In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 november 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Libertas Corporate Defense Lawyers B.V. (eiseres in conventie) en A.R.B. Automaten B.V. (gedaagde in conventie). Libertas vorderde betaling van een bedrag van € 19.566,31, dat betrekking heeft op werkzaamheden verricht voor A.R.B. De rechtbank oordeelde dat Libertas voldoende had aangetoond welk deel van de facturen betrekking had op de werkzaamheden voor A.R.B. en wees de vordering in conventie toe. Daarnaast werd de wettelijke handelsrente toegewezen vanaf de vervaldatum van de facturen tot aan de dag van voldoening.
In reconventie vorderde A.R.B. opheffing van de door Libertas gelegde beslagen, maar deze vordering werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen grond was voor opheffing van de beslagen, aangezien de vordering in conventie deels was toegewezen. A.R.B. voerde ook aan dat zij recht had op vermindering van het in conventie toegewezen bedrag, omdat Libertas een vordering had ingediend in het faillissement van een derde partij, maar de rechtbank wees dit verweer af.
De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg, met uitzondering van de beslagkosten. A.R.B. werd veroordeeld in de proceskosten in reconventie, die werden begroot op € 844,50. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.