De rechtbank vindt dat het Uwv terecht heeft beslist dat eiseres op 10 september 2020 voor 49,92% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal dat uitleggen.
De vastgestelde medische beperkingen zijn niet in geschil. De rechtbank zal zich hierna dan ook beperken tot de arbeidskundige beoordeling.
De arbeidsdeskundige heeft zich gebaseerd op de polisadministratie van het Uwv. Hij is ervan uitgegaan dat eiseres als kinderarts gemiddeld 31,95 uur per week werkte tegen een uurloon van € 75,51. Eiseres kan haar eigen werk nog doen voor 16 uur per week. Het uurloon wordt zodoende gecorrigeerd met de factor 16,00/31,95. Hierdoor kan eiseres 49,92% minder verdienen dan zij deed. Zij is daarom 49,92% arbeidsongeschikt.
Eiseres meent dat verweerder ten onrechte is uitgegaan van de urenomvang uit de polisadministratie van het UWV. Verweerder had uit moeten gaan van het werkelijk aantal gewerkte uren, namelijk ruim 45 uur per week. Ter onderbouwing heeft eiseres in bezwaar een verklaring overlegd van haar leidinggevende. Hierin staat dat eiseres, zoals te doen gebruikelijk in haar organisatie, ruim meer werkte dan het afgesproken aantal contracturen. Er werd betaald zoals contractueel afgesproken en niet voor de extra gewerkte uren, gezien de hoogte van het overeengekomen basisinkomen. Daarnaast vindt eiseres dat verweerder zijn besluit op dit punt onvoldoende gemotiveerd heeft.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 15 februari 2021 en van 19 maart 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de arbeidsdeskundige over de maatmanomvang in stand kan blijven
.Het is volgens haar inderdaad gebruikelijk als arts om meer uren te werken dan contractueel is afgesproken. Deze extra uren worden niet beloond omdat dit al is verdisconteerd in het uurloon van een arts. Bovendien vindt de arbeidsdeskundige dat niet is vast te stellen hoeveel extra uren eiseres gewerkt zou hebben, omdat dit niet contractueel is vastgelegd. Als het hier bovendien zoals gesteld zou gaan om uren voor het lezen van literatuur, het begeleiden van studenten, het bezoeken van congressen etc. dan zijn dat volgens haar sowieso geen uren die tot de urenomvang behoren. Verder wordt er bij het vaststellen van de maatmanomvang uitgegaan van het aantal uren dat contractueel afdwingbaar is. In geval van eiseres kan zij slechts de contractueel afgesproken uren afdwingen. Als laatste punt voert de arbeidsdeskundige aan dat de WIA-beoordeling zoveel mogelijk gebeurt op basis van objectieve gegevens, zoals de arbeidsduur door eiseres zelf in de WIA-aanvraag is doorgegeven, namelijk 32 uur per week. Het motiveringsgebrek kan door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep niet gevolgd worden.
De rechtbank overweegt het volgende.
Voor het vaststellen van de urenomvang van de maatmanarbeid is het feitelijk gewerkte aantal uren (door de maatman) van belang. Ook als dit aantal de gebruikelijke werktijd overschrijdt.
Verweerder is bij het bepalen van de urenomvang uitgegaan van de door eiseres opgegeven omvang van het dienstverband en de informatie uit de polisadministratie. Volgens de arbeidsovereenkomst bedroeg de werktijd van eiseres 32 uur per week en deze uren heeft de werkgever aangegeven bij de belastingdienst.
Uit vaste rechtspraakvolgt dat het Uwv mag uitgaan van de gegevens uit de polisadministratie, tenzij noodzakelijke gegevens ontbreken of wordt aangetoond dat deze gegevens onjuist zijn. Hiervan kan sprake zijn als de werknemer aantoont dat een gegeven onjuist is.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet heeft aangetoond dat de door verweerder gebruikte gegevens onjuist zijn. De door eiseres overgelegde verklaring van de werkgever is daarvoor niet voldoende. Haar werkgever verklaart hierin dat eisers gedurende vele jaren tot aan haar uitval in 2018 aanzienlijk meer uren heeft gewerkt en dat zij gemiddeld ruim 45 uur per week werkzaam is geweest. Daaruit volgt weliswaar dat het gemiddeld aantal gewerkte uren de omvang van de aanstelling te boven ging, maar niet om hoeveel uur het specifiek ging in de referteperiode. Dat is van belang omdat het gebruik van het woord “gemiddeld” impliceert dat het aantal gewerkte uren schommelt. Van belang is verder dat uit de verklaring van de werkgever niet blijkt of en in hoeverre het ging om meer-uren die meetellen voor de (maatman)arbeid.
Dat betekent dat het Uwv bij de vaststelling van de arbeidsomvang van eiseres zich terecht heeft gebaseerd op de gegevens uit de polisadministratie en terecht is uitgegaan van een urenomvang van 32 uur per week.