Bijlage
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
1. Onverenigbaar met de interne markt en verboden zijn alle overeenkomsten tussen ondernemingen, alle besluiten van ondernemersverenigingen en alle onderling afgestemde feitelijke gedragingen welke de handel tussen lidstaten ongunstig kunnen beïnvloeden en ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging binnen de interne markt wordt verhinderd, beperkt of vervalst en met name die welke bestaan in:
Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen
Artikel 1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
(…)
f. onderneming: een onderneming in de zin van artikel 101, eerste lid, van het Verdrag;
Hoofdstuk 4b. Overheden en overheidsbedrijven
5. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op economische activiteiten en op een bevoordeling als bedoeld in artikel 25j, welke plaatsvinden respectievelijk plaatsvindt in het algemeen belang.
1. Een bestuursorgaan dat economische activiteiten verricht, brengt de afnemers van een product of dienst ten minste de integrale kosten van dat product of die dienst in rekening.
1. De Dienst heeft, onverminderd het bepaalde in andere wettelijke voorschriften, tot taak:
h. het bevorderen van de kenbaarheid van de ligging van ondergrondse kabels en leidingen en fysieke infrastructuur alsmede het bevorderen van de oriëntatie over geplande civiele werken in de zin van hoofdstuk 5a van de Telecommunicatiewet;
j. het bevorderen van de toegankelijkheid en de uitwisselbaarheid van gegevens als bedoeld in de onderdelen a tot en met f;
Wet Informatie-uitwisseling Bovengrondse en Ondergrondse Netten en netwerken
Hoofdstuk 2. Preventie van graafschade
2. De grondroerder verricht de graafwerkzaamheden op zorgvuldige wijze.
3. Ter uitvoering van het tweede lid zorgt de grondroerder ten minste dat:
a. vóór aanvang van de graafwerkzaamheden een graafmelding is gedaan,
b. onderzoek is verricht naar de precieze ligging van onderdelen van netten op de graaflocatie, en
c. op de graaflocatie de van de Dienst ontvangen gebiedsinformatie aanwezig is.
Hoofdstuk 3. Elektronisch informatiesysteem
1. Er is een elektronisch informatiesysteem waarmee informatie tussen beheerders, netwerkexploitanten, aanbieders, opdrachtgevers, grondroerders en bestuursorganen wordt uitgewisseld, voor zover dat nodig is ter:
a. preventie van graafschade;
b. oriëntatie op een verzoek tot medegebruik;
c. oriëntatie op een verzoek tot coördinatie.
2. De informatie, bedoeld in het eerste lid, wordt door de gebruikers die de informatie via het elektronisch informatiesysteem ontvangen vertrouwelijk behandeld en uitsluitend aan derden verstrekt voor zover dat noodzakelijk is voor het bereiken van de in het eerste lid, genoemde doelen.
3. In het elektronische informatiesysteem wordt op verzoek van een beheerder informatie bewaard als bedoeld in artikel 5a, eerste lid.
1. De Dienst is belast met het beheer van het elektronische informatiesysteem.
2. De Dienst verstrekt op verzoek via het elektronische informatiesysteem gebiedsinformatie aan:
a. opdrachtgevers en grondroerders ten behoeve van het voorbereiden van graafwerkzaamheden en het op zorgvuldige wijze verrichten van graafwerkzaamheden;
b. aanbieders ten behoeve van de voorbereiding van een verzoek tot medegebruik of coördinatie;
c. bestuursorganen voor zover deze gebiedsinformatie noodzakelijk is voor de uitvoering van hun taak.
1. Een beheerder kan de Dienst verzoeken om met betrekking tot elk net dat hij beheert in het elektronische informatiesysteem de volgende informatie te bewaren:
a. informatie over de ligging van het net;
b. relevante eigenschappen van het net;
c. informatie over voorzorgsmaatregelen als bedoeld in artikel 15, eerste of tweede lid, en
d. contactgegevens van de beheerder.
2. De beheerder op wiens verzoek informatie wordt bewaard als bedoeld in het eerste lid geeft elke wijziging in die informatie onverwijld door aan de Dienst.
1. De Dienst registreert de beheerpolygonen en de beheerders ten behoeve van de informatie-uitwisseling over:
b. fysieke infrastructuur van netwerkexploitanten;
c. geplande civiele werken van netwerkexploitanten.
a. een net beheert of gaat beheren dat niet ligt binnen een door de Dienst op zijn naam geregistreerde beheerpolygoon, of
b. niet langer een net zal beheren dat ligt binnen een door de Dienst op zijn naam geregistreerde beheerpolygoon of deel daarvan,
geeft dit ten minste twintig werkdagen voor aanvang van de wijziging in het beheer van het betreffende net door aan de Dienst, zo nodig onder opgave van de gewijzigde beheerpolygoon.
3. Het tweede lid is tevens van toepassing op een netwerkexploitant die fysieke infrastructuur beheert, gaat beheren of niet langer fysieke infrastructuur zal beheren, met uitzondering van degene die:
a. reeds heeft voldaan aan de verplichtingen in het tweede lid, onderdelen a en b, of
b. uitsluitend antenne-opstelpunten beheert en diegene de informatie als bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdelen a tot en met c, omtrent die antenne-opstelpunten middels het antenneregister toegankelijk heeft gemaakt.
4. Indien sprake is van overdracht van een net of een deel van dat net, doen de oude en de nieuwe beheerder gezamenlijk melding van de wijziging, bedoeld in het tweede lid.