ECLI:NL:RBROT:2022:9548

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 november 2022
Publicatiedatum
9 november 2022
Zaaknummer
10/047118-22, 10/287651-21 en 10/225048-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in jeugdstrafrecht voor openlijke geweldpleging, poging tot zware mishandeling, poging diefstal en schuldheling

Op 3 november 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2007, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere geweldsdelicten en diefstal. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor openlijke geweldpleging, poging tot zware mishandeling, poging tot diefstal in vereniging en schuldheling. De feiten vonden plaats in Schiedam, waar de verdachte samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen verschillende slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn jonge leeftijd, een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. De officier van justitie had een jeugddetentie van drie maanden geëist, maar de rechtbank heeft besloten om een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen, met bijzondere voorwaarden zoals deelname aan een klinische behandeling en het volgen van onderwijs. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van €750,-- aan de benadeelde partij toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar verklaard, gezien zijn gebrekkige ontwikkeling en geestelijke stoornissen, en de rechtbank heeft de nadruk gelegd op de noodzaak van behandeling in een gestructureerde omgeving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummers: 10/047118-22, 10/287651-21 en 10/225048-22
Datum uitspraak: 3 november 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren op [geboortedatum01] 2007 te [geboorteplaats01] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] te [plaats01] ,
raadsman mr. W.J. van Bel, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 20 oktober 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.M. Scheer heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder parketnummer 10-047118-22 onder 1 impliciet primair en onder 4 impliciet primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10-287651-21 ten laste gelegde, het onder parketnummer 10-047118-22 onder 1 impliciet subsidiair, 2, 3 en 4 impliciet subsidiair ten laste gelegde en het onder parketnummer 10-225048-22 onder 1 impliciet primair en 2 ten laste gelegde;

primair:

  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 3 maanden, met aftrek
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel);

subsidiair:

  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 6 maanden, met aftrek
  • oplegging van de voorwaardelijke PIJ-maatregel, met een proeftijd van twee jaar en met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zal meewerken aan een plaatsing binnen een driemilieuvoorziening zoals De Beele (Pluryn) of een soortgelijke instelling, zal meewerken aan klinische behandeling die binnen de driemilieuvoorziening en door de jeugdreclassering nodig wordt geacht, onderwijs zal volgen en na de behandeling zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang wanneer dit door de jeugdreclassering passend wordt geacht;
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: JBRR) tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder parketnummer 10/047118-22 onder 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Vrijspraak parketnummer 10/287651-21
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gelet op de bevindingen van de verbalisanten geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/287651-21 ten laste gelegde, te weten het voorhanden hebben van een machete in de directe omgeving van metrostation Pernis.
4.2.2.
Beoordeling
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder parketnummer 10/287651-21 ten laste gelegde niet tot een bewezenverklaring kan leiden wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Het dossier bevat een proces-verbaal van bevindingen waaruit blijkt dat de verdachte schrikt bij het zien van de verbalisanten, met versnelde looppas de andere kant op gaat, verdwijnt achter een betonnen pilaar en hier na enkele seconden weer achter vandaan komt. Achter de pilaar wordt vervolgens een machete in een foedraal aangetroffen. Hoewel dit een vreemde gang van zaken betreft, staat hiermee niet onomstotelijk vast dat de verdachte daar zojuist de machete heeft neergelegd. De verdachte ontkent dat hij de machete voorhanden heeft gehad en het dossier bevat geen bewijsmiddelen waaruit blijkt dat de verdachte de machete voorhanden heeft gehad. Ook is niet duidelijk geworden of die machete daar al eerder lag en is er geen DNA-onderzoek gedaan. Het dossier bevat daarmee onvoldoende aanknopingspunten dat het de verdachte is geweest die de machete achter de pilaar heeft neergelegd. De verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
4.2.3.
Conclusie
Het onder parketnummer 10/287651-21 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.3.
Bewijswaardering feiten 1 en 2 onder parketnummer 10/047118-22
4.3.1.
Standpunt verdediging en standpunt officier van justitie
De verdediging heeft integrale vrijspraak van de onder parketnummer 10/047118-22 onder 1 ten laste gelegde poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling bepleit. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat op basis van de camerabeelden kan worden vastgesteld dat de voet van de verdachte op geen enkel moment het hoofd van het slachtoffer raakt. Voor een poging tot doodslag dan wel poging tot zware mishandeling als gevolg van het schoppen op het hoofd is dan ook onvoldoende bewijs.
