In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonbron en twee gedaagden, [gedaagde01] en [gedaagde02]. Woonbron heeft de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning gevorderd, nadat er vuurwapens en onderdelen daarvan in de berging van de woning zijn aangetroffen. De huurovereenkomst was op 7 mei 2018 gesloten en de maandelijkse huurprijs bedroeg € 484,03 netto. De algemene huurvoorwaarden bevatten bepalingen die het bezit van wapens in de woning verbieden.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat Woonbron op 19 april 2021 op de hoogte is geraakt van de politie-inval en de vondst van wapens. Tijdens een getuigenverhoor heeft de wijkagent verklaard dat er verschillende onderdelen van vuurwapens zijn aangetroffen. [gedaagde01] heeft betwist dat hij tekortgeschoten is in de nakoming van de huurovereenkomst, maar de rechter oordeelde dat hij hoofdelijk aansprakelijk is voor wat zich in de woning of berging bevindt. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de aanwezigheid van wapens een ernstige tekortkoming vormt die ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt.
Wat betreft [gedaagde02] heeft de rechter geoordeeld dat zij de huurovereenkomst op 14 april 2022 heeft opgezegd, maar dat Woonbron deze opzegging niet heeft geaccepteerd. De rechter heeft de vorderingen van Woonbron tegen [gedaagde02] afgewezen wegens gebrek aan belang. De kantonrechter heeft de vorderingen van Woonbron tegen [gedaagde01] toegewezen, de huurovereenkomst ontbonden en [gedaagde01] veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen 14 dagen na de uitspraak. Tevens is [gedaagde01] veroordeeld tot betaling van huur tot de ontruiming en in de proceskosten.