In deze zaak, die zich afspeelt in Rotterdam, hebben twee huurders, aangeduid als [eiseres 1] en [eiseres 2], een kort geding aangespannen tegen hun verhuurder, aangeduid als [gedaagde]. De huurders verblijven op basis van huurovereenkomsten in een woning, maar de verhuurder heeft een ontruimingstitel verkregen via een eerder vonnis van de kantonrechter. De huurders vorderen in dit kort geding dat de voorzieningenrechter de verhuurder verbiedt om hen te ontruimen, omdat zij stellen dat de verhuurder niet over een geldige ontruimingstitel beschikt. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de huurders een spoedeisend belang hebben bij hun vordering, aangezien de ontruiming gepland staat op 21 september 2022. De voorzieningenrechter oordeelt dat er voldoende bewijs is dat de huurovereenkomsten tussen de huurders en de verhuurder tot stand zijn gekomen, ondanks de betwisting van de verhuurder. De voorzieningenrechter wijst de vordering van de huurders toe en verbiedt de verhuurder om over te gaan tot ontruiming. Tevens wordt de verhuurder veroordeeld in de proceskosten van de huurders, die op € 742,00 zijn begroot. Dit vonnis is uitgesproken op 20 september 2022.