ECLI:NL:RBROT:2022:9556

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 oktober 2022
Publicatiedatum
9 november 2022
Zaaknummer
9817628 CV EXPL 22-11913
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming woning vanwege de vondst van wapens

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonbron en twee gedaagden, [gedaagde01] en [gedaagde02]. Woonbron heeft de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning gevorderd, nadat er vuurwapens en onderdelen daarvan in de berging van de woning zijn aangetroffen. De huurovereenkomst was op 7 mei 2018 gesloten en de maandelijkse huurprijs bedroeg € 484,03 netto. De algemene huurvoorwaarden bevatten bepalingen die het bezit van wapens in de woning verbieden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat Woonbron op 19 april 2021 op de hoogte is geraakt van de politie-inval en de vondst van wapens. Tijdens een getuigenverhoor heeft de wijkagent verklaard dat er verschillende onderdelen van vuurwapens zijn aangetroffen. [gedaagde01] heeft betwist dat hij tekortgeschoten is in de nakoming van de huurovereenkomst, maar de rechter oordeelde dat hij hoofdelijk aansprakelijk is voor wat zich in de woning of berging bevindt. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de aanwezigheid van wapens een ernstige tekortkoming vormt die ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt.

Wat betreft [gedaagde02] heeft de rechter geoordeeld dat zij de huurovereenkomst op 14 april 2022 heeft opgezegd, maar dat Woonbron deze opzegging niet heeft geaccepteerd. De rechter heeft de vorderingen van Woonbron tegen [gedaagde02] afgewezen wegens gebrek aan belang. De kantonrechter heeft de vorderingen van Woonbron tegen [gedaagde01] toegewezen, de huurovereenkomst ontbonden en [gedaagde01] veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen 14 dagen na de uitspraak. Tevens is [gedaagde01] veroordeeld tot betaling van huur tot de ontruiming en in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9817628 CV EXPL 22-11913
datum uitspraak: 21 oktober 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonbron,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. N.J. Glen-Boedhram te Rotterdam,
tegen:

1..[gedaagde01] ,

woonplaats: [woonplaats01] ,
gemachtigde: mr. B. Temeltasch te Rotterdam,
2. [gedaagde02] ,
woonplaats: [woonplaats02] ,
gemachtigde: mr. C.M. van Ommeren,
gedaagden.
De partijen worden hierna ‘Woonbron’, ‘[gedaagde01]’ en ‘ [gedaagde02] ’ genoemd. [gedaagde01] en [gedaagde02] worden tezamen‘[gedaagden]’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 11 april 2022, met bijlagen;
  • het antwoord van [gedaagde02] , met bijlagen;
  • het antwoord van [gedaagde01];
  • de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de e-mail van de gemachtigde van [gedaagde01] van 19 september 2022, met een bijlage.
1.2.
Op 20 september 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen en/of de gemachtigden besproken.

2..De feiten

2.1.
Op 7 mei 2018 hebben partijen een huurovereenkomst gesloten met betrekking tot de woning aan de [adres01] in [plaats01] . De maandelijkse huurprijs bedraagt op dit moment € 484,03 netto (€ 507,61 bruto) per maand.
2.2.
Op de huurovereenkomst zijn de Algemene Huurvoorwaarden 2017 (hierna: de algemene huurvoorwaarden) van toepassing. Hierin is – voor zover hierbij van belang – het volgende opgenomen:
“(…) Artikel 9
1 Huurder zal het gehuurde als een goed huurder en overeenkomstig de daaraan gegeven bestemming gebruiken.
(…)
Artikel 11
(…)
2 Huurder zal in, vanuit of in de nabijheid van het gehuurde geen misdrijven of overtredingen plegen of aanleiding geven tot bestuursdwang door de overheid.
(…)
6 De aanwezigheid van wapens in de woning zonder vergunning is niet toegestaan.
7 Overtreding van het in de leden 2, 3, 4, 5 en 6 bepaalde wordt aangemerkt als toerekenbare tekortkoming die niet meer ongedaan kan worden gemaakt. Er zal in die gevallen zonder nadere aankondiging een gerechtelijke procedure worden gestart waarin ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde wordt gevorderd. (…)”
2.3.
Op 19 april 2021 is Woonbron ermee bekend geworden dat er een politie-inval is geweest waarbij er vuurwapens in de berging van de woning zijn aangetroffen. Bij een bezoek aan de woning op 22 april 2021 hebben medewerkers van Woonbron vervolgens geconstateerd dat het cilinderslot van de bergingsdeur was verwijderd. Naar aanleiding van de politie-inval is door de gemeente Rotterdam geen bestuurlijke maatregel opgelegd.
2.4.
In 2021 en 2022 heeft de bewoner van de [adres01] diverse overlastmeldingen gedaan naar aanleiding van ruzies op [huisnummer].
2.5.
Op 20 januari 2022 heeft er op verzoek van Woonbron een getuigenverhoor plaatsgevonden over de politie-inval. De wijkagent heeft daarbij – blijkens het proces-verbaal van het getuigenverhoor - het volgende verklaard:
“(…) Het is mij bekend dat er in de berging diverse onderdelen van vuurwapens zijn aangetroffen, waaronder munitie en munitie houders, patronen van diverse kalibers en twee vuist/ vuurwapens. Het is mij niet bekend of er ook een kogelwerend vest is aangetroffen. Met betrekking tot de aangetroffen onderdelen van vuurwapens, verklaar ik nader dat dit een loop, een slede en een sledekast is. Daarnaast is er een gevulde patroonhouder aangetroffen en nog een aantal lege houders. Ook is er een geluiddempend gelijkend voorwerp aangetroffen.(…)”

