I. [persoon A] te veroordelen aan Servorg te betalen de hoofdsom van € 80.999,87, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW, vanaf de datum dat [persoon A] in verzuim verkeert, althans vanaf de datum van de door eiser verzonden aanmaningen, althans vanaf de datum van dagvaarding, tot aan de dag van algehele betaling;
II. [persoon A] te veroordelen tot betaling van de door Servorg daadwerkelijk gemaakte (buiten)gerechtelijke kosten van € 2.188,89 + p.m., althans de buitengerechtelijke incassokosten welke conform de staffel buitengerechtelijke incassokosten (BIK) worden begroot op een bedrag ad € 1.585,00, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele betaling;
III. [persoon A] te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, althans een door de rechtbank te bepalen termijn, ervoor zorg te dragen dat haar bedrijfsmatige debiteuren mededeling ontvangen dat zij vanaf het moment van die mededeling alleen bevrijdend kunnen betalen op de bankrekening van Servorg, en daar binnen twee dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, althans een door de rechtbank te bepalen termijn, aan Servorg bewijs van aan te leveren, zulks op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 per dag dat [persoon A] daarmee in gebreke blijft dan wel een bedrag aan dwangsom dat de rechtbank in goede justitie meent te behoren;
IV. [persoon A] te veroordelen om binnen vijf dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, althans een door de rechtbank te bepalen termijn, de door bedrijfsmatige debiteuren gedane betalingen op de bankrekening(en) van [persoon A] , in de periode vanaf 25 maart 2022 tot de datum dat de mededeling is gedaan aan deze debiteuren dat deze debiteuren alleen bevrijdend kunnen betalen op de bankrekening van Servorg, door te storten naar de bankrekening van Servorg en binnen vijf dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, althans een door de rechtbank te bepalen termijn, bewijs te verstrekken aan Servorg in de vorm van bankafschriften over de periode van 25 maart 2022 tot en met vijf dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, althans een door de rechtbank te bepalen termijn, waaruit blijkt welke betalingen van debiteuren [persoon A] in genoemde periode heeft ontvangen, zulks op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 per dag dat [persoon A] daarmee in gebreke blijft, dan wel een bedrag aan dwangsom dat de rechtbank in goede justitie meent te behoren;
V. [persoon A] te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, althans een door de rechtbank te bepalen termijn, aan Servorg te verstrekken de pandlijsten (bevattende in ieder geval de naam, hoogte van de vordering, grondslag van de vordering en contactgegevens van de debiteur) en lijsten van overige verpande goederen welke de stand laten zien per 17 maart 2022 en voornoemde lijsten welke de stand laten zien per datum opgave en te vermelden welke goederen zij op het moment van opgave verwacht te verkrijgen, zulks op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 per dag dat [persoon A] daarmee in gebreke blijft, dan wel een bedrag aan dwangsom dat de rechtbank in goede justitie meent te behoren;
VI. [persoon A] te veroordelen om zolang de hoofdvordering verhoogd met rente en kosten niet is voldaan, iedere maand uiterlijk de vijfde werkdag van die maand aan Servorg pandlijsten (bevattende in ieder geval de naam, hoogte van de vordering, grondslag van de vordering en contactgegevens van de debiteur) en lijsten van overige verpande goederen te verstrekken - naar de toestand van de eerste dag van die maand - en opgave te doen van de goederen die zij op dat moment verwacht te verkrijgen, zulks op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 per dag dat [persoon A] daarmee in gebreke blijft, dan wel een bedrag aan dwangsom dat de rechtbank in goede justitie meent te behoren;
VII. [persoon A] te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, althans een door de rechtbank te bepalen termijn, een onherroepelijke volmacht toe te zenden aan Servorg op grond waarvan Servorg namens [persoon A] alle aan [persoon A] toebehorende (bedrijfsmatige) vorderingen op derden aan Servorg kan verpanden, zolang de hoofdvordering verhoogd met rente en kosten niet is voldaan, althans om [persoon A] te veroordelen om telkens binnen twee dagen na het ontstaan van een nieuwe rechtsverhouding een door [persoon A] getekende vervolgpandakte toe te zenden aan Servorg, zolang de hoofdvordering verhoogd met rente en kosten niet is voldaan, zulks op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 per dag dat [persoon A] daarmee in gebreke blijft, dan wel een bedrag aan dwangsom dat de rechtbank in goede justitie meent te behoren;
VIII. [persoon A] te veroordelen in de kosten van dit geding, de beslagkosten en het salaris van de advocaat daaronder begrepen, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, en - voor het geval voldoening binnen de bedoelde termijn niet plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het verval van bedoelde termijn, en met veroordeling van [persoon A] in de nakosten begroot op € 131,00 zonder betekening telkens te vermeerderen met € 68,00 in geval van betekening van het vonnis, en te vermeerderen met de eventuele verdere executiekosten.