ECLI:NL:RBROT:2022:9546

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 november 2022
Publicatiedatum
9 november 2022
Zaaknummer
10/002309-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor babbeltrucs bij bejaarde slachtoffers met gevangenisstraf van 5 jaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 november 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen door middel van babbeltrucs gericht op hoogbejaarde slachtoffers. De verdachte, geboren in 1988 en niet ingeschreven in de basisregistratie, was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich in de periode van 15 augustus 2020 tot en met 29 september 2021 schuldig heeft gemaakt aan een reeks van diefstallen, waarbij zij zich voordeed als medewerkster van de thuiszorg of GGD en slachtoffers onder valse voorwendselen hun woning liet binnenlaten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, waarbij de ernst van de feiten, de kwetsbaarheid van de slachtoffers en de recidive van de verdachte zwaar zijn meegewogen. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte als een hardleerse dader gekarakteriseerd, die geen respect heeft getoond voor de privacy en veiligheid van de slachtoffers, wat heeft geleid tot aanzienlijke emotionele en financiële schade voor hen. De rechtbank heeft de verdachte ook in de proceskosten veroordeeld en de teruggave van in beslag genomen voorwerpen gelast.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/002309-22
Datum uitspraak: 8 november 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1988,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen en zonder bekende woonplaats in Nederland,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Utrecht, locatie Nieuwersluis,
raadsman mr. J.W. Vedder, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 2 augustus en 25 oktober 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D. van Zetten heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van al het laste gelegde (feiten genummerd 1 tot en met 6);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van voorarrest.

4..Ontvankelijkheid

4.1.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met een preliminair verweer op het standpunt gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vervolging ten aanzien van de feiten op de tenlastelegging die niet zijn opgenomen in het Europees aanhoudingsbevel. Vervolging hiervoor is in strijd met het specialiteitsbeginsel uit artikel 27, tweede lid, van het Kaderbesluit van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (2002/584/JBZ) (hierna: Kaderbesluit).
4.2.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat zij het preliminaire verweer ter terechtzitting van 2 augustus 2022 ontijdig heeft bevonden. Dit in het licht van het arrest van de Hoge Raad van 12 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:982 en van twee uitzonderingen op het specialiteitsbeginsel waarin het Kaderbesluit voorziet, te weten de mogelijkheid van aanvullende toestemming en van een vonnis dat niet tot vrijheidsstraf leidt.
De rechtbank verwerpt het verweer omdat na aanhouding van het onderzoek ter terechtzitting, aanvullende toestemming is verkregen. Op grond van artikel 27, derde lid, onder g, van het Kaderbesluit kan een overgeleverde persoon dan ook worden vervolgd wegens andere, voor de overlevering begane feiten dan de feiten die reden zijn geweest voor de overlevering.

