In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee partijen over de ontbinding van een koopovereenkomst van een tweedehands auto. Eiseres, aangeduid als [persoon01], heeft op 17 juli 2021 een BMW 7-serie gekocht van gedaagde, aangeduid als [persoon02], voor € 15.000. Na problemen met de auto heeft [persoon01] de koopovereenkomst op 19 oktober 2021 buitengerechtelijk ontbonden, wat door [persoon02] werd geaccepteerd. Bij het ophalen van de auto op 24 februari 2022 constateerde [persoon02] schade aan de auto, wat leidde tot een geschil over wie verantwoordelijk was voor deze schade.
De kantonrechter oordeelde dat de zorgplicht van [persoon01] niet was geschonden, omdat de schade aan de auto na de ontbinding was ontstaan en het risico van de auto bij [persoon02] lag. De rechter concludeerde dat [persoon01] recht had op terugbetaling van de koopprijs en dat [persoon02] de auto op zijn kosten moest registreren. Daarnaast werden de buitengerechtelijke incassokosten en rente toegewezen aan [persoon01]. De vorderingen van [persoon02] in reconventie werden afgewezen, omdat de schade niet aan [persoon01] kon worden toegerekend.
De kantonrechter heeft de proceskosten aan de zijde van [persoon01] vastgesteld op € 1.553,10, en [persoon02] werd veroordeeld in deze kosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [persoon02] onmiddellijk aan de uitspraak moest voldoen, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.