ECLI:NL:RBROT:2022:9774

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 oktober 2022
Publicatiedatum
14 november 2022
Zaaknummer
C/10/636856 / HA ZA 22-323
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. drs. J. van den Bos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering in incident tot onbevoegdverklaring in civiele procedure

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, heeft de besloten vennootschap Servorg Payroll B.V. een vordering ingesteld tegen [persoon A] in het kader van een civiele procedure. De vordering betreft een incident waarin [persoon A] verzocht om de rechtbank zich onbevoegd te verklaren en de zaak door te verwijzen naar de Rechtbank Gelderland of de Rechtbank Den Haag. [persoon A] stelde dat de overeenkomst van geldlening, waarop de vordering van Servorg is gebaseerd, door zijn echtgenote buitengerechtelijk was vernietigd, waardoor het forumkeuzebeding geen betekenis meer zou hebben. Servorg voerde verweer en betwistte de vernietiging van de overeenkomst, stellende dat deze niet rechtsgeldig was vernietigd.

De rechtbank heeft de incidentele vordering tot onbevoegdverklaring afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegde rechter als een afzonderlijke overeenkomst moet worden beoordeeld en dat het forumkeuzebeding niet kan worden aangetast op grond van de gestelde vernietigingshandeling. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van een geschil met betrekking tot de overeenkomst van geldlening en dat de bevoegde rechter in Rotterdam was, zoals in de overeenkomst was vastgelegd.

De rechtbank heeft [persoon A] als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van het incident, die zijn begroot op € 563,00. De beslissing is op 26 oktober 2022 in het openbaar uitgesproken door mr. drs. J. van den Bos.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/636856 / HA ZA 22-323
Vonnis in incident van 26 oktober 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SERVORG PAYROLL B.V.,
statutair gevestigd in ’sGravenhage,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. M.L. van Dokkum te Den Haag,
tegen
[persoon A] H.O.D.N. [handelsnaam A],
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. B.P.J.M.L. Vliexs te Nijmegen.
Partijen worden hierna Servorg en [persoon A] genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 6 april 2022, met producties 1 tot en met 10;
  • de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring;
  • de conclusie van antwoord in het incident, met productie 1.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2..De vorderingen in de hoofdzaak