De verdediging heeft zich gerefereerd ten aanzien van de onder 2 ten laste gelegde openlijke geweldpleging, afgezien van het laatste gedachtestreepje dat ziet op het op het hoofd springen van het slachtoffer terwijl hij op de grond ligt.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de onder parketnummer 10/047118-22 onder 1 impliciet subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling. Op de beelden is te zien dat de verdachte een aanloop neemt, springt, met zijn rechtervoet opzij beweegt en vervolgens het hoofd van het slachtoffer schampt. Op basis hiervan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het slachtoffer eenmaal tegen zijn hoofd schopt terwijl hij op de grond ligt. Deze gedraging van de verdachte kan naar de uiterlijke verschijningsvorm niet worden aangemerkt als een poging tot doodslag. De verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van het onder 1 impliciet primair ten laste gelegde. Wel kan deze gedraging van de verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als een poging tot zware mishandeling. De trap van de verdachte was zodanig dat zijn schoen los ging en hij deze later moest vastmaken, zoals dat op de camerabeelden te zien is.
De officier van justitie heeft daarnaast geconcludeerd tot bewezenverklaring van de onder 2 ten laste gelegde openlijke geweldpleging. Op de beelden is duidelijk te zien dat een groep jongens, waaronder de verdachte, het slachtoffer in elkaar slaat.
4.3.2.
Beoordeling
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat op basis van het dossier en de ter zitting getoonde camerabeelden niet kan worden vastgesteld dat de verdachte met zijn voet daadwerkelijk het hoofd van het slachtoffer heeft geraakt dan wel heeft geschampt. Te zien is dat de verdachte na zijn sprong het bovenlichaam van het slachtoffer raakt met zijn voet. Naar de uiterlijke verschijningsvorm was deze handeling niet gericht op de dood van het slachtoffer dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer. Het dossier biedt dan ook onvoldoende aanknopingspunten om te concluderen dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer ten gevolge van zijn handelen zou overlijden of zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. De verdachte zal daarom integraal worden vrijgesproken van het onder parketnummer 10/047118-22 onder 1 ten laste gelegde.
De onder parketnummer 10/047118-22 onder 2 ten laste gelegde openlijke geweldpleging is door de verdachte bekend, met uitzondering van het op het hoofd van het slachtoffer landen terwijl hij op de grond ligt. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.3.
Conclusie
Het onder parketnummer 10/047118-22 onder 1 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het onder parketnummer 10/047118-22 onder 2 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van het op het hoofd van het slachtoffer landen terwijl hij op de grond ligt.
4.4.
Bewijswaardering feit 4 onder parketnummer 10/047118-22
4.4.1.
Standpunt verdediging en standpunt officier van justitie
De verdediging heeft vrijspraak van de onder parketnummer 10/047118-22 onder 4 ten laste gelegde heling van een scooter bepleit. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte enkel bij de scooter heeft gestaan en de buddyseat omhoog heeft gedaan. De getuige [getuige01] verklaart op 23 juni 2022 dat hij de verdachte de dagen ervoor op de scooter met kenteken [kenteken01] heeft zien rijden, maar de verdediging acht de verwijzing naar dit specifieke kenteken onvoldoende betrouwbaar nu de getuige dit kenteken in een latere verklaring niet meer noemt. Het lijkt geenszins onaannemelijk dat de getuige op 23 juni 2022 het kenteken heeft gezien en kon reproduceren, hetgeen een dag later niet meer lukte.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de onder parketnummer 10/047118-22 onder 4 impliciet subsidiair ten laste gelegde schuldheling. De verklaring van de getuige [getuige01] dat de verdachte op de scooter heeft gereden is geloofwaardig. Nu het slot van de buddyseat verbroken was, had de verdachte kunnen weten dat de scooter gestolen was.
4.4.2.
Beoordeling
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de impliciet primair ten laste gelegde opzetheling niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van impliciet subsidiair ten laste gelegde schuldheling overweegt de rechtbank als volgt. Op basis van de verklaringen van getuige [getuige01] kan worden vastgesteld dat de verdachte in de dagen voor 23 juni 2022 op de scooter heeft gereden. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen te twijfelen. Nu het slot van de buddyseat van de scooter verbroken was, had de verdachte als bestuurder van de scooter redelijkerwijs moeten vermoeden dat de scooter van diefstal afkomstig was. De impliciet subsidiair ten laste gelegde schuldheling is daarmee wettig en overtuigend bewezen.