5..Beoordeling van het bewijs

5.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
5.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten. De verweren zullen onder 5.3 worden besproken.
5.3.
Oordeel van de rechtbank
5.3.1.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder feit 1 – inhoudende de afzonderlijke zaken die de rechtbank heeft genummerd 1.1 tot en met 1.6 – feit 2, feit 3, feit 4,
feit 5 – inhoudende de afzonderlijke zaken die de rechtbank heeft genummerd 5.1 tot en met 5.4 – en feit 6 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen die in de bijlage van dit vonnis zijn vervat.
5.3.2.
Overweging met betrekking tot de betrouwbaarheid van het bewijs
Alle zaaksdossiers bevatten herkenningen door verbalisanten en getuigen. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de herkenningen van getuigen [getuige01] en [getuige02] onvoldoende betrouwbaar zijn, zodat deze herkenningen niet als bewijs kunnen worden gebezigd. Ten aanzien van de herkenningen van de verbalisanten heeft de verdediging geen uitdrukkelijk onderbouwd standpunt ingenomen, maar slechts aangevoerd dat de rechtbank kritisch met deze herkenningen dient om te gaan.
Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de herkenningen van de verbalisanten acht de rechtbank de volgende omstandigheden van belang. De herkenningen vonden plaats nadat de verbalisanten veel beeldmateriaal hadden uitgekeken, waarbij het gaat om zowel bewegende beelden als stills. Daarnaast hebben verbalisanten [verbalisant01] en [verbalisant02] steeds uiteengezet op basis waarvan zij de verdachte hebben herkend. Daar komt bij dat de verbalisanten recent contact met haar hebben gehad; de verbalisanten hebben de verdachte namelijk begin januari 2022 gehoord. De herkenningen in het dossier dateren van hierna. Tegen deze achtergrond is de rechtbank van oordeel dat de herkenning van de verdachte door de verbalisanten betrouwbaar is. Dat de verbalisanten in eerste instantie de zus van de verdachte als verdachte hadden aangemerkt, maakt het voorgaande niet anders. De herkenningen zijn pas opgemaakt nadat de verbalisanten de verdachte meerdere malen hadden gehoord na haar aanhouding. De verbalisanten waren aldus goed bekend met de verdachte zodat de rechtbank geen aanleiding ziet om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de herkenningen.
Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de herkenningen van verdachte door de getuigen [getuige01] en [getuige02] acht de rechtbank de volgende omstandigheden van belang. Aan de getuigen werden uit de afzonderlijke zaaksdossiers stills van de camerabeelden per WhatsApp verstuurd. Nu beide getuigen zich bij een vage/onduidelijke foto op de vlakte houden en niet tot een herkenning van de verdachte komen, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van deze herkenningen te twijfelen. Het verweer van de verdediging wordt dan ook verworpen.
5.3.3.
Bewijsmotivering
Modus operandi
Uit de bewijsmiddelen behorende bij de diefstal aan de [adres01] te Hoek van Holland (feit 1, zaak 1) is de volgende modus operandi af te leiden.
Op 8 oktober 2020 hield een vrouw zich op bij de centrale voordeur van het woningcomplex van de aangever. De aangever kwam aangelopen en opende met zijn sleutel de centrale voordeur, waarna de vrouw met de aangever meeliep de hal in. Terwijl de aangever zijn brievenbus opende, keek de vrouw mee welke brievenbus precies werd geopend. Vervolgens liep de vrouw naar de lift en de aangever stapte enkele seconden later ook in deze lift. De aangever drukte op de knop om naar de negende etage te gaan. De vrouw verklaarde ook naar de negende etage te moeten omdat zij bij huisnummer 208 moest zijn en zei dat zij al eerder had aangebeld maar geen gehoor had gekregen. Omdat dit de woning van de aangever is, informeerde hij waarvoor de vrouw kwam en zij vertelde dat zij vanuit de thuiszorg was gestuurd om met de aangever te praten over de coronacrisis. In de woning aangekomen werd de aangever verteld dat hij voor zijn gezondheid moest plaatsnemen in een andere kamer. Na enkele minuten merkte de aangever dat de vrouw zonder gedag te zeggen was vertrokken en daarop ontstond bij hem een vreemd gevoel. De aangever controleerde de kast in de woonkamer en daaruit bleken twee portemonnees met daarin in totaal 4.000 euro contant geld weg te zijn genomen. Ook zijn twee sieraden en een horloge gestolen. Ongeveer twintig minuten nadat zij in de lift had gestaan stapte de vrouw de lift weer in op weg naar beneden. In de lift opende zij haar hand en zij bekeek de sieraden die in haar hand lagen.
5.3.4.
Ten aanzien van feit 1.1 tot en met 1.3, 1.5 en 1.6
Betrokkenheid verdachte
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of bewezen kan worden dat deze verdachte de dader van de diefstal aan de [adres01] te Hoek van Holland is geweest. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. Na de uitzending van Opsporing Verzocht van 8 december 2020 kwamen meerdere tips binnen dat de verdachte de vrouw in de lift aan de [adres01] te Hoek van Holland was. Na de aanhouding van de verdachte is haar telefoon onderzocht en hierop zijn meerdere spraakberichten aangetroffen. Het stemgeluid van de verdachte is door een getuige en door verbalisanten herkend als het stemgeluid van de vrouw in de lift aan de [adres02] . Op de camerabeelden was te zien dat de vrouw ten tijde van deze diefstal een zwarte broek van het merk The North Face droeg. Na de aanhouding van de verdachte werd in haar koffer een zwarte broek van The North Face aangetroffen. Tevens is de verdachte herkend op basis van uiterlijke kenmerken.
In de onder 1.2 ten laste gelegde zaak, de diefstal aan de [adres03] te Delft, is sprake van een – op essentiële punten – overeenkomstige werkwijze zoals onder het kopje ‘modus operandi’ uiteengezet. Bij de hoogbejaarde aangeefster werd aangebeld en voor de deur stond een vrouw die namens de thuiszorg de woning kwam ontsmetten. De vrouw deelde mee dat de aangeefster beter bij de voordeur kon blijven wachten. Nadat de vrouw vervolgens de woning had verlaten, ontdekte de aangeefster dat uit de ladekast en haar sieradenkist in de slaapkamer sieraden waren weggenomen. De aangeefster trof in haar slaapkamer een paar zwarte handschoenen aan die niet van haar waren. Uit onderzoek blijkt dat DNA van de verdachte op een handschoen is aangetroffen.
De verdediging heeft aangevoerd dat aan het aangetroffen DNA van de verdachte op de handschoen geen bewijskracht toekomt, omdat het een verplaatsbaar voorwerp betreft. De rechtbank is van oordeel dat deze handschoen een daderspoor betreft, gelet op de omstandigheid dat de aangever heeft verklaard dat de handschoen niet van haar is en dat de handschoen direct na de diefstal is aangetroffen. Bovendien heeft de verdediging ter terechtzitting geen begin van een alternatief scenario gegeven. Het verweer van de verdediging wordt dan ook verworpen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de verdachte de diefstal aan de [adres03] te Delft heeft gepleegd.
Onder feit 1.3 is de diefstal aan de [adres04] te Bergen op Zoom ten laste gelegd. De werkwijze van de dader van deze diefstal komt op essentiële punten overeen met de hiervoor geschetste modus operandi. Bij de aangeefster werd namelijk aangebeld door een vrouw die zich voorstelde als [naam01] van de thuiszorg. In verband met het coronavirus kwam de vrouw het sanitair en de keuken extra desinfecteren. De aangeefster werd verteld dat zij daar niet bij hoefde te zijn. Nadat de vrouw de woning had verlaten, bleek de bankpas van de aangeefster weg te zijn. Gelet op deze werkwijze, het gegeven dat de verdachte net als de vrouw op de camerabeelden een tatoeage aan de binnenkant van haar rechteronderarm heeft en de herkenningen door de verbalisanten en de getuigen [getuige01] en [getuige02] , acht de rechtbank het bewezen dat de verdachte de diefstal aan de [adres04] te Bergen op Zoom heeft gepleegd.
In de onder 1.5 tenlastegelegde zaak heeft de aangeefster aangifte gedaan van diefstal uit haar woning aan de [adres05] te Gouda. Ook hier komt de werkwijze van de dader op essentiële punten overeen met de hiervoor geschetste modus operandi. De aangeefster heeft verklaard dat op 28 oktober 2020 een vrouw van de thuiszorg aan de deur kwam met de mededeling dat zij het huis op corona kwam controleren. De vrouw is door het huis gelopen met een spuitbus en de aangeefster moet steeds in een andere kamer zitten dan de kamer waarin de vrouw aan het schoonmaken was. Later blijkt dat een gouden armband van de aangeefster gestolen is.
De rechtbank beantwoordt de vraag of de verdachte de vrouw is die in de aangifte wordt genoemd bevestigend. De aangeefster heeft de uitzending van Opsporing Verzocht van 8 december 2020 bekeken en herkent de vrouw die daar wordt getoond als de vrouw die bij haar in de woning was geweest en tevens heeft de aangeefster de vrouw aan haar stem herkend. Daarnaast zijn in de koffer van de verdachte na haar aanhouding twee Louis Vuittontassen en Guccischoenen aangetroffen zoals de dader van deze diefstal ze droeg. Verder is op camerabeelden te zien dat de verdachte een zwarte jas droeg met zes opvallende zilverkleurige knopen aan de voorzijde. De verdachte droeg een soortgelijke jas ten tijde van de diefstal aan het [adres06] te Gouda – zoals ten laste gelegd onder feit 4 – waarbij de rechtbank eveneens op na te noemen gronden tot een bewezenverklaring komt. Gelet op het vorenstaande en de herkenningen, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte deze diefstal heeft gepleegd.
Onder feit 1.6 is de diefstal aan de [adres07] te Rotterdam ten laste gelegd. Op 1 september 2020 tussen 13.45 uur en 14.40 uur is bij de huisgenoot van de aangeefster een vrouw aan de deur geweest die zei dat ze naar het toilet moest. Nadat zij de woning had verlaten merkte de aangeefster bij thuiskomst dat haar sieradendoos was geopend en dat hieruit diverse sieraden waren weggenomen. Ook bleven enveloppen met daarin contant geld te zijn gestolen. Op de camerabeelden van het portiek is te zien dat om 14.15 uur een vrouw met een bruine Louis Vuittontas de deur openhield nadat twee mensen door deze deur waren gekomen en de deur nog niet in het slot was gevallen. Ondanks dat de werkwijze in dit geval afwijkt van de hiervoor beschreven modus operandi, in die zin dat de vrouw verklaarde gebruik te willen maken van het toilet, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte de vrouw is die deze diefstal heeft gepleegd. Hierbij slaat de rechtbank naast de herkenningen door de verbalisanten en door de getuigen [getuige01] en [getuige02] acht op de bruine Louis Vuittontas die bij meerdere diefstallen door de verdachte is gebruikt en bovendien na haar aanhouding is aangetroffen en op de herkenningen.