2.1.
In de hoofdzaak vordert Servorg om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [persoon A] te veroordelen aan Servorg te betalen de hoofdsom van € 80.999,87, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW, vanaf de datum dat [persoon A] in verzuim verkeert, althans vanaf de datum van de door eiser verzonden aanmaningen, althans vanaf de datum van dagvaarding, tot aan de dag van algehele betaling;
II. [persoon A] te veroordelen tot betaling van de door Servorg daadwerkelijk gemaakte (buiten)gerechtelijke kosten van € 2.188,89 + p.m., althans de buitengerechtelijke incassokosten welke conform de staffel buitengerechtelijke incassokosten (BIK) worden begroot op een bedrag ad € 1.585,00, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele betaling;
III. [persoon A] te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, althans een door de rechtbank te bepalen termijn, ervoor zorg te dragen dat haar bedrijfsmatige debiteuren mededeling ontvangen dat zij vanaf het moment van die mededeling alleen bevrijdend kunnen betalen op de bankrekening van Servorg, en daar binnen twee dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, althans een door de rechtbank te bepalen termijn, aan Servorg bewijs van aan te leveren, zulks op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 per dag dat [persoon A] daarmee in gebreke blijft dan wel een bedrag aan dwangsom dat de rechtbank in goede justitie meent te behoren;
IV. [persoon A] te veroordelen om binnen vijf dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, althans een door de rechtbank te bepalen termijn, de door bedrijfsmatige debiteuren gedane betalingen op de bankrekening(en) van [persoon A] , in de periode vanaf 25 maart 2022 tot de datum dat de mededeling is gedaan aan deze debiteuren dat deze debiteuren alleen bevrijdend kunnen betalen op de bankrekening van Servorg, door te storten naar de bankrekening van Servorg en binnen vijf dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, althans een door de rechtbank te bepalen termijn, bewijs te verstrekken aan Servorg in de vorm van bankafschriften over de periode van 25 maart 2022 tot en met vijf dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, althans een door de rechtbank te bepalen termijn, waaruit blijkt welke betalingen van debiteuren [persoon A] in genoemde periode heeft ontvangen, zulks op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 per dag dat [persoon A] daarmee in gebreke blijft, dan wel een bedrag aan dwangsom dat de rechtbank in goede justitie meent te behoren;
V. [persoon A] te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, althans een door de rechtbank te bepalen termijn, aan Servorg te verstrekken de pandlijsten (bevattende in ieder geval de naam, hoogte van de vordering, grondslag van de vordering en contactgegevens van de debiteur) en lijsten van overige verpande goederen welke de stand laten zien per 17 maart 2022 en voornoemde lijsten welke de stand laten zien per datum opgave en te vermelden welke goederen zij op het moment van opgave verwacht te verkrijgen, zulks op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 per dag dat [persoon A] daarmee in gebreke blijft, dan wel een bedrag aan dwangsom dat de rechtbank in goede justitie meent te behoren;
VI. [persoon A] te veroordelen om zolang de hoofdvordering verhoogd met rente en kosten niet is voldaan, iedere maand uiterlijk de vijfde werkdag van die maand aan Servorg pandlijsten (bevattende in ieder geval de naam, hoogte van de vordering, grondslag van de vordering en contactgegevens van de debiteur) en lijsten van overige verpande goederen te verstrekken - naar de toestand van de eerste dag van die maand - en opgave te doen van de goederen die zij op dat moment verwacht te verkrijgen, zulks op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 per dag dat [persoon A] daarmee in gebreke blijft, dan wel een bedrag aan dwangsom dat de rechtbank in goede justitie meent te behoren;
VII. [persoon A] te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, althans een door de rechtbank te bepalen termijn, een onherroepelijke volmacht toe te zenden aan Servorg op grond waarvan Servorg namens [persoon A] alle aan [persoon A] toebehorende (bedrijfsmatige) vorderingen op derden aan Servorg kan verpanden, zolang de hoofdvordering verhoogd met rente en kosten niet is voldaan, althans om [persoon A] te veroordelen om telkens binnen twee dagen na het ontstaan van een nieuwe rechtsverhouding een door [persoon A] getekende vervolgpandakte toe te zenden aan Servorg, zolang de hoofdvordering verhoogd met rente en kosten niet is voldaan, zulks op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 per dag dat [persoon A] daarmee in gebreke blijft, dan wel een bedrag aan dwangsom dat de rechtbank in goede justitie meent te behoren;
VIII. [persoon A] te veroordelen in de kosten van dit geding, de beslagkosten en het salaris van de advocaat daaronder begrepen, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, en - voor het geval voldoening binnen de bedoelde termijn niet plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het verval van bedoelde termijn, en met veroordeling van [persoon A] in de nakosten begroot op € 131,00 zonder betekening telkens te vermeerderen met € 68,00 in geval van betekening van het vonnis, en te vermeerderen met de eventuele verdere executiekosten.
2.2.
Servorg legt aan haar vorderingen een tekortkoming in de nakoming van een tussen partijen gesloten overeenkomst van geldlening, inclusief het daarbij behorende aflossings-schema, ten grondslag.

3..De vordering in het incident

3.1.
[persoon A] vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart en de zaak doorverwijst naar
primairde Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, dan wel
subsidiairde Rechtbank Den Haag, met veroordeling van Servorg in de proceskosten.
3.2.
[persoon A] stelt daartoe - zakelijk weergegeven - het volgende.
3.2.1.
De tussen partijen gesloten overeenkomst van geldlening kent een forumkeuzebeding, waarop Servorg - blijkens randnummer 26 van de dagvaarding - de bevoegdheid van de Rechtbank Rotterdam baseert. De overeenkomst van geldlening is echter door de echtgenote van [persoon A] bij brief van 16 augustus 2022 (buitengerechtelijk) vernietigd op grond van artikel 1:89 BW. De overeenkomst van geldlening bestaat daarom niet meer en het daarin opgenomen forumkeuzebeding heeft daardoor ook geen betekenis meer. Met inachtneming van artikel 99 Rv is dan ook de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem
primairbevoegd om van deze zaak kennis te nemen.
3.2.2.
Overigens bestaat tussen partijen een raamovereenkomst, die in artikel 13.2 een forumkeuzebeding kent, waaruit volgt dat de Rechtbank Den Haag bij geschillen bevoegd is. Zelfs al zou de forumkeuze uit de overeenkomst van geldlening ondanks de vernietiging daarvan nog altijd van kracht zijn, dan prevaleert de forumkeuze uit de (overstijgende) raamovereenkomst en is de Rechtbank Den Haag
subsidiairbevoegd om van deze zaak kennis te nemen.