4.4.3.
Conclusie
De onder parketnummer 10/047118-22 onder 4 impliciet primair ten laste gelegde opzetheling is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De onder parketnummer 10/047118-22 onder 4 impliciet subsidiair ten laste gelegde schuldheling is wettig en overtuigend bewezen.
4.5.
Bewijswaardering feiten 1 en 2 onder parketnummer 10/225048-22
4.5.1.
Standpunt verdediging en standpunt officier van justitie
De verdediging heeft integrale vrijspraak van de onder parketnummer 10/225048-22 onder 1 ten laste poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling bepleit. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat op de camerabeelden te zien is dat de verdachte beide slachtoffers slaat en schopt en het hoofd van slachtoffer [slachtoffer01] raakt met zijn voet. De camerabeelden en de verklaringen van aangever [slachtoffer02] bieden echter onvoldoende informatie om te bepalen met welke kracht tegen het hoofd van [slachtoffer01] is geschopt, op welke plaats hij op zijn hoofd is geraakt, welk letsel dat heeft opgeleverd en welk potentieel letsel had kunnen worden opgelopen. Voor het bestaan van een aanmerkelijke kans op het toebrengen van dodelijk dan wel zwaar lichamelijk letsel biedt het dossier dan ook onvoldoende aanknopingspunten. Gelet hierop is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden om tot een bewezenverklaring te kunnen komen
De verdediging heeft zich gerefereerd ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde, afgezien van het schoppen tegen het hoofd van aangever [slachtoffer02] .
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de onder parketnummer 10/225048-22 onder 1 impliciet primair ten laste gelegde poging tot doodslag. Op de beelden is duidelijk te zien dat de verdachte een trap geeft tegen het hoofd van slachtoffer [slachtoffer01] . Ook kan op basis van de camerabeelden en de verklaring van aangever [slachtoffer02] bewezen worden dat de verdachte ook hem tegen zijn hoofd heeft geschopt. Aangever [slachtoffer02] verklaart dat bijna al het geweld gericht was op zijn hoofd en dat “BoomBoom”, te weten de verdachte, hem een soort karatetrap op zijn hoofd heeft gegeven. De beweging van de verdachte die te zien is op de beelden, past bij deze verklaring. Door met deze kracht tegen het hoofd van de slachtoffers te schoppen, heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de slachtoffers daardoor dodelijk zouden worden getroffen. Het voorwaardelijk opzet op de dood kan worden aangenomen.
De officier van justitie heeft daarnaast geconcludeerd tot bewezenverklaring van de onder 2 ten laste gelegde openlijke geweldpleging. Op de camerabeelden is duidelijk te zien dat een groep jongens, waaronder de verdachte, de slachtoffers vastpakt, slaat en schopt.
4.5.2.
Beoordeling
De verdachte heeft bekend dat hij het slachtoffer [slachtoffer01] tegen het hoofd heeft geschopt. Daarnaast is op basis van de camerabeelden en de aangifte van [slachtoffer02] ook vast te stellen dat de verdachte aangever [slachtoffer02] tegen het hoofd heeft geschopt. Aangever [slachtoffer02] verklaart dat het geweld voornamelijk was gericht op zijn hoofd en dat hij van de verdachte een karatetrap op zijn hoofd heeft gekregen. Op de camerabeelden is een trappende beweging van de verdachte te zien die past bij deze verklaring van [slachtoffer02] . De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of het schoppen door de verdachte tegen het hoofd van de beide aangevers een poging tot doodslag dan wel poging tot zware mishandeling oplevert. De rechtbank oordeelt hiertoe als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat naar algemene ervaringsregels niet kan worden gesteld dat het geven van een of enkele schoppen tegen het hoofd altijd, of in veel gevallen, leidt tot de dood van het slachtoffer. Onder bepaalde omstandigheden kan het schoppen tegen iemands hoofd echter wel de aanmerkelijke kans in het leven roepen dat het slachtoffer als gevolg daarvan komt te overlijden. Deze omstandigheden kunnen bijvoorbeeld gelegen zijn in de kracht van het schoppen, de plek op het hoofd waartegen is geschopt, het aantal schoppen op deze kwetsbare delen van het hoofd, het soort schoenen dat verdachte droeg tijdens het schoppen, alsmede de staat waarin het slachtoffer zich bevond.