5.3.5.
Ten aanzien van feit 1.4 en feit 3
Ten aanzien van feit 1.4 is in essentie sprake van dezelfde modus operandi als hiervoor beschreven. Bij de aangeefster werd op 16 september 2020 rond 14.00 uur aangebeld door een vrouw die werkzaam zou zijn bij de GGD en de thuiszorg. Zij kwam in opdracht van de gemeente de woning desinfecteren en liet een spuitbus zien. Aangeefster werd verteld dat zij beter kon plaatsnemen op het balkon. Na dertig minuten vertrok de vrouw. Uit de woning van de aangeefster bleken nadien meerdere goederen te zijn gestolen, waardevolle sieraden, een geldbedrag en de pinpas van aangeefster. Dezelfde middag tussen 15.30 en 16.00 uur werd contact opgenomen met de aangeefster door een vrouw die zich voorstelde als [naam02] van de ABN Amro Bank. [naam02] verklaarde dat de pinpas van de aangeefster was verlopen en dat zij kon zorgen voor een nieuwe pinpas. Als de aangeefster dezelfde pincode wilde behouden, dan kon de aangeefster die telefonisch doorgeven. De aangeefster heeft haar pincode aan [naam02] doorgegeven. Bij een geldautomaat in Heemstede werd om 16.22 uur 200 euro en bij casino Flamingo tweemaal 300 euro gepind om respectievelijk 16.47 en 16.48 uur. Op de camerabeelden van het casino zijn een man en vrouw te zien.
De verdediging heeft aangevoerd dat het door de aangeefster doorgegeven signalement (‘Chinees / Indisch uiterlijk’) niet overeenkomt met het signalement van de verdachte. De rechtbank stelt vast dat in het dossier bij de verdachte meerdere malen het hebben van zogenoemde spleetogen als uiterlijk kenmerk wordt genoemd. Om die reden is het aannemelijk dat bij de aangeefster sprake is van een vergissing. Ook stelt de rechtbank vast dat de werkwijze van op essentiële punten overeenkomt met de modus operandi.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte samen met een ander op de camerabeelden van casino Flamingo is herkend door de verbalisanten. Binnen minder dan drie uur na de diefstal van de pinpas van de aangeefster is die pinpas gebruikt bij casino Flamingo. Vijfentwintig minuten daaraan voorafgaand werd de pinpas na de diefstal voor de eerste keer gebruikt bij een geldautomaat in Heemstede. Nu de verdachte bij casino Flamingo aanwezig is geweest en gelet op de korte tijdspanne tussen het moment van diefstal en het gebruik van de pinpas, ligt het op de weg van de verdachte om hiervoor een ontzenuwende verklaring te geven. Deze verklaring is uitgebleven.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte onder andere de pinpas van de aangeefster heeft gestolen en vervolgens samen met een ander deze pinpas heeft gebruikt bij de geldautomaat en het casino in Heemstede.
Tussenconclusie feiten 1 en 3
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstallen, zoals deze ten laste zijn gelegd onder feit 1 en feit 3.
5.3.6.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van aangeefster op essentiële punten overeenkomt met de onder feit 1 uiteengezette modus operandi. De aangeefster heeft aangifte gedaan van diefstal van haar pinpas op 29 augustus 2020. De vrouw in haar woning had aangegeven dat zij de woonkamer kwam desinfecteren en de aangeefster moest plaatsnemen in een andere ruimte van de woning. De vrouw verklaarde dat zij de pincode van de pinpas van de aangeefster nodig had om daar door de polikliniek geld op te laten terugstorten. De aangeefster heeft haar pincode doorgegeven en later bleek haar pinpas te zijn weggenomen.
Op 30 augustus 2020 werd om 12.40 uur door een vrouw gepind bij de pinautomaat van de ABN AMRO Bank en om 12.41 uur werd bij de geldautomaat in de Albert Heijn geld opgenomen. Van deze pinmomenten zijn camerabeelden beschikbaar.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte op de beelden bij de pinautomaat van de ABN Amro Bank is herkend. Vervolgens is de verdachte naar de Albert Heijn aan de overkant van de straat gelopen en te zien is dat de verdachte handelingen heeft verricht bij de geldautomaat in de winkel. Gelet op de omstandigheid dat deze geldautomaten zich in de nabijheid van elkaar bevinden en dat te zien is dat de verdachte van de geldautomaat waar om 12.40 uur wordt gepind naar de geldautomaat loopt waar om 12.41 wordt gepind terwijl daadwerkelijk te zien is dat zij handelingen verricht bij de laatstgenoemde geldautomaat, is
de rechtbank van oordeel dat de verdachte bij deze geldautomaten geld heeft gepind. Feit 2 is dan ook wettig en overtuigend bewezen.
5.3.7.
Ten aanzien van feit 4
Op 26 oktober 2020 is een vrouw aan de deur van de aangever geweest. Zij vroeg of zij de woning mocht bekijken, want haar moeder had een andere woning in het seniorencomplex toegewezen gekregen. Nadat de vrouw de woning had verlaten, bleek de pinpas van de ING van de aangever weggenomen te zijn. Van de rekening van de aangever is op 26 en 27 oktober 2020 geld opgenomen. Op 26 oktober 2020 is tweemaal afgerekend in de Louis Vuittonwinkel in Amsterdam om 14.33 uur en 15.02 uur en eenmaal in de Gucciwinkel om 15.28 uur. Uit camerabeelden blijkt dat de vrouw die heeft gepind in de Louis Vuittonwinkel en vervolgens in de Gucciwinkel, dezelfde vrouw is. Op beelden van de Gucci-winkel is te zien dat zij een Louis Vuittontas over haar schouder droeg en dat zij bij het betalen uit haar Louis Vuittontas een kleiner Louis Vuittontasje haalde. De vrouw droeg een zwarte jas met een dubbele rij knopen op het voorpand.
De rechtbank beantwoordt de vraag of de verdachte de vrouw is die in de aangifte wordt genoemd en op de camerabeelden te zien is, bevestigend. In de koffer van de verdachte is een aankoopbon van Gucci aangetroffen, die dateert van 26 oktober 2020. Op de bon is te zien dat er voor 700 euro is afgerekend met een pinpas in de Gucciwinkel. Het unieke transactienummer van deze bon komt overeen met het transactienummer zoals doorgegeven door de aangever in zijn aangifte. Bij de aangever is een ING bankpas gestolen en in beide winkels is met een oranje bankpas afgerekend. Het is een feit van algemene bekendheid dat de betaalpassen van de ING oranje van kleur zijn. Tevens droeg de verdachte bij het afrekenen een soortgelijke jas als bij de diefstal aan de [adres08] te Gouda, zoals reeds besproken onder feit 1.4. Gelet op voornoemde omstandigheden in combinatie met de herkenningen van de verdachte komt de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte de pinpas van de aangever heeft weggenomen en de pinpas heeft gebruikt om af te rekenen.
5.3.8.
Ten aanzien van feit 5 (5.1 tot en met 5.4) en feit 6
Onder feit 5.1 is de diefstal aan de [adres09] te Duivendrecht ten laste gelegd. Op 3 augustus 2021 stond bij de aangeefster een vrouw van de thuiszorg voor de deur die verklaarde dat zij in verband met het coronavirus de kamers kwam desinfecteren. De aangeefster kon plaatsnemen in de woonkamer. Nadat de vrouw de woning had verlaten, bleken haar gouden sieraden te zijn gestolen. De aangeefster heeft doorgegeven dat de vrouw een zwarte legging en een zwarte trui met witte opdruk droeg en op de camerabeelden is te zien dat op de zwarte trui in witte letters het woord ‘ [naam afbeelding01] ’ staat gedrukt. De vrouw droeg een Louis Vuittontas over haar schouder. De rechtbank stelt vast dat de werkwijze op essentiële punten overeenkomt met de onder feit 1 uiteengezette modus operandi. Gelet op de bij de verdachte na haar aanhouding aangetroffen Louis Vuittontas en de zwarte trui met in witte letters het woord ‘ [naam afbeelding01] ’ en de herkenningen, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte de vrouw is die deze diefstal heeft gepleegd.
In de onder 5.2 ten laste gelegde zaak, een diefstal aan de [adres10] te Amsterdam, is sprake van een – op essentiële punten – overeenkomstige werkwijze zoals onder het kopje ‘modus operandi’ uiteengezet. Bij de aangever werd op 6 september 2021 om 15.46 uur aangebeld door een vrouw die werkzaam zou zijn bij [naam zorginstelling01] . De vrouw vertelde dat zij het huis van aangever zou ontsmetten. De aangever werd door de vrouw op zijn scootmobiel in de tuin gezet, waarna de vrouw de woning binnenging. Uit de portemonnee van de aangever is 540 euro weggenomen. De rechtbank beantwoordt de vraag of de verdachte de vrouw is geweest die de diefstal aan de [adres10] heeft gepleegd, bevestigend. De diefstal heeft plaatsgevonden op 6 september tussen 15.45 en 16.30 uur. Met de telefoon van de verdachte worden tussen 16.35 en 16.55 uur meerdere telefoongesprekken gevoerd en er wordt gebruikgemaakt van het internet. Tijdens deze gesprekken en het internetgebruik heeft het toestel verbinding gemaakt met een zendmast die hemelsbreed op 700 meter van de [adres10] staat. Bovendien is op het toestel van de verdachte een foto aangetroffen die AT5 in het opsporingsprogramma bureau 020 heeft gebruikt en die betrekking heeft op de diefstal aan de [adres10] . De rechtbank betrekt eveneens de herkenningen en de Louis Vuittontas die na de aanhouding bij de verdachte is aangetroffen en die de politie ook op de camerabeelden ziet die op dit adres zijn gemaakt, bij haar oordeel dat de verdachte deze diefstal heeft gepleegd.
Onder feit 5.3 is de diefstal op 11 september 2021 rond 14.30 uur aan [adres11] Amsterdam ten laste gelegd. Terwijl de aangeefster op de lift stond te wachten, werd zij aangesproken door een vrouw die vertelde dat zij van de ouderenzorg was en dat de gemeente had besloten dat haar woning gedesinfecteerd moest worden. De vrouw heeft de aangeefster op het balkon geplaatst met de mededeling dat de spuitbus slecht voor de longen van aangeefster was en dat zij beter uit de buurt kon blijven. Nadat de vrouw de woning had verlaten, bleek dat er geld en sieraden waren gestolen. Deze werkwijze komt op essentiële punten overeen met de onder feit 1 genoemde modus operandi. De aangeefster heeft verklaard dat de vrouw op de camerabeelden in het portiek van de woning de vrouw is die bij haar binnen is geweest op 11 september 2021. Uit onderzoek blijkt dat met het toestel van de verdachte die dag om 15.08 uur verbinding is gemaakt met een zendmast op 480 meter van [adres11] in Amsterdam. De vraag die resteert, is of de verdachte de vrouw op de camerabeelden is. Gelet op het bovenstaande in combinatie met de herkenningen en de kleding die na aanhouding van de verdachte is aangetroffen in de koffer van de verdachte en de Louis Vuittontas, terwijl een en ander ook door de politie is gezien op de camerabeelden die op dit adres zijn gemaakt, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte deze diefstal heeft gepleegd.
