelling van 66 uur, waaronder ook in de avond en in het weekend.
Daarbij geldt dat fysiotherapie en de daarmee samenhangende behandelingen grootschalig zijn dan wel kunnen zijn. De fysiotherapiepraktijk, die zich in het medisch centrum wenst te vestigen, is een commercieel bedrijf, dat net zoals bij de reeds bestaande vestigingen het maximale eruit wil halen met ruime/maximale openingstijden. Om die reden dient de omgevingsvergunning van 20 februari 2018, daaronder begrepen het bestreden wijzigingsbesluit, althans de voorschriften 3 en 5, volgens eisers te worden vernietigd.
20.1.3.Eisers menen dat ook voorschrift 4 onduidelijk is omdat regels over een afgiftepunt/automaat ontbreken. Volgens eisers moet duidelijk worden bepaald dat onder apotheek moet worden verstaan: een apotheek die medicijnen gedurende de dag aan patiënten verstrekt.
20.1.4.Eisers stellen zich verder op het standpunt dat er van een belangenafweging geen sprake is. Omdat voortdurend door zowel verweerder als vergunninghoudster is gesteld dat er in de avonduren en weekenden geen openstelling zal plaatsvinden, had volgens eisers een evenwichtige afweging van belangen bij het mogelijk maken van de verruimde openingstijden plaats moeten vinden.
20.1.5.Voorts zijn eisers van mening dat onduidelijk is of er in het medisch centrum ook sprake is van een prikpoli. Dit achten eisers van belang omdat dit immers met zich kan brengen dat er regelmatig meerdere personen dienen te wachten, hetgeen een aanzienlijk effect zal hebben op het aantal benodigde parkeerplaatsen.
20.1.6.Daarnaast hebben eisers aangevoerd dat de dakbedekking volgens de aanvraag omgevingsvergunning groen zal zijn. Nu blijkt echter dat het dak niet groen is maar voorzien is van grind. Verder staan er apparaten op het dak die geluidsoverlast veroorzaken. Eisers menen dat verweerder er ten onrechte nog niet tegen heeft opgetreden.