Het dossier biedt te weinig specifieke informatie op basis waarvan vastgesteld kan worden dat in dit geval een aanmerkelijke kans op de dood bestond. Zo kan niet worden vastgesteld met welke kracht en intensiteit de verdachte heeft geschopt, welke plek op het hoofd van beide slachtoffers is geraakt en welke schoenen de verdachte aan had. Ook uit het letsel van beide slachtoffers kan niet zonder meer worden afgeleid dat door het toegepaste geweld van de verdachte een aanmerkelijke kans op overlijden in het leven is geroepen. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank dan ook van oordeel dat de geweldshandelingen van de verdachte niet als poging tot doodslag kunnen worden gekwalificeerd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wel bewezen dat de verdachte met zijn handelen heeft geprobeerd de slachtoffers zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Door tegen het hoofd van de slachtoffers te schoppen heeft de verdachte de aanmerkelijke kans in het leven geroepen dat de slachtoffers zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen. Het is een feit van algemene bekendheid dat ook één harde klap of trap tegen een kwetsbaar en vitaal lichaamsdeel als het hoofd al tot ernstig letsel kan leiden. Bovendien is het schoppen tegen het hoofd van de slachtoffers naar haar uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dit gevolg bewust heeft aanvaard. De onder parketnummer 10/225048-22 onder 1 impliciet subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling is dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Gelet op het voorgaande en gelet op de eigen verklaring van de verdachte, is ook de onder parketnummer 10/225048-22 onder 2 ten laste gelegde openlijke geweldpleging wettig en overtuigend bewezen. De slachtoffers zijn door de verdachte en zijn medeverdachten vastgepakt, geslagen en geschopt, waaronder tegen het hoofd.
4.5.3.
Conclusie
Het onder parketnummer 10/225048-22 onder 1 impliciet primair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het onder parketnummer 10/225048-22 onder 1 impliciet subsidiair ten laste gelegde en het onder 2 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.6.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/047118-22 onder 4 impliciet subsidiair ten laste gelegde en het onder parketnummer 10/225048-22 onder 1 impliciet subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/047118-22 onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft het de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Parketnummer 10/047118-22
2
hij op 23 februari 2022 te Schiedam ,
openlijk, te weten, in Station Schiedam Centrum ,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer03] , door
- (met kracht) voornoemde [slachtoffer03] beet te pakken en vast te houden en/of (vervolgens) voornoemde [slachtoffer03] tegen een muur te duwen/drukken en
- meerdere malen in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer03] te slaan en/of te stompen, terwijl voornoemde [slachtoffer03] werd vastgehouden en/of terwijl voornoemde [slachtoffer03] op de grond lag en
- meerdere malen in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer03] te schoppen en/of te trappen, waardoor voornoemde [slachtoffer03] op de grond viel en/of terwijl voornoemde [slachtoffer03] op de grond lag en
- in de lucht te springen en (vervolgens) met zijn benen en voeten op het lichaam van voornoemde [slachtoffer03] te landen, terwijl voornoemde [slachtoffer03] op de grond lag;
3
hij op 16 april 2022 te Schiedam ,
tezamen en in vereniging met een ander
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een scooter (merk Peugeot, type Vivacity met kenteken [kenteken02] ), die aan [slachtoffer04] toebehoorde weg te
nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich die weg te nemen scooter
onder hun bereik te brengen door middel van verbreking,
- meerdere malen heeft geprobeerd om voornoemde scooter te starten en
- de kentekenplaat van voornoemde scooter heeft verwijderd en
- meerdere malen heeft geprobeerd om met een betonschaar het kettingslot van voornoemde scooter open te knippen/breken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4
hij in de periode van 20 juni 2022 tot en met 23 juni 2022 te Schiedam , een scooter (merk Znen met kenteken [kenteken01] ), voorhanden heeft gehad terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed
redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Parketnummer 10/225048-22
1
hij in de periode van 01 juni 2022 tot en met 01 juli 2022 te Schiedam ,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer02] en [slachtoffer01]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het
hoofd van voornoemde [slachtoffer02] en voornoemde [slachtoffer01] heeft geschopt en/of
heeft getrapt en/of heeft gestampt, terwijl voornoemde [slachtoffer02] en [slachtoffer01] op de
grond lagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij in de periode van 01 juni 2022 tot en met 01 juli 2022 te Schiedam ,
openlijk, te weten op/aan het Schuttersveld in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer02] en [slachtoffer01] door
- de kleding van voornoemde [slachtoffer02] en/of voornoemde [slachtoffer01]
vast te pakken en vast te houden en
- meerdere malen in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het
hoofd en/of op/tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer02] en voornoemde Van
Weers te schoppen en/of te trappen en/of te stampen en
- meerdere malen in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het
hoofd en/of op/tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer02] en voornoemde Van
Weers te slaan en/of te stompen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10/047118-22
2.