In de onder 5.4 tenlastegelegde zaak heeft de aangever aangifte gedaan van diefstal uit zijn woning aan de [adres12] te Bussum. Onder feit 6 wordt de verdachte verweten dat zij met de daar weggenomen pinpas heeft betaald en geld heeft opgenomen. Op 29 september 2021 heeft een vrouw bij aangever aangebeld. De vrouw verklaarde dat zij tegen corona kwam spuiten en heeft meegedeeld dat zij de tussendeur dicht zou doen zodat de aangever niets zou ruiken. Bij de aangifte is doorgegeven dat de kleur van de kleding van de vrouw zwart was en dat de vrouw een capuchon had. Nadat de vrouw de woning had verlaten, bleek de pinpas van de ING met pincode van de aangever weggenomen te zijn. Van de rekening van de aangever is op 29 september 2021 geld opgenomen. Op die dag is om 16.48-49 uur 500 euro gepind bij een geldautomaat in Hilversum, vervolgens om 17.58 uur 599 euro bij Ici Paris XL in Utrecht en daarna om 18.22 uur 880 euro bij de Bijenkorf in Utrecht.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte de vrouw is die heeft gepind bij de Ici Paris XL in Utrecht. Op camerabeelden zijn twee moedervlekken in de nek van de vrouw te zien en de rechtbank heeft ter zitting geconstateerd dat de verdachte op dezelfde plek twee moedervlekken heeft. Ook is te zien dat de verdachte een jas van Moncler droeg en een Louis Vuittontas, met daarin een kleinere tas, bij zich had. Bij de pintransactie in de Ici Paris XL heeft de verdachte gebruikgemaakt van een oranje bankpas. Nu het een feit van algemene bekendheid is dat de betaalpassen van de ING oranje van kleur zijn in combinatie met de gehanteerde werkwijze door de vrouw en het signalement zoals is doorgegeven door de aangever, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte de vrouw is geweest die in de woning van aangever is geweest en de pinpas aldaar heeft weggenomen. Dit wordt ondersteund door objectieve gegevens, namelijk dat het toestel van de verdachte die dag om 17.28 uur aanstraalt op een zendmast aan het Jaarbeursplein in Utrecht, nabij winkelcentrum Hoog Catharijne waar de Ici Paris en de Bijenkorf zich bevinden.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte ook heeft gepind bij de Bijenkorf in Utrecht. De verdachte heeft blijkens de camerabeelden in de Bijenkorf een tas om haar arm hangen van de Ici Paris XL, waar zij vlak daarvoor was geweest en heeft gepind. De verdachte droeg een Monclerjas die later in haar koffer is aangetroffen. Daarnaast heeft zij een witte iPhone in haar handen, die ook bij haar aanhouding is aangetroffen. Op deze telefoon wordt later een foto aangetroffen van een Guccitrui, rood van kleur met witte kraag, die de verdachte heeft bekeken in de Bijenkorf en vervolgens heeft afgerekend.
Ook de geldopname te Hilversum is wettig en overtuigend bewezen. Uit het voorgaande volgt dat de verdachte zowel nauwelijks vier uur vóór als iets meer dan één uur na deze transactie de beschikking heeft gehad over de pinpas van aangever. Verder is het een feit van algemene bekendheid dat de kortste route van Bussum naar Utrecht over Hilversum voert. Onder die omstandigheden mag van verdachte een verklaring verwacht worden voor deze – ten aanzien van de transactie te Hilversum – belastende omstandigheden. Deze verklaring is uitgebleven.
5.3.9.
Conclusie
De verweren worden verworpen. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1 tot en met 6, zoals hierna bewezen verklaard.
5.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
zij in de periode van 15 augustus 2020 tot en met 28 oktober 2020te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam en Delft Bergen op Zoom en Zandvoort en Gouda en Rotterdam
1. uit een woning gelegen aan de [adres01] te Hoek van Holland (gemeente Rotterdam) en
2. uit een woning gelegen aan de [adres13] te Delft en
3. uit een woning gelegen aan de [adres04] te Bergen op Zoom en
4. uit een woning gelegen aan de [adres14] te Zandvoort en
5. uit een woning gelegen aan de [adres05] te Gouda en
6. uit een woning gelegen aan de [adres07] te Rotterdam
1. een geldbedrag (ter hoogte van ongeveer € 4.000,-) en sieraden en een horloge en
2. sieraden en
3. een bankpas en
4. een bankpas en sieraden en een geldbedrag (ter hoogte van
ongeveer € 3.000,-) en een set met euro’s en een zilveren Fokkerspeld en een zilveren rijksdaalder en een ridderordelintje en
5. een armband en
6. een geldbedrag (ter hoogte van ongeveer € 5.100,-) en/ sieraden en een parfumflesje en een zakdoekdoosje en een etui en horloges
die aan een ander toebehoorden te weten aan
1. [slachtoffer01] (geboren 1934) en
2. [slachtoffer02] (geboren 1933) en
3. [slachtoffer03] (geboren 1938) en
4. [slachtoffer04] (geboren 1931) en
5. [slachtoffer05] (geboren 1923) en
6. [slachtoffer06] (geboren 1942)
heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en dat/die weg te nemen geld/goederen onder haar bereik heeft gebracht door
middel van een valse
hoedanigheid, of door listige kunstgrepen, of door een samenweefsel van
verdichtsels door
- zich naar de woning van voornoemde slachtoffers te begeven en
- aan te bellen bij de woning van voornoemde [slachtoffer02] en [slachtoffer03] en [slachtoffer06] en
- zich voor te doen aan die [slachtoffer01] en [slachtoffer02] en [slachtoffer03] en [slachtoffer04]
en [slachtoffer05] en de huisgenoot van [slachtoffer06] als een medewerkster van Thuiszorg
en/of de GGD of als een persoon die de woning kwam desinfecteren/ontsmetten
of als een persoon die gebruik wenste maken van het toilet en
- ( vervolgens) zakelijk weergegeven aan voornoemde [slachtoffer01] en [slachtoffer02]
en [slachtoffer03] en [slachtoffer04] en [slachtoffer05] mede te delen dat zij, verdachte, de
woning kwam desinfecteren/ontsmetten in verband met corona en/of (vervolgens)
- mede te delen dat voornoemde [slachtoffer01] en [slachtoffer02] en [slachtoffer04] en
[slachtoffer05] plaats moesten nemen in een andere kamer/ruimte in zijn/haar woning
en
- mede te delen dat voornoemde [slachtoffer03] niet bij het desinfecteren/ontsmetten
aanwezig hoefde te zijn en
- aan de huisgenoot van voornoemde [slachtoffer06] te vragen of zij, verdachte, gebruik kon
maken van het toilet;
2
zij op 30 augustus 2020 te Badhoevedorp geldbedragen van in totaal € 700,- die
aan [slachtoffer07] (geboren 1938),
toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte die weg te nemen geldbedragen onder haar bereik heeft gebracht door middel van
een valse sleutel, door meermalen telkens geld op te nemen met een bankpas en bijbehorende pincode op naam van voornoemde [slachtoffer07] ,
tot welk gebruik verdachte niet gerechtigd was;
3
zij op 16 september 2020 te Heemstede tezamen en in vereniging met een ander geldbedragen (van in totaal ongeveer € 800,-)die
aan [slachtoffer04] (geboren 1931),
toebehoorden
heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte
die weg te nemen geldbedragen onder haar bereik heeft gebracht door middel van
een valse sleutel,
door meermalen telkens geld op te nemen met een bankpas
en bijbehorende pincode op naam van voornoemde [slachtoffer04] , tot welk gebruik verdachte niet gerechtigd was;
4
zij in de periode van 26 oktober 2020 tot en met 27 oktober 2020
te Amsterdam en Utrecht geldbedragen van in totaal ongeveer € 3.230,-
die geheel of ten dele aan [slachtoffer08] (91 jaar oud),
toebehoorden
,
heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte
die weg te nemen geldbedragen onder haar bereik heeft gebracht door middel van
een valse sleutel,
door meermalen telkens te betalen en geld op te nemen met
een bankpas en bijbehorende pincode op naam van voornoemde [slachtoffer08] ,
tot welk gebruik verdachte niet gerechtigd was;
5
zij in de periode van 3 augustus 2021 tot en met 29 september 2021
te Duivendrecht en Amsterdam en Bussum
1. uit een woning gelegen op/aan de [adres09] te Duivendrecht en
2. uit een woning gelegen op/aan de [adres10] te Amsterdam en
3. uit een woning gelegen op/aan de [adres11] te Amsterdam en
4. uit een woning gelegen op/aan de [adres12] te Bussum
1. sieraden en
2. een geldbedrag ter hoogte van € 540,- en
3. sieraden en een ovale groene steen met zirkonia steentjes
en/of een geldbedrag ter hoogte van € 100,- en
4. een bankpas met bijhorende pincode
die
/dat aan een ander toebehoorde(n
)te weten aan
1. [slachtoffer09] (geboren 1932) en2. [slachtoffer10] (geboren 1932) en3. [slachtoffer11] (geboren 1932) en4. [slachtoffer12] (geboren 1934)
heeft weggenomen met het oogmerk om die
/het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of
dat/die weg te nemen geld/goed(eren) onder haar bereik heeft gebracht door
middel van een valse
hoedanigheid, of door listige kunstgrepen, of door een samenweefsel van
verdichtsels door
- zich naar de woning van voornoemde slachtoffers te begeven en
- aan te bellen bij de woning van voornoemde [slachtoffer09] en [slachtoffer10] en
[slachtoffer12] en
- zich voor te doen als een medewerkster van Thuiszorg of [naam zorginstelling01] of de
ouderenzorg of als een persoon die de woning kwam desinfecteren/ontsmetten
en
- ( vervolgens) zakelijk weergegeven
– aan voornoemde slachtoffers mede te delen
dat zij, verdachte, de woning kwam desinfecteren/ontsmetten in verband met
corona en
- mede te delen aan vernoemde [slachtoffer09] dat zij plaats moest nemen in de
woonkamer en
- voornoemde [slachtoffer10] plaats doen nemen op zijn
scootmobiel in de tuin en
- mede te delen aan voornoemde [slachtoffer11] dat zij plaats moest nemen op het
balkon en
- mede te delen aan voornoemde [slachtoffer12] dat zij, verdachte, een tussendeur sloot
zodat voornoemde [slachtoffer12] niets rook van het desinfecteren/ontsmetten;
6
zij op 29 september 2021 te Hilversum en Utrecht,
geldbedragen (van in totaal ongeveer € 1.979,-),
die geheel aan [slachtoffer12] (geboren 1934),
toebehoorden
,
heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte die weg te nemen geldbedragen onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel,
door meermalen telkens te betalen en geld op te nemen met
een bankpas en bijbehorende pincode op naam van voornoemde [slachtoffer12] ,
tot welk gebruik verdachte niet gerechtigd was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