3..Het geschil

3.1.
Woonbron eist samengevat:
  • de huurovereenkomst te ontbinden en [gedaagden] te veroordelen om het gehuurde te ontruimen;
  • [gedaagden] te veroordelen aan haar te betalen € 484,03 netto (€ 507,61 bruto) per maand tot de datum van ontruiming;
  • [gedaagden] te veroordelen in de proceskosten met rente;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Woonbron baseert de eis op het volgende. Door (vuur)wapens en onderdelen daarvan in de woning en/of de berging aanwezig te hebben, zijn [gedaagden] tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst, de algemene huurvoorwaarden en de wet. Woonbron wil de huurovereenkomst daarom ontbinden en de woning ontruimen.
3.3.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. Hij had geen weet van wat er in de berging is aangetroffen. Meerdere personen hadden toegang tot de berging. [gedaagde01] betwist dat hij is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst. Er zijn enkel onderdelen van wapens aangetroffen, en niet in de woning maar in de berging. [gedaagde01] heeft geen misdrijven of overtredingen gepleegd noch is sprake geweest van bestuursdwang. Als er al sprake is van een tekortkoming, dan is deze slechts van geringe betekenis en niet voldoende ernstig om ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. Bovendien betreft het een eenmalig incident en weegt het belang van [gedaagde01] om in de woning te kunnen blijven zwaarder dan het belang van Woonbron.
3.4.
[gedaagde02] is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. De affectieve relatie tussen [gedaagde01] en [gedaagde02] is verbroken. [gedaagde02] heeft de huurovereenkomst opgezegd en per 4 februari 2022 huurt zij een andere woning van Woonbron. Woonbron heeft dus geen belang bij haar vorderingen jegens [gedaagde02] . Toen Woonbron aangaf geen huuropzegging te hebben ontvangen, heeft [gedaagde02] de huurovereenkomst op 14 april 2022 nogmaals opgezegd. Vanwege deze procedure wilde Woonbron de opzegging echter niet in behandeling nemen. Deze gang van zaken is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar, aldus [gedaagde02] .