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
3.
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
4. impliciet subsidiair

schuldheling;

Parketnummer 10/225048-22
De meerdaadse samenloop van:
1. impliciet subsidiair

poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd;

2.

openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige geweldsdelicten. Allereerst heeft hij zich in februari 2022 samen met anderen schuldig gemaakt aan een openlijke geweldpleging in het Station Schiedam Centrum door het slachtoffer te slaan en te schoppen. Een aantal maanden later heeft de verdachte zich wederom schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging door samen met anderen twee zeer jonge slachtoffers zonder enige aanleiding te slaan en te schoppen. De verdachte heeft beide slachtoffers daarbij tegen het hoofd geschopt. Met dit gedrag heeft de verdachte zich eveneens schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling. De verdachte heeft een grote inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de veiligheidsgevoelens van de slachtoffers. De ervaring leert dat de slachtoffers van openlijke geweldpleging en poging tot zware mishandeling nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden van hetgeen hen is overkomen. Bovendien maken dergelijke strafbare feiten een grove inbreuk op de rechtsorde en brengen deze in de samenleving gevoelens van angst en onveiligheid teweeg. De rechtbank rekent de verdachte dit zwaar aan.
Tot slot heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal van een scooter en schuldheling van een scooter. De verdachte heeft door zijn gedrag laten zien geen respect te hebben voor andermans eigendommen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van
3 oktober 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
Kinder- en Jeugdpsycholoog [naam01]komt in haar een rapport d.d. 11 juli 2022 tot de conclusie dat er bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een normoverschrijdende gedragsstoornis. Daarnaast is er sprake van een licht verstandelijke beperking en een ongespecificeerde psychotrauma of stressorgerelateerde stoornis. Vanuit ontwikkelingsperspectief is er sprake van een onveilige gehechtheid. Gesteld kan worden dat de problematiek zijn doorwerking lijkt te kennen in het onder parketnummer 10/047118-22 onder 1 en 2 ten laste gelegde. Geadviseerd wordt dan ook om de verdachte deze feiten in verminderde mate toe te rekenen. Het risico op gewelddadig gedrag, op korte termijn en zonder interventies, wordt hoog geschat. Hoewel er al veel geprobeerd is qua inzet van hulp en de resultaten hiervan beperkt zijn geweest, is inzet van een klinische behandeling geïndiceerd. Gezien de structurele aard en ernst van de problematiek van de verdachte, wordt een langdurige behandeling in een gestructureerde setting noodzakelijk geacht. Geadviseerd wordt om deze klinische behandeling op te leggen binnen het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Verwacht wordt dat de verdachte met deze stevige en duidelijke stok achter de rug, een duidelijker perspectief (niet langer thuis) en met minder betrokkenheid en beïnvloeding van moeder, in staat zal zijn om te profiteren van de geboden behandeling en begeleiding.