6..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van het aannemen van een valse hoedanigheid of door listige kunstgrepen of door een samenweefsel van verdichtsels, meermalen gepleegd;

2..

diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;

3.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
4.
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
5.
diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van het aannemen van een valse hoedanigheid of door listige kunstgrepen of door een samenweefsel van verdichtsels, meermalen gepleegd;
6.
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

7..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8..Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
Met de babbeltruc dat de verdachte van de thuiszorg was en dat de woningen van de slachtoffers in verband met corona extra gedesinfecteerd moesten worden, is de verdachte de woningen van hoogbejaarde slachtoffers binnengekomen om daar, terwijl zij de slachtoffers liet plaatsnemen in een andere ruimte, op zoek te gaan naar waardevolle spullen. Uit de woningen van de hoogbejaarde slachtoffers heeft de verdachte onder andere contant geld, pinpassen en sieraden gestolen. In een aantal zaken is, nadat de verdachte de pinpas had gestolen, ook de bijhorende pincode bij de slachtoffers ontfutseld. Vervolgens heeft de verdachte (in een zaak ook samen met een ander) geldbedragen van de rekeningen van de slachtoffers opgenomen, waardoor de verdachte zich eveneens schuldig heeft gemaakt aan diefstal door middel van een valse sleutel. Ook heeft de verdachte de pinpassen van de slachtoffers gebruikt om merkkleding en luxe artikelen aan te schaffen.
De rechtbank gaat ervan uit dat de verdachte bewust de doelgroep voor haar babbeltruc heeft uitgekozen. Het gaat namelijk in alle gevallen om (hoog)bejaarde slachtoffers. Uit de aangiften en de toelichtingen op de vorderingen van de benadeelde partijen blijkt dat het handelen van de verdachte grote impact op de levens van de slachtoffers heeft gehad. De strekking van deze verklaringen komt op hetzelfde neer: de verdachte heeft op grove wijze misbruik gemaakt van het door de slachtoffers in haar gestelde vertrouwen. Zo beschrijven de slachtoffers dat zij na de diefstal een lange tijd slecht hebben geslapen, dat zij angstiger en wantrouwiger zijn dan voorheen en dat zij hun huis lange tijd niet meer hebben durven verlaten. Slachtoffers verwijten zichzelf dat zij in de babbeltruc zijn getrapt. Bij veel slachtoffers zijn sieraden of andere spullen gestolen die hun dierbaar zijn en waaraan zij emotioneel zeer gehecht waren. Met de diefstal zijn de slachtoffers niet alleen hun spullen kwijt, maar ook de herinneringen die hieraan verbonden zijn. Dit is een pijnlijk gemis.
Dit zijn ernstige feiten. Door haar handelen heeft de verdachte geen respect getoond voor de privacy van de slachtoffers en heeft de verdachte financiële schade en overlast veroorzaakt. Het gevoel van veiligheid bij de slachtoffers is aangetast, terwijl zij zich thuis bij uitstek veilig horen te voelen. De verdachte heeft alleen oog gehad op eigen financieel gewin en is hierbij totaal voorbij gegaan aan de gevolgen voor de kwetsbare slachtoffers. Daarbij houdt de rechtbank er rekening mee dat de wetgever op diefstal door dit soort babbeltrucs een zwaardere maximumstraf heeft gezet, omdat het een ernstigere verschijningsvorm van criminaliteit is die sterk bijdraagt aan het gevoel van onveiligheid van kwetsbare groepen, zoals ouderen of zwakkeren. De rechtbank rekent de verdachte dit dan ook zwaar aan.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 maart 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder – weliswaar langer dan vijf jaar geleden –is veroordeeld voor onder meer vermogenscriminaliteit. Uit de uittreksels van de justitie documentatie uit België en Italië blijkt ook dat de verdachte in beide landen eerder is veroordeeld voor diefstal.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies. Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten, waarin confrontatie met personen in kwetsbare situaties, zoals een bejaardencomplex of bejaardencentrum, als strafverzwarende factoren worden genoemd.
Voor insluiping wordt bij recidive een gevangenisstraf van 3 maanden als oriëntatiepunt gegeven en bij veelvuldige recidive een gevangenisstraf van 6 maanden. In deze zaak gaat het om veertien gekwalificeerde diefstallen, waarbij de verdachte ook de huizen van de slachtoffers is binnengedrongen door middel van een babbeltruc.
Als strafverzwarend heeft verder te gelden dat Nederland op het moment van het bewezenverklaarde in een gezondheidscrisis verkeerde. Het coronavirus hield Nederland en de wereld in zijn greep. Als landelijke maatregel gold dat werd opgeroepen zo veel mogelijk thuis te blijven en thuis te werken. Over de gevolgen van het virus was nog veel onbekend. In de periode met versoepelingen van de maatregelen voelden ouderen zich uit angst voor besmetting nog steeds niet vrij om alles te doen wat ze zouden willen. De verdachte heeft bewust op slinkse wijze ingespeeld op de onzekerheid bij ouderen en heeft hen laten geloven dat hun woning extra gedesinfecteerd moest worden, om zo hun (waardevolle) spullen te stelen. Deze laffe en brutale werkwijze rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan. Ook geldt als strafverzwarend dat de verdachte zich in het verleden veelvuldig schuldig heeft gemaakt aan vermogensdelicten. Hieruit blijkt dat de verdachte hardleers is en zich weinig aantrekt van de aan haar opgelegde straffen.
De verdediging heeft verzocht de eis van de officier van justitie fors te matigen, gelet op soortgelijke zaken. De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden volstaan met een gevangenisstraf van kortere duur dan door de officier van justitie is geëist. De verdachte heeft zich beroepen op haar zwijgrecht. Dat is haar goed recht, maar brengt ook mee dat de rechtbank verder niets heeft gehoord over haar motieven en eventuele omstandigheden bij de gepleegde misdrijven die strafverzachtend zouden kunnen werken. Alles afwegend acht de rechtbank daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, zoals geëist, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9..In beslag genomen voorwerpen

Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich primair gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en subsidiair, overeenkomstig de lijst van in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen (bijlage III), gevorderd de voorwerpen genummerd 5 tot en met 12 terug te geven aan de verdachte.
Standpunt verdediging
Ten aanzien van het beslag heeft de verdediging geen standpunt ingenomen.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat de op de beslaglijst aangeduide voorwerpen waarop strafrechtelijk beslag ligt onder de verdachte in beslag zijn genomen. Ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen, genummerd 5 tot en met 12, zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