4..De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of Woonbron de huurovereenkomst mag ontbinden naar aanleiding van de vondst van (onderdelen van) vuurwapens in de berging en of [gedaagden] de woning daarom moeten verlaten.
de vorderingen ten aanzien van [gedaagde02]
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde02] per 4 februari 2022 een andere woning huurt van Woonbron. [gedaagde02] stelt zich op het standpunt dat de huurovereenkomst tussen haar en Woonbron ter zake de woning aan de [adres01] daarmee ten einde is gekomen, hetgeen door Woonbron is betwist. Aangezien [gedaagde02] haar stellingen op dit punt niet althans onvoldoende nader heeft toegelicht, is niet vast komen te staan dat de huurovereenkomst per 4 februari 2022 is geëindigd.
4.3.
Tussen partijen is evenmin in geschil dat [gedaagde02] de huurovereenkomst met Woonbron ter zake de woning aan de [adres01] op 14 april 2022 schriftelijk heeft opgezegd. Woonbron stelt zich op het standpunt dat de opzegging echter niet door haar is geaccepteerd en dat de huurovereenkomst dus nog niet ten einde is gekomen. Zij verwijst daartoe naar een bepaling in haar nieuwe algemene huurvoorwaarden, maar dit zijn niet de voorwaarden die in deze procedure door partijen zijn overgelegd. Een dergelijke bepaling ontbreekt in de algemene huurvoorwaarden die wel in het geding zijn gebracht. Gelet op het voorgaande is niet vast komen te staan dat Woonbron de huuropzegging eerst moet accepteren voordat de huurovereenkomst kan eindigen. Uitgaande van de opzegtermijn van één maand die door de huurder in acht genomen moet worden op grond van artikel 20.2 van de algemene huurvoorwaarden, geldt dat de huurovereenkomst tussen Woonbron en [gedaagde02] uiterlijk per 14 mei 2022 ten einde is gekomen. Dit heeft tot gevolg dat de vorderingen ten aanzien van [gedaagde02] worden afgewezen vanwege een gebrek aan belang.
de vorderingen ten aanzien van [gedaagde01]
4.4.
[gedaagde01] stelt zich op het standpunt dat hij de algemene huurvoorwaarden niet heeft overtreden, omdat er slechts onderdelen van wapens zouden zijn gevonden. Dit verweer kan echter niet slagen en wel om de volgende reden. Tijdens het onder 2.5. hiervoor vermelde getuigenverhoor heeft de wijkagent verklaard dat er (onder meer) twee vuist/vuurwapens in de berging zijn aangetroffen. Het lag daarom op de weg van [gedaagde01] om zijn stellingen op dit punt nader te onderbouwen en zo nodig te bewijzen, maar hij heeft dat niet gedaan. De kantonrechter gaat daarom uit van de juistheid van de getuigenverklaring van de wijkagent dat er wel degelijk vuurwapens zijn aangetroffen en niet alleen onderdelen daarvan. Niet gesteld of gebleken is dat [gedaagde01] hiervoor een vergunning had of dat de berging geen onderdeel uitmaakt van het gehuurde object. Dit brengt mee dat sprake is van een overtreding van artikel 11 lid 6 van de algemene huurvoorwaarden.
4.5.
Omdat er geen bestuursdwang is opgelegd en er op basis van de stellingen van partijen niet vastgesteld kan worden van welke categorie vuurwapens als bedoeld in de Wet Wapens en Munitie sprake is, is niet vast komen te staan dat [gedaagde01] artikel 11 lid 2 van de algemene voorwaarden heeft overtreden. Overtreding van artikel 11 lid 6 van de algemene huurvoorwaarden is echter voldoende om te kunnen concluderen dat [gedaagde01] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen. Als de huurder zijn verplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst niet nakomt, mag de verhuurder de rechter vragen om de huurovereenkomst te ontbinden (artikel 6:265 lid 1 BW). De rechter zal dan moeten beoordelen of de gedragingen ernstig genoeg zijn, of dat de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Alle omstandigheden van het geval kunnen hierbij een rol spelen. Het is aan [gedaagde01] om de omstandigheden te stellen en zo nodig te bewijzen die daarop zien.
4.6.
[gedaagde01] stelt dat er geen sprake is van tekortkomingen die de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst met haar gevolgen rechtvaardigt, omdat hij niet op de hoogte zou zijn geweest van de aanwezigheid van (onderdelen van) wapens en niet strafrechtelijk is veroordeeld. Als huurder is [gedaagde01] echter hoofdelijk aansprakelijk voor hetgeen zich in de woning of de daarbij behorende berging bevindt. Dat het slechts een eenmalig incident is geweest, maakt dit niet anders. Daarbij laat de kantonrechter tevens meewegen dat [gedaagde01] naar eigen zeggen de sleutel aan een derde persoon, te weten zijn vader, heeft gegeven. De omstandigheid dat (een of meerdere) andere personen toegang hadden tot de berging, komt dus voor rekening en risico van [gedaagde01]. Of hij wel of niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de wapens in de berging kan daarom in het midden blijven. Ook de door [gedaagde01] gestelde persoonlijke omstandigheden leggen onvoldoende gewicht in de schaal tegenover het belang van Woonbron om de rust en veiligheid van de woonomgeving te waarborgen. De gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en de daarmee samenhangende ontruiming worden daarom toegewezen, met dien verstande dat de ontruimingstermijn wordt vastgesteld op 14 dagen na de uitspraak van dit vonnis.
4.7.
[gedaagde01] moet de huur blijven betalen tot en met de maand waarin hij de woning met al zijn spullen heeft verlaten [1] . Dit deel van de vordering wordt daarom ook toegewezen.
proceskosten
4.8.
Omdat niet vast is komen te staan dat [gedaagde02] de huurovereenkomst al heeft opgezegd voordat Woonbron deze procedure is gestart, kan niet gezegd worden dat zij ten onrechte is gedagvaard. De gevorderde proceskostenveroordeling jegens [gedaagde02] wordt daarom toegewezen. Hetzelfde geldt voor [gedaagde01], omdat hij wordt aangemerkt als in het ongelijk gestelde partij. De kantonrechter stelt de proceskosten aan de kant van Woonbron tot vandaag vast op € 129,82 aan dagvaardingskosten, € 128,- aan griffierecht en € 374,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 187,- tarief). Dit is totaal € 631,82. Voor kosten die Woonbron maakt na deze uitspraak moeten [gedaagden] ook een bedrag betalen van € 93,50 (1/2 punt x € 187,- met maximum € 124,--). Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853). De wettelijke rente wordt toegewezen.
4.9.
Hoofdelijke veroordeling is door Woonbron met betrekking tot dit deel van de vordering niet gevorderd, zodat [gedaagden] ingevolge artikel 6:6 lid 1 BW ieder voor een gelijk deel verbonden zijn tot betaling van de toegewezen bedragen aan proceskosten.
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.10.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
ontbindt de huurovereenkomst tussen Woonbron en [gedaagde01] en veroordeelt [gedaagde01] om binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis de woning aan de [adres01] in [plaats01] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde01] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van Woonbron te stellen;
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] aan Woonbron te betalen € 484,03 netto (€ 507,61 bruto) per maand aan huur c.q. gebruiksvergoeding tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt;
5.3.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten, aan de kant van Woonbron tot vandaag vastgesteld op € 631,82 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijfde dag na vandaag tot de dag van volledige betaling;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
43416

Voetnoten

1.Na ontbinding van de huurovereenkomst is op grond van artikel 7:225 BW een vergoeding gelijk aan de huurprijs verschuldigd.