Psychiater [naam02]komt in zijn rapport d.d. 13 juli 2022 tot de conclusie dat er bij de verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een normoverschrijdende gedragsstoornis met begin in de kindertijd, een ongespecificeerde psychotrauma of stressorgerelateerde stoornis, een ouder-kind relatieprobleem en een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een licht verstandelijke beperking. Geconcludeerd kan worden dat de vastgestelde stoornissen van de geestvermogens een doorwerking hebben
gehad in het onder parketnummer 10/047118-22 onder 1 en 2 ten laste gelegde, waardoor geadviseerd wordt deze feiten in een verminderde mate toe te rekenen aan de verdachte. Het risico op toekomstig gewelddadig- dan wel delinquent gedrag wordt als hoog ingeschat. De problematiek van de verdachte maakt dat bij hem een indicatie aanwezig is voor langdurige behandeling in een gestructureerde setting. Behandeling in een ambulante setting wordt niet haalbaar geacht, daar dit teveel onrust en te weinig structuur zal bieden. Het is wenselijk dat de verdachte start met een klinisch behandeltraject om na de behaalde behandeldoelen toe te werken naar het opbouwen van vrijheden met een goed nazorg traject. Door een gestructureerd en stevig opvoedklimaat met duidelijke regels ontstaat er bij de verdachte rust en ruimte om behandeling mogelijk te maken en hier dient gebruik van gemaakt te worden. In eerste instantie zal het bieden van duidelijke psycho-educatie en een motiverend traject belangrijk zijn voor hem om in te zien waarom behandeling belangrijk is. Pas als de verdachte inziet waarom behandeling belangrijk is en wat de gevolgen zullen zijn op zijn verdere ontwikkeling en functioneren, zal hij zich hiervoor open kunnen stellen en zal vooruitgang geboekt kunnen worden. Bovenstaande kan worden gerealiseerd binnen het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel, met als voorwaarden het deelnemen aan een intramurale behandeling, het volgen van onderwijs en het toewerken naar een ambulant behandel- en begeleidingstraject onder toezicht van de reclassering, met toezicht op de omgang met antisociale leeftijdsgenoten en oplegging van een contactverbod met de mededaders. Indien de verdachte zich niet aan de voorwaarden zal houden of een klinisch traject niet haalbaar blijkt, dan ligt een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel voor de hand, waarbij de verdachte zijn behandeling kan voortzetten binnen een justitiële jeugdinrichting.
De Raad voor de Kinderbescherming(hierna: de Raad) schat in zijn rapport d.d. 12 oktober 2022 het recidiverisico op heel hoog. De risicofactoren worden vooral gezien in de ingrijpende gebeurtenissen die de verdachte heeft meegemaakt, het ontbreken van vaardigheden en handelingsalternatieven en een gebrekkige gewetensontwikkeling. Ondanks eerdere intensieve vormen van hulpverlening is er geen verbetering te zien. De Raad acht gepaste behandeling binnen een behandelcentrum van belang voor de verdachte. Geadviseerd wordt een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen, onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- meewerkt aan een plaatsing binnen een driemilieuvoorziening zoals De Beele (Pluryn) of een vergelijkbare instelling;
- meewerkt aan klinische behandeling die binnen de driemilieuvoorziening en door de jeugdreclassering nodig worden geacht;
- onderwijs volgt;
- verblijft in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang wanneer dit door de jeugdreclassering passend wordt geacht;
waarbij aan JBRR opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
JBRRheeft in haar briefrapport d.d. 12 oktober 2022 geadviseerd een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen, onder de bijzondere voorwaarden zoals ook geadviseerd door de Raad.
Ter zitting is namens de Raad naar voren gebracht dat langdurige behandeling van de verdachte noodzakelijk is. Er is vanuit de thuissituatie al veel geprobeerd, maar dit heeft niet het gewenste resultaat gehad omdat de problematiek door de verdachte en de moeder wordt gebagatelliseerd. Ondanks de schorsende voorwaarden is de verdachte meermalen gerecidiveerd, wat laat zien dat hij niet leerbaar is en strakke kaders nodig heeft. De verdachte toont echter geen enkele motivatie voor behandeling. De intake bij De Beele op 11 oktober jl. is daardoor niet goed verlopen. De enige mogelijkheden zijn om de behandeling bij De Beele op te leggen in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel of van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel.
Ter zitting is namens JBRR naar voren gebracht dat de verdachte nog niet is aangemeld bij De Beele omdat hij bij de intake heeft aangegeven daar niet te willen komen. Door de niet gemotiveerde houding van de verdachte heeft JBRR geen vertrouwen meer in het traject bij De Beele in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toerekeningsvatbaarheid
De conclusies van de psychiater en psycholoog ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid worden gedragen door hun bevindingen. De rechtbank neemt die conclusies over en maakt die tot de hare. Nu bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens die ook aanwezig waren ten tijde van het onder parketnummer 10/047118-22 onder 2 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit, acht de rechtbank de verdachte daarvoor verminderd toerekeningsvatbaar.