10..Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partijen in het geding gevoegd:
  • [slachtoffer04], ter zake het ten laste gelegde onder 1.4 en 3. Zij vordert vergoeding van €7.787,06 aan materiële schade en van € 750 aan immateriële schade;
  • [slachtoffer05], ter zake het tenlastegelegde onder 1.5. Zij vordert vergoeding van € 2.400 aan materiële schade;
  • [slachtoffer06], ter zake het tenlastegelegde onder 1.6. Zij vordert, na verhoging ter zitting, vergoeding van € 5.100 aan materiële schade en van € 450 aan immateriële schade;
  • [slachtoffer08], ter zake van het tenlastegelegde onder 4. Hij vordert vergoeding van
€ 3.930 aan materiële schade.
10.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot telkens toewijzing van de gehele vordering, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit met uitzondering van een bedrag van € 700 dat wordt gevorderd door [slachtoffer08] , omdat de diefstal daarvan niet ten laste is gelegd.
10.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft naar voren gebracht ter zake van de vordering van:
  • [slachtoffer04], primair dat deze niet-ontvankelijk is, omdat de verdachte moet worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de verdediging gelet op de zeer uitvoerige onderbouwing van de vordering geen opmerkingen en refereert zij zich aan het oordeel van de rechtbank;
  • [slachtoffer05], primair dat deze niet-ontvankelijk is, omdat de verdachte moet worden vrijgesproken. Subsidiair dat de vordering op door de verdediging geconcretiseerde punten onvoldoende is onderbouwd en moet worden afgewezen;
  • [slachtoffer06], primair dat deze niet-ontvankelijk is, omdat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vervolging, althans de verdachte moet worden vrijgesproken. Subsidiair dat de benadeelde partij niet duidelijk kan maken welk geldbedrag precies aanwezig was en dat de vordering daarom ter zake materiële schade moet worden afgewezen. Ter zake de immateriële schade heeft de verdediging geen opmerkingen;
  • [slachtoffer08], primair dat deze niet-ontvankelijk is, omdat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vervolging, althans de verdachte moet worden vrijgesproken. Subsidiair refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
10.3.
Beoordeling
Primair verweer
De rechtbank verwerpt steeds het primaire verweer, omdat zij de officier van justitie ontvankelijk verklaart in de vervolging en de verdachte veroordeelt voor de ten laste gelegde feiten.
Vordering [slachtoffer04]
De rechtbank overweegt voorts als volgt ter zake van de vordering van [slachtoffer04] .
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De rechtbank acht ter zake de gevorderde immateriële schade het volgende van belang.
Op grond van rechtspraak van de Hoge Raad moet de rechtbank als zij van oordeel is dat bij de benadeelde partij immateriële schade in de vorm van aantasting in de persoon aangenomen kan worden, dat oordeel, in het bijzonder ook wat betreft die gevolgen van de normschending voor de benadeelde partij, motiveren aan de hand van de door de benadeelde partij aangedragen gegevens.
Het bewezen verklaarde feit heeft voor de benadeelde partij dermate ingrijpende gevolgen dat zij naar het oordeel van de rechtbank grond bieden voor het aannemen van een aantasting in de persoon. De rechtbank doet hiertoe de volgende vaststellingen omtrent die gevolgen. Deze volgen uit de onderbouwing van de vordering van de benadeelde partij en haar brief van 3 maart 2022 en de rechtbank vindt nog steun voor hetgeen de benadeelde partij verklaart in de verklaring van haar dorpsgenoot [naam03] , die zich nog herinnert dat de benadeelde partij heel erg overstuur was. [1] Ten eerste schrijft de benadeelde partij dat het misdrijf een grote impact op haar heeft gehad. Op het moment dat zij besefte wat er werkelijk was gebeurd, werd zij overmand door emoties: overrompeld, woedend, beschaamd, niet in staat om te geloven dat zij erin was getrapt, naïef, dom en vrezend voor afkeurende reacties. Ten tweede durfde de benadeelde partij door het misdrijf niet meer alleen in haar woning te zijn en/of te slapen en werd haar woongenot aangetast. Zij voelde zich ontzettend kwetsbaar en klein. De dochter van benadeelde bleef daarom na het misdrijf bij haar slapen. De benadeelde partij deed de eerste nacht geen oog dicht, omdat zij piekerde over het misdrijf en kampte met veel zelfverwijten. Zij sliep ook in de nachten na het misdrijf onrustig en stapte regelmatig uit bed. De slaapproblemen hielden twee maanden aan. Ook in maart 2022, bij het invullen van alle formulieren en het schrijven van haar brief, sliep zij menige nacht slecht. Er spookt weer van alles door haar hoofd. Ten derde had het misdrijf invloed op het dagelijks functioneren van de benadeelde partij. Zij was bewust en onbewust met het misdrijf bezig, bang om te worden gevolgd en enkele maanden overmatig alert bij de voordeur wanneer zij haar woning binnenging. Zij durfde enkele maanden niet meer alleen naar buiten om boodschappen te doen en durfde niet zelfstandig geld te pinnen. Haar kinderen namen deze taken in deze periode van haar over. Inmiddels (in april 2022, dat is dus meer dan zes maanden na het bewezen verklaarde feit) durft de benadeelde partij weer zelfstandig geld te pinnen en naar buiten te gaan. Door het misdrijf is de benadeelde partij wantrouwig jegens (onbekende) mensen. Tot de dag waarop de vordering is opgemaakt vraagt zij, als zij afspraken heeft staan met de thuiszorg, aan de deur om legitimatie wanneer zij de situatie niet vertrouwt. Het misdrijf heeft de benadeelde partij zeer aangegrepen en haar vertrouwen in de medemens is geschaad. Ook in maart 2022 durft de benadeelde partij niet haar deur open te doen als zij niet weet wie er komt. Zij schrijft dat de impact van dit alles op haar leven niet te beschrijven is en dat hetgeen de verdachte haar heeft aangedaan met verdriet gepaard gaat. Ten slotte zijn tijdens het misdrijf diverse goederen met emotionele waarde weggenomen, waaronder twee trouwringen en een gouden choker, die de benadeelde partij als cadeau had ontvangen van haar overleden echtgenoot. Daarbij is tevens het adresboek van de benadeelde partij weggenomen. Zij had veel waardevolle contacten in haar adresboek genoteerd, die zij na het misdrijf niet meer kon achterhalen. Zij voelde zich bedroefd en schuldig, omdat zij hen niet meer kon bereiken en omdat zij het gevoel had dat deze contacten zich in de steek gelaten zouden voelen. Onder de weggenomen goederen bevond zich ook een ridderorde, die de benadeelde partij had ontvangen voor onder andere haar werk als jong meisje in het verzet, vrijwilligerswerk en kerkelijke taken. Het deed haar daarom veel verdriet dat deze goederen waren weggenomen. Gelet op de herinneringen daaraan waren deze goederen voor benadeelde onvervangbaar.
In verband met de rechtspraak van de Hoge Raad, die er zakelijk weergegeven op neer komt dat niet voor de hand ligt om een aantasting in de persoon “op andere wijze” aan te nemen als de nadelige gevolgen enkel bestaan in het verlies van een voorwerp, alsmede dat de omstandigheid dat een voorwerp ook een emotionele waarde in beginsel niet volstaat om te kunnen aannemen dat het verlies van dit voorwerp zo een aantasting oplevert, overweegt de rechtbank nader dat de nadelige gevolgen, zoals hiervoor is overwogen, naar haar oordeel niet
enkelbestaan in het verlies van voorwerpen. Ten overvloede overweegt zij dat de omstandigheid dat voorwerpen emotionele waarde hebben, zich in dit geval concretiseert en in bijzondere mate personaliseert, omdat het onder meer gaat om de trouwring van de echtgenoot van de benadeelde partij en om een haar, wegens haar persoonlijke verdiensten, toegekende ridderorde.
De verdediging heeft de vordering, subsidiair, inhoudelijk niet betwist, ook niet wat betreft de feitelijke juistheid van hetgeen ter onderbouwing van de immateriële schade wordt gerelateerd. Zij vindt deze zeer uitvoerig onderbouwd en heeft de ernst van de feiten vooropgesteld bij het pleidooi. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voor. De rechtbank stelt de immateriële schadevergoeding naar billijkheid vast op het door de benadeelde partij gevorderde bedrag. De vordering zal daarom worden toegewezen zowel wat betreft de materiële als de immateriële schade. De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag wordt vermeerderd met wettelijke rente vanaf 16 september 2020. Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Vordering [slachtoffer05]