4..Het verweer in het incident

4.1.
Servorg voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering in het incident, met veroordeling van [persoon A] in de proceskosten in het incident, te vermeerderen met de nakosten en - voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn van voldoening.
4.2.
Servorg stelt daartoe - zakelijk weergegeven - het volgende.
4.2.1.
De stelling van [persoon A] dat zijn echtgenote op grond van artikel 1:88 BW toestemming had moeten geven voor het sluiten van de overeenkomst van geldlening wordt door [persoon A] niet toegelicht en is bovendien onjuist. Het sluiten van de overeenkomst van geldlening kwalificeert namelijk niet als een rechtshandeling als genoemd in artikel 1:88 BW. De overeenkomst van geldlening is dan ook niet rechtsgeldig vernietigd door de echtgenote van [persoon A] .
4.3.
De stelling van [persoon A] dat de forumkeuze uit de raamovereenkomst prevaleert boven de forumkeuze uit de overeenkomst van geldlening, is onjuist. [persoon A] heeft facturen voor door Servorg verleende diensten op grond van de raamovereenkomst onbetaald gelaten. Als gevolg daarvan is de overeenkomst van geldlening gesloten en zijn afwijkende (betaal) afspraken gemaakt ten opzichte van de afspraken in de raamovereenkomst. Slechts in het geval dat de overeenkomst van geldlening rechtsgeldig zou zijn vernietigd, hetgeen niet het geval is, geldt het forumkeuzebeding uit de raamovereenkomst.

5..De beoordeling in het incident

5.1.
De incidentele conclusie is tijdig en vóór alle weren genomen.
5.2.
Ingevolge artikel 108, vierde lid, Rv wordt een overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegde rechter als een afzonderlijke overeenkomst beschouwd en beoordeeld. Wat er verder ook zij van de gestelde vernietigingshandeling op grond van artikel 1:89 BW: deze kan alleen zien op overeenkomsten als bedoeld in artikel 1:88 BW. De overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegde rechter valt hier niet onder. Dat betekent dat het forumkeuzebeding - dat dus los van de rest van de overeenkomst moet worden beoordeeld - niet kan worden aangetast op grond van artikel 1:89 BW.
5.3.
Dat sprake is van een geschil met betrekking tot de overeenkomst van geldlening is niet tussen partijen in geschil. In die overeenkomst is klip en klaar geregeld dat geschillen over die overeenkomst zullen worden beslecht door de bevoegde rechter in Rotterdam. Deze bijzondere regeling gaat boven een generieke regeling in een raamovereenkomst. De rechtbank is dus bevoegd.
5.4.
Het voorgaande brengt mee dat de incidentele vordering tot onbevoegdverklaring wordt afgewezen.
5.5.
[persoon A] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident veroordeeld. Die proceskosten worden tot aan deze uitspraak begroot op € 563,00 (één punt) aan salaris voor de advocaat van Servorg en vermeerderd met wettelijke rente op de wijze omschreven in de beslissing. De rechtbank neemt geen aparte beslissingen met betrekking tot nakosten en wettelijke rente daarover (HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853, rechtsoverweging 2.3)

6..De beslissing

De rechtbank:
in het incident
6.1.
wijst het gevorderde af;
6.2.
veroordeelt [persoon A] in de kosten van het incident, aan de zijde van Servorg tot aan vandaag begroot op € 563,00, te vermeerderen met wettelijke rente als deze niet binnen veertien dagen na dit vonnis zijn voldaan;
in de hoofdzaak
6.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
7 december 2022voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. J. van den Bos. Het is ondertekend door de rolrechter en op 26 oktober 2022 in het openbaar uitgesproken.
3349 / 1407