PIJ-maatregel
Uit de rapportages en hetgeen besproken is ter terechtzitting blijkt dat de verdachte langdurige en intensieve behandeling in een klinische setting nodig heeft. Eerdere ambulante hulpverlening in het kader van de ondertoezichtstelling heeft onvoldoende resultaat gehad. De deskundigen zijn het erover eens dat een klinische behandeling bij De Beele het meest passend is en aansluit bij de problematiek van de verdachte. Waar de meningen over uiteenlopen, is de vraag in welk kader deze behandeling moet worden opgelegd, nu de verdachte niet gemotiveerd lijkt te zijn voor deze behandeling. Anders dan de officier van justitie en JBRR is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel gelet op de jonge leeftijd van de verdachte en zijn blanco justitiële documentatie niet passend is. Zoals de raadsman ter terechtzitting naar voren heeft gebracht heeft de psychiater geconcludeerd dat de verdachte zich pas open zal kunnen stellen voor behandeling als hij inziet waarom deze behandeling belangrijk is. Hiervoor is het bieden van duidelijke psycho-educatie en een motiverend traject belangrijk. Gelet hierop is de rechtbank met de psycholoog en de psychiater van oordeel dat de verdachte de kans moet krijgen om te laten zien dat hij zich in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel zal gaan inzetten voor zijn behandeling. De voorwaardelijke PIJ-maatregel fungeert dan als een duidelijke en stevige stok achter de deur voor de bijzondere voorwaarden die de rechtbank zal opleggen, te weten een meldplicht bij JBRR, een klinische behandeling bij De Beele (Pluryn) of een soortgelijke instelling, de verplichting onderwijs te volgen en begeleid wonen na afloop van de klinische opname wanneer dit door JBRR passend wordt geacht. De rechtbank zal hieraan een proeftijd van twee jaar verbinden.
Aan de wettelijke voorwaarden van artikel 77s, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is, gelet op de bewezenverklaring en de beschouwingen en conclusies van de deskundigen, voldaan. De rechtbank stelt vast dat de onder parketnummer 10/047118-22 onder 2 en de onder parketnummer 10/225048-22 onder 1 en 2 gepleegde feiten misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld.
Op grond van hetgeen de deskundigen in hun rapporten vermelden is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van de misdrijven een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en daarnaast de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van een PIJ-maatregel eisen. Bovendien is deze maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte.
De voorwaardelijk op te leggen maatregel zal bij eventuele tenuitvoerlegging verlengbaar zijn tot een termijn van maximaal zeven jaar, waarvan het laatste jaar voorwaardelijk, aangezien verdachte veroordeeld zal worden wegens misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meerdere personen.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Gelet op de ernst van de feiten en de rapportages van de deskundigen, waaruit naar voren komt dat het recidiverisico zonder interventies hoog wordt ingeschat, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf vergelijkbaar met de bewezenverklaarde feiten zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van art. 77z Sr te stellen voorwaarden en het op grond van art. 77aa Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Straf
Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten zal de rechtbank naast de genoemde voorwaardelijke PIJ-maatregel een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest opleggen.
Algemene afsluiting
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer01] , ter zake van de onder parketnummer 10/225048-22 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 142,40 aan materiële schade en een bedrag van € 750,-- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedings-maatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering, met vermeerdering van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren nu niet is vast te stellen dat de schade als gevolg van het vermeende strafbare feit is opgetreden.
8.3.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering ten aanzien van de materiële schade niet-ontvankelijk worden verklaard, nu onvoldoende is onderbouwd dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met de onder parketnummer 10/225048-22 bewezen verklaarde feiten.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de onder parketnummer
10/225048-22 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van de feiten meebrengen dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen dat aantasting in de persoon aannemelijk is. De rechtbank begroot de immateriële schade naar maatstaven van billijkheid op € 750,--, zodat de vordering zal worden toegewezen.