De rechtbank overweegt voorts als volgt ter zake van de vordering van [slachtoffer05] .
Onvoldoende is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks de door haar gevorderde materiële schade is toegebracht, noch ter hoogte van welk (resterend) bedrag. De verdediging heeft de vordering op deze punten ook betwist. In de eerste plaats heeft de rechtbank overeenkomstig de tenlastelegging de gekwalificeerde diefstal van een armband bewezen verklaard. De officier van justitie heeft de diefstal van twee sieraden die op een latere goederenbijlage zijn vermeld, [2] niet ten laste gelegd. De rechtbank heeft dus ook niet kunnen beoordelen of bewezen verklaren dat de verdachte die sieraden heeft gestolen met materiële schade als gevolg. Ten tweede is blijkens de goederenbijlage bij de aangifte de waarde van de armband waarvan de diefstal bewezen is verklaard, onbekend. De vordering gaat niet vergezeld van stukken die de waarde van die armband op enigerlei wijze onderbouwen en is ter zitting niet toegelicht. Ten derde betreft de vordering in algemene zin erfstukken/sieraden, die de benadeelde partij waardeert op “circa” € 3.600, en waarvoor de verzekering kennelijk in totaal € 2.400 heeft vergoed, waarna € 1.200 wordt gevorderd. De rechtbank kan echter niet zonder meer vaststellen welk gedeelte daarvan telkens de diefstal van de bewezen verklaarde armband betreft.
Omdat nader onderzoek naar de omvang van de schade ter zake de gestolen armband een onevenredige belasting van het strafgeding vormt, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard. Zij kan zich ten aanzien hiervan wenden tot de burgerlijke rechter. Gelet hierop zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Vordering [slachtoffer06]
De rechtbank overweegt voorts als volgt ter zake van de vordering van [slachtoffer06] .
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
Op basis van de aangifte verklaart de rechtbank diefstal van ongeveer € 5.100 bewezen.
Ten eerste betreft dit blijkens de aangifte en de onderbouwing van de vordering twee geldbedragen die geheel aan de benadeelde partij toebehoren. Het eerste bedrag is € 600 en de benadeelde partij denkt dat het tweede bedrag ongeveer € 3.500 was. Zij komt hiertoe, omdat er oorspronkelijk – naar de verdediging niet heeft betwist – € 4.000 in die enveloppe zat en zij er – naar feitelijk evenmin is betwist – “een aantal keer wat geld uit [heeft] gepakt voor het doen van boodschappen”. Niet, althans niet voldoende betwist is dat materiële schade is ontstaan door de diefstal van een tweede geldbedrag. De rechtbank begroot de schade op € 3.500 door middel van schatting, gebaseerd op deze aangifte. Niet aannemelijk is gemaakt of geworden dat het “een aantal keer” pakken van “ wat geld” met het doen van boodschappen als doel voor een kennelijk destijds uit een of twee personen bestaand huishouden meer dan € 500 bedraagt.
Ten tweede betreft het bewezen verklaarde bedrag blijkens de aangifte en de onderbouwing van de vordering een bedrag van ongeveer € 1.000 dat van de vriend van de benadeelde partij was en dat zij beheerde. De benadeelde partij vordert ook vergoeding van dat bedrag en stelt dat zij de enige erfgename is van deze inmiddels overleden vriend. De rechtbank kan de juistheid van die stelling en daarmee de rechtmatigheid en gegrondheid van de vordering in zoverre niet verifiëren. Omdat nader onderzoek daarnaar een onevenredige belasting van het strafgeding vormt, zal de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Zij kan zich ten aanzien hiervan wenden tot de burgerlijke rechter.
De rechtbank acht ter zake de immateriële schade dezelfde rechtspraak van de Hoge Raad in het bijzonder van belang, die hierboven is aangehaald bij de overwegingen ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer04] .
De rechtbank overweegt dat de benadeelde partij zich er niet op beroept dat sprake is van geestelijk letsel in de zin van een psychiatrisch ziektebeeld. Zij is van oordeel dat het bestaan van geestelijk letsel als bedoeld in de rechtspraak van de Hoge Raad niet kan worden vastgesteld.
Het bewezen verklaarde feit heeft voor de benadeelde partij dermate ingrijpende gevolgen dat zij naar het oordeel van de rechtbank grond bieden voor het aannemen van een aantasting in de persoon. De rechtbank doet hiertoe de volgende vaststellingen omtrent die gevolgen. Deze volgen uit de onderbouwing van de vordering van de benadeelde partij. Ten eerste schrijft de benadeelde partij dat de diefstal veel met haar doet. Zij kwam thuis in een ravage. Haar partner kon niet goed vertellen wat er was gebeurd, hij leek in paniek, hij heeft nooit met haar over het misdrijf kunnen praten, het leek alsof haar partner het voorval niet heeft kunnen verwerken en de benadeelde partij merkte een gedragsverandering bij hem (door het misdrijf is hij angstiger geworden). De partner van de benadeelde partij is inmiddels overleden. De benadeelde partij is onder andere bang voor de politie, die na het misdrijf veel langs is gekomen. Ten tweede durft de benadeelde partij het huis ook ten tijde van de dag waarop de vordering is opgemaakt nog niet te verlaten. Het maakt de benadeelde partij angstig dat de verdachte simpelweg heeft aangebeld en het huis is binnengegaan ondanks de aanwezigheid van haar partner. Vanwege het misdrijf is zij alerter als er wordt aangebeld. Ten slotte heeft de verdachte sieraden gestolen met sentimentele waarde. Sommige sieraden had de benadeelde partij al sinds haar jeugd. Andere sieraden waren erfstukken.
In verband met het hierboven gerelateerde oordeel van de Hoge Raad dat niet voor de hand ligt om een aantasting in de persoon “op andere wijze” aan te nemen als de nadelige gevolgen enkel bestaan in het verlies van een voorwerp, alsmede dat de omstandigheid dat een voorwerp ook een emotionele waarde in beginsel niet volstaat om te kunnen aannemen dat het verlies van dit voorwerp zo een aantasting oplevert, overweegt de rechtbank nader dat de nadelige gevolgen, zoals hiervoor is overwogen, naar haar oordeel niet énkel bestaan in het verlies van voorwerpen.
De verdediging heeft de vordering, subsidiair, inhoudelijk niet betwist wat betreft de feitelijke juistheid van hetgeen ter onderbouwing van de immateriële schade wordt gerelateerd. Zij heeft de ernst van de feiten vooropgesteld bij het pleidooi. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voor. De rechtbank stelt de immateriële schadevergoeding naar billijkheid vast op het door de benadeelde partij gevorderde bedrag. De vordering zal daarom worden toegewezen zowel wat betreft de materiële als de immateriële schade. De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag wordt vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 september 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Vordering [slachtoffer08]
De rechtbank overweegt voorts als volgt ter zake van de vordering van [slachtoffer08] .
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De verdediging heeft de vordering, subsidiair, inhoudelijk niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor, voor zover zij een bedrag van € 3.230 bedraagt. Dit is het bewezen verklaarde bedrag. De officier van justitie heeft de diefstal van € 700 – kort gezegd: zeven maal pinnen te Vleuten, waarvan geen camerabeelden zijn – niet ten laste gelegd. De rechtbank heeft dus ook niet kunnen beoordelen of bewezen verklaren dat de verdachte dat geld heeft gestolen met materiële schade als gevolg. In zoverre zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan zich ten aanzien hiervan wenden tot de burgerlijke rechter. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag wordt vermeerderd met wettelijke rente vanaf 27 oktober 2020. Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
10.4.
Conclusie
De verdachte moet betalen aan de benadeelde partij:
  • [slachtoffer04], een schadevergoeding van € 8.537,06, vermeerderd met de wettelijke rente;
  • [slachtoffer06], een schadevergoeding van € 4.550, vermeerderd met de wettelijke rente. Voor het overige is de benadeelde partij niet-ontvankelijk;
  • [slachtoffer08], een schadevergoeding van € 3.230, vermeerderd met de wettelijke rente. Voor het overige is de benadeelde partij niet-ontvankelijk.
Tevens wordt telkens oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
De benadeelde partij
[slachtoffer05]is niet-ontvankelijk i
n de vordering.

11..De voorlopige hechtenis

Bij mondeling tussenvonnis van 2 augustus 2022 heeft de rechtbank ter zake van de feiten 1 (onder de nummers 3, 5 en 6), 2, 4, 5 en 6 de voorlopige hechtenis opgeheven. Thans kan opnieuw een bevel tot voorlopige hechtenis worden gegeven, nu het vervolgingsbeletsel als bedoeld in artikel 27 lid 2 van het Kaderbesluit is komen te vervallen.
De rechtbank zal daarom bij apart geminuteerde uitspraak van heden de gevangenneming van verdachte bevelen voor de feiten 1 (onder de nummers 3, 5 en 6), 2, 4, 5 en 6.

12..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

13..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

14..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 tot en met 6 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering, in voorlopige hechtenis en in detentie in het buitenland ingevolge het verzoek om overlevering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van: de voorwerpen genummerd 5 tot en met 12;
[slachtoffer04]
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer04] , te betalen een bedrag van
€ 8.537,06 (zegge: achtduizend vijfhonderdzevenendertig euro en zes cent),bestaande uit € 7.787,06 aan materiële schade en € 750 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 16 september 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer04] te betalen
€ 8.537,06(hoofdsom,
zegge: achtduizend vijfhonderdzevenendertig euro en zes cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 september 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 8.537,06 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
77 dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
[slachtoffer05]
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
[slachtoffer06]
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer06] , te betalen een bedrag van
€ 4.550 (zegge: vierduizend vijfhonderdvijftig euro),bestaande uit € 4.100 aan materiële schade en € 450 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 september 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer06] te betalen
€ 4.550(hoofdsom,
zegge: vierduizend vijfhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 september 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 4.550 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
55 dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
[slachtoffer08]
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer08] , te betalen een bedrag van
€ 3.230 (zegge: drieduizend tweehonderddertig euro),bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 26 oktober 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer08] te betalen
€ 3.230(hoofdsom,
zegge: drieduizend tweehonderddertig euro),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 oktober 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 3.230 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
42 dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. A. Bonder en F. van Laanen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Knook, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 november 2022.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
zij in of omstreeks de periode van 15 augustus 2020 tot en met 28 oktober 2020
te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam en/of Delft en/of Bergen op Zoom en/of
Zandvoort en/of Gouda en/of Rotterdam, althans in Nederland,
1. in/uit een woning gelegen op/aan de [adres01] te Hoekvan Holland (gemeente Rotterdam) en/of
2. in/uit een woning gelegen op/aan de [adres15] te Delft en/of
3. in/uit een woning gelegen op/aan de [adres04] te Bergen op Zoom en/of
4. in/uit een woning gelegen aan de [adres14] te Zandvoort
5. in/uit een woning gelegen aan de [adres05] te Gouda en/of
6. in/uit een woning gelegen aan de [adres07] te Rotterdam
1. een geldbedrag (ter hoogte van ongeveer € 4.000,-) en/of
één of meer siera(a)d(en) en/of een horloge en/of
2. één of meer siera(a)d(en) en/of
3. een bankpas en/of
4. een bankpas en/of één of meer siera(a)d(en) en/of een geldbedrag (ter hoogte van
ongeveer € 3.000,-) en/of een set met euro’s en/of een zilveren Fokker speld en/of
een zilveren rijksdaalder en/of een Ridderorde/lintje en/of
5. een armband en/of
6. een geldbedrag (ter hoogte van ongeveer € 5.100,-) en/of één of meersiera(a)d(en) en/of een parfumflesje en/of een zakdoekdoosje en/of een etui en/ofhorloges
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde te wetenaan
1. [slachtoffer01] (geboren 1934) en/of
2. [slachtoffer02] (geboren 1933) en/of
3. [slachtoffer03] (geboren 1938) en/of
4. [slachtoffer04] (geboren 1931) en/of
5. [slachtoffer05] (geboren 1923) en/of
6. [slachtoffer06] (geboren 1942)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of
dat/die weg te nemen geld/goed(eren) onder haar bereik heeft gebracht door
middel van een valse order of het aannemen van een valse naam of van een valse
hoedanigheid, of door listige kunstgrepen, of door een samenweefsel van
verdichtsels door
- zich naar de woning van voornoemde slachtoffers te begeven en/of
- aan te bellen bij de woning van voornoemde [slachtoffer02] en/of [slachtoffer03] en/of
[slachtoffer05] en/of [slachtoffer06] en/of
- zich voor te doen aan die [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] en/of [slachtoffer03] en/of [slachtoffer04]
en/of [slachtoffer05] en/of de huisgenoot van [slachtoffer06] als een medewerkster van Thuiszorg
en/of de GGD en/of als een persoon die de woning kwam desinfecteren/ontsmetten
en/of als een persoon die gebruik wenste maken van het toilet en/of
- ( vervolgens) zakelijk weergegeven – aan voornoemde [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02]
en/of [slachtoffer03] en/of [slachtoffer04] en/of [slachtoffer05] mede te delen dat zij, verdachte, de
woning kwam desinfecteren/ontsmetten in verband met corona en/of (vervolgens)
- mede te delen dat voornoemde [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] en/of [slachtoffer04] en/of
[slachtoffer05] plaats moesten nemen in een andere kamer/ruimte in zijn/haar woning
en/of
- mede te delen dat vernoemde [slachtoffer03] niet bij het desinfecteren/ontsmetten
aanwezig hoefde te zijn en/of
- aan de huisgenoot van voornoemde [slachtoffer06] te vragen of zij, verdachte, gebruik kon
maken van het toilet;
2
zij op of omstreeks 30 augustus 2020 te Badhoevedorp, althans in Nederland,
(een) geldbedrag(en) (van in totaal ongeveer € 700,-), in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan [slachtoffer07] (geboren 1938),
in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of
die weg te nemen geldbedrag(en) onder haar bereik heeft gebracht door middel van
een valse sleutel,
door meermalen, althans eenmaal, (telkens) geld op te nemen met een bankpas
en/of bijbehorende pincode op naam van voornoemde [slachtoffer07] ,
tot welke gebruik verdachte niet gerechtigd was;
3
zij op of omstreeks 16 september 2020 te Heemstede, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(een) geldbedrag(en) (van in totaal ongeveer € 800,-), in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan [slachtoffer04] (geboren 1931),
in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of
die weg te nemen geldbedrag(en) onder haar bereik heeft gebracht door middel van
een valse sleutel,
door meer malen, althans eenmaal, (telkens) geld op te nemen met een bankpas
en/of bijbehorende pincode op naam van voornoemde [slachtoffer04] ,
tot welke gebruik verdachte niet gerechtigd was;
4
zij in of omstreeks de periode van 26 oktober 2020 tot en met 27 oktober 2020
te Amsterdam en/of Utrecht, althans in Nederland,
(een) geldbedrag(en) (van in totaal ongeveer € 3.230,-), in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer08] (91 jaar oud),
in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of
die weg te nemen geldbedrag(en) onder haar bereik heeft gebracht door middel van
een valse sleutel,
door meermalen, althans eenmaal, (telkens) te betalen en/of geld op te nemen met
een bankpas en/of bijbehorende pincode op naam van voornoemde [slachtoffer08] ,
tot welk gebruik verdachte niet gerechtigd was;
5
zij in of omstreeks de periode van 3 augustus 2021 tot en met 29 september 2021
te Duivendrecht en/of Amsterdam en/of Bussem, althans in Nederland,
1. in/uit een woning gelegen op/aan de [adres16] te Duivendrecht en/of
2. in/uit een woning gelegen op/aan de [adres10] te Amsterdam en/of
3. in/uit een woning gelegen op/aan de [adres11] te Amsterdam en/of
4. in/uit een woning gelegen op/aan de [adres12] te Bussum
1. één of meer siera(a)d(en) en/of
2. een geldbedrag (ter hoogte van ongeveer € 540,-) en/of
3. één of meer siera(a)d(en) en/of een ovale groene steen met zirkonia steentjes
en/of een geldbedrag (ter hoogte van ongeveer € 100,-) en/of
4. een bankpas met bijhorende pincode
in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde te weten aan
1. [slachtoffer09] (geboren 1932) en/of
2. [slachtoffer10] (geboren 1932) en/of
3. [slachtoffer11] (geboren 1932) en/of
4. [slachtoffer12] (geboren 1934)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of
dat/die weg te nemen geld/goed(eren) onder haar bereik heeft gebracht door
middel van een valse order of het aannemen van een valse naam of van een valse
hoedanigheid, of door listige kunstgrepen, of door een samenweefsel van
verdichtsels door
- zich naar de woning van voornoemde slachtoffers te begeven en/of
- aan te bellen bij de woning van voornoemde [slachtoffer09] en/of [slachtoffer10] en/of
[slachtoffer12] en/of
- zich voor te doen als een medewerkster van Thuiszorg en/of [naam zorginstelling01] en/of de
ouderenzorg en/of als een persoon die de woning kwam desinfecteren/ontsmetten
en/of
- ( vervolgens) zakelijk weergegeven – aan voornoemde slachtoffer(s) mede te delen
dat zij, verdachte, de woning kwam desinfecteren/ontsmetten in verband met
corona en/of
- mede te delen aan vernoemde [slachtoffer09] dat zij plaats moest nemen in de
woonkamer, althans in een andere ruimte in/bij de woning en/of
- mede te delen aan voornoemde [slachtoffer10] dat hij plaats moest nemen in/op zijn
scootmobiel in de tuin, althans in een andere ruimte in/bij de woning en/of
- mede te delen aan voornoemde [slachtoffer11] dat zij plaats moest nemen op het
balkon, althans in een andere ruimte in/bij de woning en/of
- mede te delen aan voornoemde [slachtoffer12] dat zij, verdachte, een tussendeur sloot
zodat voornoemde [slachtoffer12] niets rook van het desinfecteren/ontsmetten;
6
zij op of omstreeks 29 september 2021 te Hilversum en/of Utrecht,
althans in Nederland,
(een) geldbedrag(en) (van in totaal ongeveer € 1.979,-), in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer12] (geboren 1934),
in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of
die weg te nemen geldbedrag(en) onder haar bereik heeft gebracht door middel van
een valse sleutel,
door meer malen, althans eenmaal, (telkens) te betalen en/of geld op te nemen met
een bankpas en/of bijbehorende pincode op naam van voornoemde [slachtoffer12] ,
tot welke gebruik verdachte niet gerechtigd was.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevindingen van 26 januari 2022, documentcode 2201261055.AMB, p. 2.
2.D.d. 10 november 2020, registratienummer [nummer01] .