Nu de verdachte het onder parketnummer 10/225048-22 onder 2 ten laste gelegde feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend, samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 juli 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 750,--, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling of vervangende jeugddetentie worden toegepast.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77s, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 302, 311 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/287651-21 ten laste gelegde feit, de onder parketnummer 10/047118-22 onder 1 en onder 4 impliciet primair ten laste gelegde feiten en het onder parketnummer 10/225048-22 onder 1 impliciet primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 10/047118-22 onder 2, 3 en 4 impliciet subsidiair ten laste gelegde feiten en de onder parketnummer 10/225048-22 onder 1 impliciet subsidiair en onder 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 44 (vierenveertig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de verdachte op de
maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen;
bepaalt dat deze maatregel
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt vastgesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als zijn behandelaars in overleg met de jeugdreclassering nodig achten, zal laten opnemen binnen driemilieuvoorziening De Beele (Pluryn), althans een soortgelijke instelling, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die de veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worde gegeven;
- na die opname zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, indien dit door de jeugdreclassering noodzakelijk wordt geacht;
- gedurende de proeftijd onderwijs zal volgen;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het verlenen van hulp en steun ter naleving van de bijzondere voorwaarden;
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het aan genoemde gecertificeerde instelling opgedragen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer01] , te betalen een bedrag van
€ 750,-- (zegge: zevenhonderdvijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededaders van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer01] te betalen
€ 750,--(hoofdsom,
zegge: zevenhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
1 juli 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.C. Enkelaar, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. J.S. van den Berge en S.C. Sassen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.R. van Staveren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 november 2022.
De voorzitter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10-287651-21
hij op of omstreeks 24 oktober 2021 te Pernis Rotterdam, gemeente Rotterdam,
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie IV onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een zwaard (machete) voorhanden heeft gehad, terwijl verdachte de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt;
Parketnummer 10-047118-22
1
hij op of omstreeks 23 februari 2022 te Schiedam ,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer03]
opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
meerdere malen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer03] heeft geschopt en/of heeft getrapt, terwijl voornoemde [slachtoffer03] op de grond lag,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 23 februari 2022 te Schiedam ,
openlijk, te weten, in Station Schiedam Centrum en/of de Stationsstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer03] , door
- (met kracht) voornoemde [slachtoffer03] beet te pakken en/of vast te houden en/of (vervolgens) voornoemde [slachtoffer03] tegen een muur te duwen/drukken en/of
- meerdere malen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer03] te slaan en/of te stompen, terwijl voornoemde [slachtoffer03] werd vastgehouden en/of terwijl voornoemde [slachtoffer03] op de grond lag en/of
- meerdere malen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer03] te schoppen en/of te trappen, waardoor voornoemde [slachtoffer03] op de grond viel en/of terwijl voornoemde [slachtoffer03] op de grond lag en/of
- in de lucht te springen en/of (vervolgens) met zijn benen en/of voeten op het hoofd en/of op het lichaam van voornoemde [slachtoffer03] te landen, terwijl voornoemde [slachtoffer03] op de grond lag;
3
hij op of omstreeks 16 april 2022 te Schiedam ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een scooter (merk Peugeot, type Vivacity met kenteken [kenteken02] ), in
elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer04] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) weg te
nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die weg te nemen scooter
onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking,
- meerdere malen, althans eenmaal, heeft geprobeerd om voornoemde scooter te starten en/of
- de kentekenplaat van voornoemde scooter heeft verwijderd en/of
- meerdere malen, althans eenmaal, heeft geprobeerd om met een betonschaar het kettingslot van voornoemde scooter open te knippen/breken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4
hij in of omstreeks de periode van 20 juni 2022 tot en met 23 juni 2022 te Schiedam , een scooter (merk Znen met kenteken [kenteken01] ), althans een goed, heeft
verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans
redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Parketnummer 10-225048-22
1
hij in of omstreeks de periode van 01 juni 2022 tot en met 01 juli 2022 te Schiedam ,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer02] en/of [slachtoffer01]
opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe
te brengen,
meerdere malen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het
hoofd van voornoemde [slachtoffer02] en/of voornoemde [slachtoffer01] heeft geschopt en/of
heeft getrapt en/of heeft gestampt, terwijl voornoemde [slachtoffer02] en/of [slachtoffer01] op de
grond lag(en),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij in of omstreeks de periode van 01 juni 2022 tot en met 01 juli 2022 te Schiedam ,
openlijk, te weten op/aan het Schuttersveld, in elk geval op of aan een openbare
weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen meerdere, althans een perso(o)n(en)
te weten [slachtoffer02] en/of [slachtoffer01] door
- de kleding en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer02] en/of voornoemde [slachtoffer01]
vast te pakken en/of vast te houden en/of
- meerdere malen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het
hoofd en/of op/tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer02] en/of voornoemde Van
Weers te schoppen en/of te trappen en/of te stampen en/of
- meerdere malen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het
hoofd en/of op/tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer02] en/of voornoemde Van
Weers te slaan en/of te stompen.